direct naar inhoud van Artikel 12 Voorlopige bestemming - Bedrijventerrein - 3
Plan: PolanenPark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0393.BPPP16201001-VG01

Artikel 12 Voorlopige bestemming - Bedrijventerrein - 3

12.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming - Bedrijventerrein - 3

De op grond van artikel 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening voor 'Voorlopige bestemming - Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. bergingen en andere nevenruimten;
  • c. erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. laad- en losvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ondersteunende horeca;
  • h. verkeersareaal;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op en onder de in het eerste lid genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding “maximale bouwhoogte” staat aangeduid;
  • b. minimum afstand bebouwing tot zijdelingse bouwperceelsgrenzen, grenzend aan andere bouwpercelen: 3,5 meter;
  • c. minimum afstand bebouwing tot achtergelegen bouwperceelsgrenzen, grenzend aan andere bouwpercelen: 5 meter;
  • d. bij de realisatie van een kap mag de dakhelling niet minder dan 15º en niet meer dan 50º bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen: 3 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 20 meter.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Bedrijven

Voor bedrijven geldt:

  • a. milieucategorie: uitsluitend bedrijven die voorkomen in categorie 5.2 onder SBI-Code 372, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage 1, Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde industriebedrijven in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins en opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking.
12.3.2 Parkeren

Voor parkeren geldt:

  • a. uitsluitend op eigen terrein;
  • b. minimum 0,9 parkeerplaatsen per 100 m ² bedrijfsvloeroppervlakte.
12.4 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in het eerste lid geldt tot en met 31 december 2013.

12.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming Bedrijventerrein - 3

De op grond van artikel 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening voor 'Voorlopige bestemming - Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in lid 12.4bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. bergingen en andere nevenruimten;
  • c. erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. laad- en losvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ondersteunende horeca;
  • h. verkeersareaal;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.6 Bouwregels
12.6.1 Algemeen

Op en onder de in het eerste lid genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

12.6.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gevel van een gebouw dat tot de eerstelijnse bebouwing behoort dient in de aangegeven verplichte gevellijn gerealiseerd te worden;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a. bedraagt de afstand tot de gevellijn 25 meter voor alzijdig ontsloten gebouwen;
  • c. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding "maximale bouwhoogte" staat aangeduid;
  • d. minimum afstand bebouwing tot zijdelingse bouwperceelsgrenzen, grenzend aan andere bouwpercelen: 3,5 meter;
  • e. minimum afstand bebouwing tot achtergelegen bouwperceelsgrenzen, grenzend aan andere bouwpercelen: 5 meter;
  • f. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: zoals met de aanduiding “maximum bebouwingpercentage” staat aangeduid;
  • g. bij de realisatie van een kap mag de dakhelling niet minder dan 15º en niet meer dan 50º bedragen.
12.6.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen: 3 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 20 meter.
12.7 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 18 onder b. en c. van deze regels, bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 12.6.2 onder f. een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het verhogen van het maximum bebouwingspercentage met 25%.

12.8 Specifieke gebruiksregels
12.8.1 Bedrijven

Voor bedrijven geldt:

  • a. milieucategorie: uitsluitend bedrijven die voorkomen in categorie 5.1 of lager, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage 1, Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde industriebedrijven in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins en opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
  • b. externe veiligheid: uitsluitend bedrijven waarbij de 10-6 contour niet gelegen is over kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het BEVI.
12.8.2 Parkeren

Voor parkeren geldt:

  • a. uitsluitend op eigen terrein;
  • b. minimum 0,9 parkeerplaatsen per 100 m ² bedrijfsvloeroppervlakte.
12.8.3 Verboden gebruik
  • a. inrichtingen en bedrijven als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. bedrijven als bedoeld in bijlagen c en d van het besluit m.e.r.;
  • c. bedrijven met opslag van toxische stoffen uit ADR-klasse 6 conform de Europese overeenkomst ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route);
  • d. bedrijven met opslag van professioneel vuurwerk.
12.9 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 12.8.1 onder b. een omgevingsvergunning te verlenen waarbij de 10-6 contour gelegen is over beperkt kwetsbare objecten, mits:

  • a. advisering door de brandweer heeft plaatsgevonden;
  • b. de veiligheid van beperkt kwetsbare objecten niet onevenredig negatief wordt beïnvloed.