direct naar inhoud van Regels
Plan: Gemeenlandshuis Spaarndam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0393.BPGS2016-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Gemeenlandshuis Spaarndam' met identificatienummer NL.IMRO.0393.BPGS2016-VA01 van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiveit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde detailhandel, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aan- en uitbouw:

bijbehorend bouwwerk, zijnde een direct aan de gevel van het hoofdgebouw voor bewoning bestemde uitbreiding van de eerste bouwlaag.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak dan wel bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf:

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bedrijfsschip:

een vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt - te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting - voor het vervoer van goederen of personen;

1.12 beschermd dorpsgezicht:

het bij besluit van 20 januari 1971 op grond van artikel 20 van de Monumentenwet aangewezen beschermd dorpsgezicht te Spaarndam;

1.13 bestaand:
  • a. bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of vergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
  • b. bestaand gebruik: het gebruik dat legaal bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bijgebouw:

bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij het hoofdgebouw behorend, niet voor bewoning bestemd bouwwerk, welke wat betreft afmetingen en functie ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.18 bijzondere bouwlaag:

kelder, souterrain en kap;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die goederen kopen voor gebruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en horeca;

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatige verlenen van diensten aan bedrijven en/of personen, zoals makelaarkantoren, bankfilialen, reisbureaus, kinderopvang, wasserettes, kappers en schoonheidssalons;

1.28 discotheek:

een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het verschaffen van dansgelegenheid een wezenlijk onderdeel vormen;

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erf:

bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.33 groenvoorzieningen:

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren;

1.34 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca:

een koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar of naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven, niet zijnde restaurant, fastfood, discotheek, café en/of hotel;

1.36 kantoor:

een ruimte die, of een complex van ruimten dat, door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening zonder een publieksaantrekkende functie;

1.37 kap:

een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven en welke uit ten minste twee elkaar snijdende, hellende vlakken bestaat;

1.38 kelder:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.39 ligplaats:

een ruimte welke door een woonvaartuig, of recreatie- of pleziervaartuig - al dan niet met tussentijdse onderbrekingen - permanent wordt ingenomen;

1.40 maaiveld:

gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde, veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.42 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarbinnen maatvoeringsaanduidingen gelden;

1.43 moestuinen:

een perceel grond dat als collectieve tuin wordt gebruikt en waarop de gebruikers gewassen telen;

1.44 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de distributie van gas, water, koude, warmte en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.45 ondergronds bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 overkapping:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie waarvan maximaal twee wanden tot de constructie behoren;

1.48 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.49 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd, het plaatselijk gemiddelde waterpeil;
  • d. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld, of het afgewerkte bouwterrein.
1.50 pleziervaartuig:

een vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografisch aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2,0 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.54 waterberging:

een gebied dat tijdelijk of permanent gebruikt wordt voor de berging van overtollig water in natte perioden;

1.55 waterhuishoudkundige voorzieningen:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, dijken, sluizen, beschoeiingen en vergelijkbare bouwwerken.

1.56 voorgevel:

de naar de weg waarop het betrokken gebouw overwegend is georiënteerd, toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.57 voorgevelrooilijn:

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.58 woning / wooneenheid:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.59 woonvaartuig:
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als of - te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting - uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  • b. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a in aanbouw;
  • c. een casco, dat tot een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a kan worden opgebouwd;
  • d. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a t/m c;

waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

een woonschip: een vaartuig dat herkenbaar is als een van origine varend schip;

een woonark: een vaar- of drijftuig dat feitelijk niet geschikt is om te varen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;

2.7 bruto vloeroppervlak:

de som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, waarbij balkons, loggia's, erkers en galerijen niet worden meegeteld bij het bepalen van het bruto vloeroppervlak;

2.8 maatvoering:

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, met inachtneming van artikel 15.2;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Gemeenlandshuis';
  • f. wonen en aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Gemeenlandshuis';

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken;
  • h. tuinen en erven;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. (fiets)paden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. ongebouwde parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • n. horecaterras ten behoeve van de onder c toegestane functie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, conform het document 'beeldkwaliteit- en inrichtingsplan' zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is een hogere goot- en/of bouwhoogte als maximum toegestaan indien deze hogere goot- en/of bouwhoogte aanwezig was ten tijde van de ter inzage legging van het plan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'terras' mag een overkapping worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van antennes, vlaggenmasten, verlichtingselementen e.d. mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag mag, met inachtmening van het bepaalde in artikel 10, in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder c een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van dakkapellen met dien verstande dat de volgende maten gelden:

  • a. per dakvlak mag maximaal 50% van het dakvlak worden bebouwd met maximaal twee dakkapellen;
  • b. een dakkapel mag maximaal 5,0 meter breed zijn;
  • c. de bovenzijde van een dakkapel mag niet boven de noklijn van het dakvlak uitkomen;
  • d. een dakkapel dient ten minste 1,5 meter van de zijkant van het dakvlak te worden gerealiseerd;
  • e. de onderlinge afstand tussen dakkapellen dient ten minste 1,5 meter te bedragen.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken conform de bestemming 'Gemengd' is alleen toegestaan als de inrichting van de openbare ruimte conform het document 'beeldkwaliteit- en inrichtingsplan' zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.  

3.4.2 Horeca

Voor horeca gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum aantal vestigingen: 1;
  • b. maximum bruto vloeroppervlak:
    • 1. 150 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Gemeenlandshuis';
    • 2. 108 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – Kettingloods';
  • c. het maximale muziekgeluidniveau binnen de horecavestiging bedraagt 75 dB(A).

3.4.3 Horecaterras

Voor een horecaterras gelden de volgende bepalingen:

  • a. de terrassen mogen alleen gebruikt worden gedurende de volgende tijden:
    maandag tot en met zondag tussen 10:00 en 19:00 uur;
  • b. gedurende de onder lid a genoemde openingstijden, bedraagt het langtijdgemiddelde geluidniveau ten gevolge van stemgeluid vanaf het terras van 10:00 tot 19:00 uur maximaal 50 dB(A), invallend op de gevels van omliggende geluidgevoelige functies;
  • c. (versterkt) muziekgeluid vanaf de terrassen is niet toegestaan.

3.4.4 Wonen

Voor wonen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum aantal woningen per aanduiding 'wonen': 1;
  • b. maximum bruto vloeroppervlak: het bruto vloeroppervlak wonen ten tijde van de ter inzage legging van het plan.

3.4.5 Aan-huis-verbonden beroep / bedrijf

Voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep / bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, geldt dat de oppervlakte maximaal 30 % van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning bedraagt.

3.4.6 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • c. het niet inpandig opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen;
  • d. het bedrijfsmatig verkopen, of ten verkoop aanbieden van goederen en waren bestemd, of gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik. Desalniettemin is wel toegestaan de verkoop van goederen en waren:
    • 1. die ter plaatse worden vervaardigd of bewerkt;
    • 2. waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstel-, of installatiebedrijf;
    • 3. waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van horeca;
    • 4. die kunnen worden gezien als grondstoffen, of halffabricaten ten behoeve van industrie of handel, mits ondergeschikt deel uitmakend van de totale bedrijfsactiviteiten;
  • e. discotheek;
  • f. kamerverhuur;
  • g. de bewoning van een woning door meer dan één huishouden;

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.5 onder a ten behoeve van een verruiming van het maximale oppervlak dat mag worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep / bedrijf tot ten hoogste 45 % met een maximum van 50 m², mits:

  • a. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor de omgeving;
  • b. het gebruik geen afbreuk doet aan het landelijk karakter van de omgeving;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • d. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • e. het beroep/ bedrijf door een bewoner wordt uitgeoefend;
  • f. het geen activiteit betreft waarvoor een milieuvergunning of melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. (fiets)paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. moestuinen;
  • f. water en waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijde;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van masten en palen mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. natuur;
  • c. waterberging;
  • d. waterhuishouding;
  • e. opslag en ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats pleziervaartuigen';
  • f. ligplaatsen ten behoeve van bedrijfsschepen voor de visserij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats bedrijfsschepen';

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of steigers;

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken, met dien verstande dat:
    • 1. in het bouwvalk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen pleziervaartuigen' uitsluitend een botenloods is toegestaan;
    • 2. in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'steiger' uitsluitend een vissersschuur is toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' of aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor bruggen geldt:
    • 1. maximum aantal: 1;
    • 2. maximum bouwhoogte: 6 meter;
  • b. voor steigers geldt:
    • 1. situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
    • 2. maximum bouwhoogte: 1 meter;
  • c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een ligplaats voor één of meer woonvaartuigen;
  • b. een ligplaats voor één of meer pleziervaartuigen, zulks met uitzondering van het bepaalde in 5.1 onder e;
  • c. een ligplaats voor één of meer bedrijfsschepen, zulks met uitzondering van het bepaalde in 5.1 onder f;
  • d. sport- of wedstrijdgebied met uitzondering van de roei- en zeilsport;
  • e. het beproeven van vaartuigen;
  • f. het aanwezig zijn of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • g. het opslaan, storten of opbergen van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van het water.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken;
  • d. tuinen en erven;
  • e. voetpaden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, conform het document 'beeldkwaliteit- en inrichtingsplan' zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd waarbij per bouwvlak maximaal één woning is toegestaan;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dan wel 'maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is een hogere goot- en/of bouwhoogte als maximum toegestaan indien deze hogere goot- en/of bouwhoogte aanwezig was ten tijde van de ter inzage legging van het plan.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen een zone van 1 meter vanaf de bestemming 'Water' dan wel de gerealiseerde watergang ter plaatse van de aanduiding 'water' zijn geen erf- of perceelafscheidingen toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. de hoogte van antennes, vlaggenmasten e.d. mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken conform de bestemming 'Wonen - 1' is alleen toegestaan als de inrichting en inpassing conform het document 'beeldkwaliteit- en inrichtingsplan' zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.  

6.3.2 Aan huis verbonden beroep / bedrijf

Voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep / bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, geldt dat de oppervlakte maximaal 30 % van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt.

6.3.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het bedrijfsmatig verkoop-en of ten verkoop aanbieden van goederen en waren bestemd voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
  • b. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen;
  • c. het gebruik voor opslag-, los- of laadplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • d. het opslaan, storten of opbergen van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, of producten;
  • e. het aanwezig zijn, of het opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede, dan wel onklare machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik als staanplaats voor onderkomens;
  • g. kamerverhuur;
  • h. de bewoning van een woning door meer dan één huishouden;
  • i. een ligplaats voor één of meer woonvaartuigen;
  • j. een ligplaats voor één of meer bedrijfsschepen;
  • k. sport- of wedstrijdgebied met uitzondering van de roei- en zeilsport;
  • l. het beproeven van vaartuigen;
  • m. het opslaan, storten of opbergen van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van het water.

6.3.4 Water

Binnen de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' dient ter plaatse van de aanduiding 'water' een watergang te worden gerealiseerd waarbij de watergang aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:

  • a. het oppervlak van de watergang bedraagt minimaal 243 m²;
  • b. de breedte van de watergang bedraagt minimaal 4 meter;
  • c. de watergang vormt een zichtlijn tussen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Water', zoals is weergegeven met de figuur 'relatie'.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3.2 ten behoeve van een verruiming van het maximale oppervlak dat mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep/bedrijf tot ten hoogste 45 % met een maximum van 50 m², mits:

  • a. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor de omgeving;
  • b. het gebruik geen afbreuk doet aan het landelijk karakter van de omgeving;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • d. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • e. het beroep/ bedrijf door een bewoner wordt uitgeoefend;
  • f. het geen activiteit betreft waarvoor een milieuvergunning of melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water';

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken;
  • e. tuinen en erven;
  • f. voetpaden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, conform het document 'beeldkwaliteit- en inrichtingsplan' zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. een bouwvlak mag niet meer worden bebouwd dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid;
  • c. per bouwvlak zijn maximaal twee vrijstaande woningen of twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw is op de Lagedijk geörienteerd;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid;
  • f. de gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 45° mag bedragen;
  • g. de kap mag worden voorzien van één of meerdere dakkapellen, met dien verstande dat:
    • 1. dakkapellen op het dakvlak aan de straatzijde niet zijn toegestaan;
    • 2. voor zover gelegen op het dakvlak aan de zijde van de zijtuin, de dakkapel niet breder mag zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw;
    • 3. voor zover gelegen op het dakvlak aan de achtertuinzijde, de zijkanten van de dakkapel op meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
    • 4. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 5. de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter en maximaal 1 meter boven de gootlijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 6. per dakvlak meerdere dakkapellen zijn toegestaan indien de dakkapellen op dezelfde bouwlaag worden gerealiseerd en deze dakkapellen tezamen voldoen aan de hiervoor opgenomen breedte- of afstandsmaten.

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken geldt:

  • a. maximum bebouwingspercentage: 20% van het perceel;
  • b. maximum bouwhoogte: 3,5 meter;
  • c. situering: bijgebouwen dienen achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gerealiseerd.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen een zone van 1 meter vanaf de bestemming 'Water' dan wel de gerealiseerde watergang ter plaatse van de aanduiding 'water' zijn geen erf- of perceelafscheidingen toegestaan;
  • b. binnen een zone van 3 meter vanaf de bestemming 'Water' dan wel de gerealiseerde watergang ter plaatse van de aanduiding 'water' zijn steigers en terrassen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 0,8 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1,8 meter bedragen;
  • e. de hoogte van antennes, vlaggenmasten e.d. mag. niet meer dan 6 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken conform de bestemming 'Wonen - 2' is alleen toegestaan als de inrichting en inpassing conform het document 'beeldkwaliteit- en inrichtingsplan' zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.  

7.3.2 Aan-huis-verbonden beroep / bedrijf

Voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep / bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, geldt dat de oppervlakte maximaal 30 % van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt.

7.3.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het bedrijfsmatig verkoop-en of ten verkoop aanbieden van goederen en waren bestemd voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
  • b. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen;
  • c. het gebruik voor opslag-, los- of laadplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • d. het opslaan, storten of opbergen van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, of producten;
  • e. het aanwezig zijn, of het opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede, dan wel onklare machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik als staanplaats voor onderkomens;
  • g. kamerverhuur;
  • h. de bewoning van een woning door meer dan één huishouden;
  • i. een ligplaats voor één of meer woonvaartuigen;
  • j. een ligplaats voor één of meer bedrijfsschepen;
  • k. sport- of wedstrijdgebied met uitzondering van de roei- en zeilsport;
  • l. het beproeven van vaartuigen;
  • m. het opslaan, storten of opbergen van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van het water.

7.3.4 Parkeren

Er dienen minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

7.3.5 Water

Binnen de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' dient ter plaatse van de aanduiding 'water' een watergang te worden gerealiseerd waarbij de watergang aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:

  • a. het oppervlak van de watergang bedraagt minimaal 243 m²;
  • b. de breedte van de watergang bedraagt minimaal 4 meter;
  • c. de watergang vormt een zichtlijn tussen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Water', zoals is weergegeven met de figuur 'relatie'.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.3.2 ten behoeve van een verruiming van het maximale oppervlak dat mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep/bedrijf tot ten hoogste 45 % met een maximum van 50 m², mits:

  • a. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor de omgeving;
  • b. het gebruik geen afbreuk doet aan het landelijk karakter van de omgeving;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • d. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • e. het beroep/ bedrijf door een bewoner wordt uitgeoefend;
  • f. het geen activiteit betreft waarvoor een milieuvergunning of melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 4

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover de dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 18.2 van toepassing.

8.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in 8.1 bedoelde bestemmingen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van 8.3 vooraf in acht zijn genomen;
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd voor de primaire bestemming(-en) mits de bepalingen van 8.3 vooraf in acht zijn genomen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning enige bodemroerende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 0,4 m en over een (totale) oppervlakte groter dan 2.500 m².

8.3.2 Vereisten voor vergunningverlening
  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in 8.3.1, zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

8.3.3 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod als bedoeld in 8.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. de werken of werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning, of ontgrondingsvergunning.

8.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden.

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting om de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

8.3.5 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek, als bedoeld in 8.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen, opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

8.3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 6

9.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover de dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 18.2 van toepassing.

9.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in 9.1 bedoelde bestemmingen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van 9.3 vooraf in acht zijn genomen;
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd voor de primaire bestemming(-en) mits de bepalingen van 9.3 vooraf in acht zijn genomen.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning enige bodemroerende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 0,4 m en over een (totale) oppervlakte groter dan 10.000 m²;

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en het slaan van damwanden.

9.3.2 Vereisten voor vergunningverlening
  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in 9.3.1, zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

9.3.3 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod als bedoeld in 9.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. de werken of werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning, of ontgrondingsvergunning.

9.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden.

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting om de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

9.3.5 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek, als bedoeld in 9.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen, opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

9.3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.

Artikel 10 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

10.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het beschermd dorpsgezicht Spaarndam;
  • b. de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover de dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 18.2 van toepassing.

10.2 Bouwregels

Van bestaande bouwwerken dient de uitwendige vorm, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden.

10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan dat gebouwd wordt overeenkomstig de bepalingen van de aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen, mits daardoor de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en e kwaliteit van het beschermd dorpsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
  • b. Het bevoegd gezag toetst bij toepassing van de afwijking of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. bestaande monumentale waarden;
    • 3. de bezonningssituatie op aangrenzende percelen;
    • 4. de privacy van omwonenden.

Artikel 11 Waarde - landschap - Stelling van Amsterdam

11.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - landschap - Stelling van Amsterdam' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor het behoud en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' (een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, een groene en relatief stille ring rond Amsterdam en relatief grote openheid);
  • b. de bestemming 'Waarde - landschap - Stelling van Amsterdam' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover de dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 18.2 van toepassing.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Binnen de bestemming mag slechts worden gebouwd ten dienste van de primaire bestemming en de eveneens voorkomende bestemming.

11.2.2 Weigeringsgrond omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van de primaire bestemming of de eveneens voorkomende bestemming kan worden geweigerd indien door de bouwwerken of bouwwerkzaamheden, het belang van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' onevenredig wordt geschaad.

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' (een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, een groene en relatief stille ring rond Amsterdam en relatief grote openheid).

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • b. het bebossen en beplanten van gronden;
  • 2. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • a. het normale onderhoud van paden, water, tuinen en groenvoorzieningen;
    • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • 3. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' onevenredig wordt geschaad.

Artikel 12 Waterstaat - waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De als 'Waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor:
    • 1. waterkeringen;
    • 2. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen;
    • 3. waterbergingsgebieden;
    • 4. waterlopen;
    • 5. waterpartijen.
  • b. de bestemming 'Waterstaat - waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 18.2 van toepassing.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van het bepaalde onder 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(-en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(-en) geldende (bouw-)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met het Hoogheemraadschap van Rijnland, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing benodigd is.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.2. De vergunning kan worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Ondergronds bouwen
  • a. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
    • 3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder:
    • 1. a sub 1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak met een oppervlakte van maximaal 20 m²;
    • 2. a sub 3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
      • de waterhuishouding niet wordt verstoord;
      • geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

14.2 Toegestane overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen te overschrijden:

  • a. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
  • b. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • c. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1,0 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Verboden gebruik van gronden en bebouwing
15.1.1 Verbodsregels
  • a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.
  • b. Als een verboden gebruik, als bedoeld onder a, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van de onbebouwde gronden en / of bebouwing:
    • 1. als bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden;
    • 3. als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop;
    • 4. als seksinrichting en voor prostitutie;
    • 5. het gebruik van gebouwen ten behoeve van veredelingsbedrijven.

15.1.2 Afwijken van de verbodsregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde onder 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

15.2 Toegelaten bedrijven
15.2.1 Toegestane bedrijven

Voor zover de gronden binnen het plangebied mogen worden gebruikt voor bedrijven, zijn slechts de volgende categorieën bedrijven toegestaan:

  • a. in geval van activiteiten die aanpandig zijn aan woningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder categorie A;
  • b. in geval van activiteiten die bouwkundig afgescheiden zijn van woningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder de categorieën A en B.

15.2.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling 15.2.1 voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van:

  • a. een bedrijf dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie B valt maar in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder categorie A een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • b. een bedrijf dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de categorieën A en B een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • c. een bedrijf dat na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder categorie A meer milieuhinder veroorzaakt.

15.2.3 Wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin, dat:

  • a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijven en/of bedrijfsvormen kunnen worden toegevoegd of geschrapt;
  • b. de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie.

15.3 Parkeren

Een gebouw binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Wonen - 1' kan niet in gebruik worden genomen wanneer binnen het plangebied van dit plan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden:

  • a. onder voldoende parkeergelegenheid worden de volgende minimum parkeernormen verstaan:

Functie   Aantal parkeerplaatsen  
  minimaal   per  
Bedrijven      
Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven   0,4   100 m² bvo  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven   1,3   100 m² bvo  
Bedrijfsverzamelgebouwen   1,1   100 m² bvo  
Dienstverlening      
Commerciële dienstverlening   2,2   100 m² bvo  
Kantoor      
Kantoor met baliefunctie   2,2   100 m² bvo  
Kantoor zonder baliefunctie   1,6   100 m² bvo  
Horeca      
Restaurant   10,0   100 m² bvo  
Onderwijs/opvang      
Kinderdagverblijf   0,9   100 m² bvo  
Basisonderwijs   0,5   klaslokaal  
Middelbare school   2,7   100 leerlingen  
ROC   3,8   100 leerlingen  
Avondonderwijs   3,6   10 studenten  
Gezondheid      
Gezondheidscentrum   1,4   100 m² bvo  
Huisartsenpraktijk   2,0   behandelkamer  
Apotheek   2,1   apotheek  
Fysiotherapiepraktijk   1,1   behandelkamer  
Consultatiebureau   1,2   behandelkamer  
Tandartsenpraktijk   1,4   behandelkamer  
Cultuur      
Museum   0,5   100 m² bvo  
Bibliotheek   0,2   100 m² bvo  
Wonen      
Wonen   1,7   woning  

  • b. bij de toepassing van de parkeernormen als bedoeld onder a mag gebruik worden gemaakt van de volgende aanwezigheidspercentages zodat toepassing kan worden gegeven aan dubbelgebruik:

Functie   Werkdag- ochtend   Werkdag- middag   Werkdag- avond   Zaterdag- middag   Zaterdag- avond   Zondag- middag  
Bedrijven   100%   100%   5%   0%   0%   0%  
Dienstverlening   100%   100%   5%   0%   0%   0%  
Kantoor   100%   100%   5%   0%   0%   0%  
Horeca   90%   100%   100%   100%   100%   100%  
Dagonderwijs   100%   100%   0%   0%   0%   0%  
Avondonderwijs   0%   0%   100%   0%   0%   0%  
Gezondheid   100%   75%   10%   10%   10%   10%  
Cultuur   100%   100%   5%   100%   5%   100%  

  • c. Het bevoegd gezag is bevoegd, met in achtneming van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen met dien verstande dat de in lid 15.3 onder a en b genoemde parkeernormen en aanwezigheidspercentages aangevuld dan wel aangepast kunnen worden indien:
    • 1. een specifieke functie niet voorkomt in lid 15.3 onder a en/of b;
    • 2. de genoemde parkeernormen en/of aanwezigheidspercentages niet (meer) actueel blijken te zijn.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Toegestane bouwhoogte Luchthavenindelingbesluit

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' gelden beperkingen in de toegestane bouwhoogte, gesteld in de artikelen 2.2.2 en 2.2.2a van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

16.2 Vogelaantrekkende functies Luchthavenindelingbesluit

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' gelden beperkingen met betrekking tot vogelaantrekkende functies, gesteld in artikel 2.2.3 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan met dien verstande dat:

  • a. in het plangebied gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 25 m² worden toegestaan;
  • b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijke of technische beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer de 1 meter wordt vergroot;
  • d. de in de regels toegestane maximum bouwhoogten, anders dan bedoel onder c, met ten hoogste:
    • 1. 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatieinrichtingen, vlaggenmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie, zoals zonnepanelen;
    • 2. 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten;
  • e. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van balkons, bordessen, erkers, luifels, buitentrappen, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde en andere ondergeschikte delen van een gebouw.

in afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan een omgevingsvergunning te verlenen met dien verstande dat:

  • a. in het plangebied de volgende bebouwing wordt toegestaan:
    • 1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 25 m², alsmede;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, reclameobjecten, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
  • b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • c. de op de verbeelding of in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter wordt vergroot;
  • d. de op de verbeelding of in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan in bedoeld in c, met ten hoogste:
    • 1. 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen;
    • 2. 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten;
  • e. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van balkons, bordessen, galerijen, erkers, luifels, buitentrappen, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde en andere ondergeschikte delen van gebouwen.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Verwijzing naar andere wetgeving

Waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen of Verordeningen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

18.2 Voorrangsregeling

Indien en voor zover de in het plan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen zijn, voor zover de voor de dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:

Bestemming   artikel
nummer  
volgorde van toepassing  
Waterstaat - waterkering   12   1  
Waarde - landschap - Stelling van Amsterdam   11   2  
Waarde - Beschermd dorpsgezicht   10   3  
Waarde - Archeologie - 4   8   4  
Waarde - Archeologie - 6   9   5  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
19.1.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

19.1.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
19.2.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.2.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.2.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.2.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Gemeenlandshuis Spaarndam'.