Plan: | Oosterduin |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BV8120001-va01 |
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient de gemeenteraad om de tien jaar het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen. Het bestemmingsplan 'Oosterduin' is op 3 april 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en op 4 juni 2009 onherroepelijk geworden. Om te voldoen aan de wettelijke actualiseringsplicht moet het vigerende bestemmingsplan worden herzien. De gemeenteraad heeft ervoor gekozen een beheersverordening vast te stellen.
Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere aanvragen om een omgevingsvergunning worden getoetst. Ook kan op basis van een beheersverordening handhavend opgetreden worden op het moment dat in strijd met de verordening wordt gehandeld (illegaal gebruik of illegale bebouwing).
De beheersverordening treedt in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad. Daardoor geldt in het verordeningsgebied vanaf die datum een actueel ruimtelijk plan en wordt voldaan aan de actualiseringsplicht van de Wro.
Het verordeningsgebied Oosterduin ligt ten westen van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van circa 53 hectare. Het verordeningsgebied wordt aan de west- en zuidzijde begrensd door de gemeentegrens met Bloemendaal, aan de noordzijde door de Duinvlietweg en aan de oostzijde door de Westelijke Randweg (zie afbeelding 1.1).
Afbeelding 1.1: ligging verordeningsgebied
In tabel 1.1 staan de binnen het verordeningsgebied Oosterduin geldende bestemmingsplannen.
Nummer | Naam van het plan | Vastgesteld | Onherroepelijk |
80801A | Oosterduin | 3 april 2009 | 4 juni 2009 |
00801 | Facetbestemmingsplan Archeologie | 25 juni 2009 | 21 augustus 2009 |
Tabel 1.1: Geldende bestemmingsplannen tijdens opstellen beheersverordening
In het verordeningsgebied is momenteel geen sprake van concrete ontwikkelingen die niet zouden passen binnen de regels van bovengenoemde plannen. Het instrument van de beheersverordening is daarom geschikt om te dienen als actueel ruimtelijk kader.
In het verordeningsgebied zijn dezelfde gebruiks- en bouwregels van toepassing als op grond van het geldende bestemmingsplan. Wijzigingsbevoegdheden zijn niet opgenomen in de beheersverordening. Voor die gebieden waar een wijzigingsbevoegdheid van kracht is, wordt een afzonderlijk planologisch kader opgesteld.
Bij het van kracht worden van de beheersverordening Oosterduin verliezen de in tabel 1.1 genoemde plannen hun rechtskracht, voor het deel dat binnen het verordeningsgebied ligt. Vergunde bouwmogelijkheden zijn ook in de beheersverordening opgenomen.
De bestaande rechten, inclusief bouwmogelijkheden (gebruik in ruime zin), op grond van het vigerende bestemmingsplan vormen het uitgangspunt voor deze beheersverordening. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Deze systematiek wordt gecontinueerd in deze beheersverordening.
Verder is aangesloten bij de systematiek van bestemmen conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. In onderstaande transponeringstabel 1.2 wordt de bestemming volgens het vigerende bestemmingsplan vertaald naar de SVBP-systematiek zoals die is opgenomen in deze beheersverordening.
Bestemmingsplan Oosterduin | Beheersverordening Oosterduin |
Bedrijf-Nutsvoorziening (B-NV) | Bedrijf |
Detailhandel (DH) | Detailhandel |
Gemengd 3 (GD-3) | Gemengd -3 |
Groen (G) | Groen |
Kantoor (K) | Dienstverlening |
Maatschappelijk (M) | Maatschappelijk |
Sport-Fitnesscentrum (S-FC) | Sport |
Sport-Sportvelden ((S-SPV) | Sport |
Tuin 1 (T-1) | Tuin -1 |
Tuin 2 (T-2) | Tuin -2 |
Tuin 3 (T-3) | Tuin -3 |
Verkeer (V) | Verkeer |
Water (WA) | Water |
Wonen (W) | Wonen |
Waarde-archeologie | Waarde-Archeologie |
Tabel 1.2: transponeringstabel
De beheersverordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Tegen deze vaststelling staat geen bezwaar of beroep open. Het vaststellen van een beheersverordening betreft namelijk de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. Op een dergelijk besluit is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Deze toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een aantal algemene planaspecten, geeft een toelichting op het instrument ‘beheersverordening’ en beschrijft de procedure. In hoofdstuk 2 is een beschrijving van de bestaande situatie opgenomen. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante beleidsaspecten, in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten en in hoofdstuk 5 een toelichting op de regels. In hoofdstuk 6 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de verordening aangetoond.
Oosterduin, een buurt in de wijk Duinwijk, is een dunbevolkte buurt in het zuidwesten van Haarlem en grenst aan Aerdenhout. De buurt heeft een lage bebouwingsgraad. Er zijn weinig tot geen (ver)bouwactiviteiten. De bewoners blijven hier gemiddeld lang wonen.
Oosterduin grenst in het noorden aan het Westelijk Tuinbouwgebied en sluit in het zuiden en westen aan op de bebouwde kom van Aerdenhout.
Oosterduin is over een lange periode tot stand gekomen: vanaf de jaren twintig tot en met het einde van de vorige eeuw. De wijk kenmerkt zich door de verscheidenheid aan woningen uit de verschillende bouwperioden. De wijk is ruim opgezet, met veel groen en brede wegen.
De meeste, kleinschalige bebouwing is verkaveld door middel van strokenbouw, waarbij de bouwmassa evenwijdig aan de as van de straat is geplaatst. Daarnaast komen ook dubbele en geschakelde woningen voor. De bebouwing in het Bomanshof is geschakeld gegroepeerd rond een haakvormig 'woonerf-achtig' straatje. Aan de Daslookweg en omgeving staan vrijstaande, individueel vormgegeven woonhuizen. Kleine voortuinen zorgen veelal voor de overgang van openbaar naar privéruimte. De overige bebouwing in de wijk is overwegend twee bouwlagen met kap. De meeste bouwmassa's hebben strakke gevels en worden gedekt door een zadel- of schilddak. Dakkapellen komen zowel aan de voor- als achterzijde voor.
In Oosterduin staat een paar grote gebouwen, die voornamelijk geconcentreerd zijn aan de noordkant van het verordeningsgebied. Het betreft hier de Professor van Gilseschool (Daslookweg 2), het Life Fit Centre (Zeedistelweg 1), het kantorencomplex (Zenegroenekade 1 t/m 5), het appartementencomplex (Egelantierlaan 33) en het zorgcentrum Parkzicht (Helmlaan 10). Aan de zuidkant van het verordeningsgebied ligt aan de Helmlaan/Munterslaan het Paulushof.
De stedenbouwkundige en architectonische samenhang is nog oorspronkelijk en bijzonder gaaf én aldus als 'behoudenswaardig karakteristiek' aan te merken. Deze karakteristiek is kwetsbaar (gevoelig voor fysieke veranderingen).
In het noord-oosten van het verordeningsgebied is Oosterduin voor al het verkeer (gemotoriseerd en langzaam verkeer) ontsloten op de Westelijke Randweg en de Lorentzkade/Pijlslaan. Het verordeningsgebied is in het westen door de wegen Egelantierlaan en Duinroosplantsoen ontsloten op de Oosterduinweg. Het westelijke deel van de Oosterduinweg ligt in de gemeente Bloemendaal. De wegen in het verordeningsgebied zijn woonstraten ofwel erftoegangswegen. Deze vallen onder een 30 km/h snelheidsregime en zijn of worden ingericht als verblijfsgebied. Parkeren vindt plaats op eigen terrein of op de openbare weg.
Bij de Professor van Gilseschool (Daslookweg/Wegedoornweg) is een openbaar parkeerterrein aanwezig. Aan de Helmlaan zijn openbare parkeerplaatsen aanwezig. Bij het sportcomplex aan de Zeedistelweg 2 zijn, ten behoeve van het sportcomplex, twee parkeerterreinen aanwezig. Het Life Fit Centre (Zeedistelweg 1) heeft een eigen parkeerterrein en het kantorencomplex (Zenegroenekade 1 t/m 5) heeft een eigen parkeerterrein.
De Zenegroenkade, Parnassiakade, Sleedoornweg, Munterslaan, Oosterduinweg en de Duinvlietweg vormen de hoofdfietsroutes in het verordeningsgebied. De Egelantierlaan wordt door fietsers veelvuldig gebruikt. Het verordeningsgebied is voor langzaam verkeer goed ontsloten. In het noordwesten loopt het Duinvlietpad het Westelijk Tuinbouwgebied in. In het noordoosten is Oosterduin ontsloten door het fietspad langs de Westelijke Randweg. De Westelijke Randweg is voor langzaam verkeer in het noordoosten van het verordeningsgebied oversteekbaar door verkeerslichten en in het zuidoosten door het Munterslaantunneltje.
Ter hoogte van de splitsing Munterslaan/Helmlaan is een langzaam verkeersverbinding richting gemeente Bloemendaal aanwezig. Tevens is de gemeente Bloemendaal te bereiken via de wegen Egelantierlaan, Duinroosplantsoen en de Oosterduinweg. In het verordeningsgebied zijn geen openbaar vervoer stamlijnen aanwezig. Bushaltes staan aan de andere kant van de Westelijke Randweg.
Voordat de woonwijk Oosterduin gerealiseerd werd, maakte Oosterduin deel uit van de binnenduinrand. Van oorsprong werd de binnenduinrand doorsneden door een relatief dicht netwerk van ontwateringssloten van west naar oost. Dit duinrellenpatroon is een belangrijk structurerend element in de binnenduinrand en daarmee voor het stedelijk gebied van Haarlem. Op Haarlems grondgebied zijn de Marcelisvaart en de Brouwersvaart de belangrijkste duinrellen. Beide vaarten komen noordelijk van het verordeningsgebied voor (Westelijk Tuinbouwgebied) en komen uit op de Houtvaart, die parallel aan de binnenduinrand loopt en een belangrijke functie vervult in de opvang en afvoer van het duinwater.
De Houtvaart loopt aan de oostzijde van het verordeningsgebied door de wijk Oosterduin heen en ten noorden van het verordeningsgebied loopt langs de Duinvlietweg een sloot, die uitkomt op de Houtvaart. Marcelisvaart, Brouwersvaart en Houtvaart maken waterhuishoudkundig gezien onderdeel uit van Rijnlands boezemsysteem. Echter dit water onderscheidt zich vanwege de specifieke invloed van het kwelwater uit de duinen en de daarmee verbonden waterkwaliteit en natuurwaarden van de rest van het boezemsysteem.
Oosterduin heeft een zeer groen straatbeeld; met name veroorzaakt door grote privétuinen. Straatbomen zijn voorzien in de trottoirs. Daarnaast kent de buurt verscheidene openbare groenvoorzieningen op pleintjes aan het Duinroosplantsoen en de Helmlaan/Slangenkruidlaan en langs straten (onder andere Egelantierlaan, Sleedoornweg, Parnassiakade/Zenegroenkade, Munterslaan, Stalkruidlaan en de Oosterduinweg).
Van de aanwezige bomen heeft een aantal bomen een waardevolle dan wel monumentale status. Deze bomen zijn beschermd. Zie verder paragraaf 4.3.
Oosterduin heeft één centrale speelplek aan het Duinroosplantsoen. Er is informele speelruimte verspreid over de wijk.
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' en de 'Structuurvisie Noord-Holland 2040', die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)' en de 'Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)'. Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied, omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan voor het verordeningsgebied.
Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere het 'Structuurplan Haarlem 2020', de 'Woonvisie Haarlem 2017-2020' en de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit'. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het verordeningsgebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.
De beheersverordening legt de bestaande situatie vast en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Vanuit dit oogpunt zijn de relevante omgevingsaspecten beoordeeld. Dit hoofdstuk beschrijft de omgevingsaspecten in hoofdlijnen en daar waar er sprake is van niet actuele informatie ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, wordt de tekst geactualiseerd. Per onderdeel wordt de relatie met het verordeningsgebied beschreven. Nieuw toegevoegde onderwerpen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aan dit hoofdstuk zijn monumentale bomen en parkeren.
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. In het onderhavige verordeningsgebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder.
Goed waterbeheer is van groot belang voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van het hoogheemraadschap van Rijnland. Rijnland stelt elke zes jaar in een Waterbeheerplan vast welke maatregelen nodig zijn om de taken voor droge voeten en schoon water zo goed mogelijk uit te voeren.
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt.
Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het watersysteem in haar beheersgebied dat zich uitstrekt van Gouda tot Spaarndam. Het verordeningsgebied is daar onderdeel van.
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan (IWP) Haarlem vastgesteld. Dit plan is in 2014 geactualiseerd. Centrale doelstelling van het IWP is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.
Binnen het verordeningsgebied bevinden zich watergangen aan de oostzijde en aan de noordwestzijde van het verordeningsgebied.
Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te kunnen reguleren, maakt het Hoogheemraadschap van Rijnland gebruik van de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waaraan werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem moeten voldoen. In de Keur 2015 gaat Rijnland niet langer uit van een 'nee, tenzij' aanpak maar van een 'ja, mits' en geeft daarmee verantwoordelijkheid en flexibiliteit aan de initiatiefnemers waar dat kan en stelt regels waar dat moet. Deze aanpak zorgt voor minder regeldruk en daarmee voor minder vergunningen en meldingen.
Een belangrijke beleidsregel is dat een toename van verharding gecompenseerd moet worden. Bij een aanwijsbare toename van het verharde oppervlak zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename van verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename van verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn het realiseren van grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Indien compensatie in het gebied niet gewenst is of niet doelmatig, kan ervoor gekozen worden de Berging Rekening Courant toe te passen. Middels een afkoopbedrag in het Waterfonds, kan elders in Haarlem dan extra waterberging worden gerealiseerd.
In de beheersverordening worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor er geen compensatie nodig is.
De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het verordeningsgebied.
Bomen zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en hebben meerdere betekenissen. Zowel in de belevingssfeer als ruimtelijk, milieutechnisch, ecologisch cultuurhistorisch als educatief zijn bomen van belang. Daarom is een boom het waard om zorgvuldig mee om te gaan.
Oosterduin is een woonwijk met een overwegend ruime stedenbouwkundige opzet en een zeer groen straatbeeld. Dit groene straatbeeld komt door de grote privétuinen. Daarnaast liggen aan de Randweg sportvelden. Straatbomen zijn voorzien in de trottoirs. Daarnaast kent de buurt verscheidene openbare groenvoorzieningen op pleintjes aan het Duinroosplantsoen en de Helmlaan/Slangenkruidlaan en langs straten (onder andere Egelantierlaan, Sleedoornweg, Parnassiakade/Zenegroenkade, Munterslaan, Stalkruidlaan en de Oosterduinweg).
Van de aanwezige bomen heeft een aantal bomen een waardevolle monumentale status. Deze bomen zijn beschermd.
Vanaf 2015 bieden de Haarlemse bestemmingsplannen bescherming aan de groeiplaatsen van monumentale en waardevolle bomen. Als er in deze beheersverordening gesproken wordt over monumentale bomen worden daarmee monumentale én waardevolle bomen bedoeld. De bescherming van de monumentale boom zelf is geregeld in een gemeentelijke verordening. Voor dit bestemmingsplan zijn alle monumentale en waardevolle bomen in het verordeningsgebied geïnventariseerd. Een boom kan als monumentaal zijn aangewezen als deze voldoet aan één of meer van de volgende criteria: de boom is minimaal 50 jaar oud, van cultuurhistorisch belang, het is een bijzondere soort of een herdenkingsboom. De vastgestelde monumentale bomen staan op de monumentale bomenlijst van Haarlem. Deze beheersverordening legt groeiplaatsen voor monumentale bomen vast die in de openbare ruimte staan. Bomen op particuliere terreinen die voldoen aan de criteria om monumentaal te worden, zijn niet opgenomen. Hiervoor geldt dat er nog geen beleid is vastgesteld en dat er ook (nog) geen afspraken zijn gemaakt met de eigenaren van de gronden waar deze monumentale bomen staan.
Om de groeiplaats te kunnen bepalen is voor alle monumentale bomen in de openbare ruimte de te verwachten maximale kroonprojectie onderzocht. Dit is de maximale oppervlakte van de kroon gemeten in het horizontale vlak van een volgroeide boom op een locatie. Deze is bepaald door onderzoek naar maximale groeiverwachting en afhankelijk van het type boom, de huidige leeftijd en de groeiomstandigheden. In de beheersverordening is voor deze groeiplaatsen de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning). Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het verbod om te bouwen wanneer de aanvrager met een groentoets aantoont dat de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt aangetast.
Opname van de monumentale bomen in bestemmingsplannen of beheersverordening is maatwerk. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden op particuliere gronden. De dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' valt daarom niet over particuliere gronden heen.
Aangezien de beheersverordening geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen faciliteert, maar uitsluitend de bestaande planologische rechten regelt, zijn de monumentale bomen voldoende beschermd.
Op grond van de op 29 november 2014 in werking getreden 'Reparatiewet BZK' vervallen uiterlijk op 1 juli 2018 de stedenbouwkundige voorschriften uit de 'Haarlemse bouwverordening'. Eén van die voorschriften betreft het realiseren van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Om dat te kunnen blijven borgen moeten voortaan ruimtelijke plannen een parkeerregeling bevatten. Dit geldt per direct voor ruimtelijke plannen die zijn vastgesteld na de datum van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK. Voor oudere ruimtelijke plannen blijven de voorschriften van stedenbouwkundige aard uit de Haarlemse bouwverordening op basis van overgangsrecht gelden tot 1 juli 2018.
Overeenkomstig het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018 is in de regels een parkeerregeling opgenomen.
Vanaf 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht. Dit besluit wijst rond het luchthavengebied een beperkingengebied aan. Binnen dat gebied gelden regels voor beperkingen van bestemming en gebruik van grond. Het gaat om beperkingen voor bebouwing, hoogte en het realiseren van vogelaantrekkende bestemmingen, vogelaantrekkend gebruik, windturbines en lasers.
Binnen het verordeningsgebied gelden geen beperkingen. Het gebied ligt namelijk niet in een aan- en uitvliegroute van het vliegverkeer en daarnaast op een te grote afstand van de luchthaven.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Voordat geluidgevoelige objecten - zoals woningen of scholen - kunnen worden gerealiseerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).
Als er nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de onderzoekszone van een weg worden gerealiseerd, dan mag de geluidsbelasting van het wegverkeer niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op overwegende bezwaren te stuiten dan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde. Deze hogere waarde mag de maximale ontheffingswaarde niet overschrijden.
Voor woonerven en voor wegen waarop de maximum snelheid 30 km/h bedraagt, geldt geen onderzoekszone, waardoor ze - strikt formeel gezien - niet hoeven te worden getoetst aan de normen van de Wgh. Daarnaast worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarvoor onderzoek is vereist.
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN bestaat uit kerngebieden: grote aan elkaar verbonden natuurgebieden met een hoge kwaliteit. De gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland worden door de provincie vastgesteld. De provincie kan ook gebieden aanwijzen die buiten het NNN liggen, maar wel belangrijk zijn vanwege hun natuur of landschap. Dit zijn 'bijzondere provinciale natuurgebieden' of bijzondere provinciale landschappen'.
Ook de soortenbescherming in Nederland ligt wettelijk vast in de Wet natuurbescherming. Het doel is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming deelt soorten in drie beschermingsregimes in. Dit zijn het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en het beschermingsregime andere soorten. Voor alle regimes geldt dat de beschermde soorten niet verstoord mogen worden. Sommige soorten genieten een striktere bescherming dan andere soorten. Als uit de voorgenomen ingreep blijkt dat verstoring aan de orde is, dan is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag noodzakelijk.
Voor het verordeningsgebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd. Er zijn daardoor geen nadelige effecten voor plant- en diersoorten. De ecologische situatie in het verordeningsgebied en de natuurwetgeving vormen daarom geen belemmering.
Haarlem beschikt over een Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). Zowel de Archeologische Monumenten Kaart als de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden zijn daarin verwerkt.
Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) ligt het verordeningsgebied grotendeels in een zone met een middelhoge verwachtingswaarde (afbeelding 4.). Alleen het (zuid)westelijke deel, ter plaatse van de Oosterduinweg, ligt in een zone met een hoge verwachtingswaarde.
Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) maakt het verordeningsgebied, met uitzondering van de zuidoosthoek, ter plaatse van de Zenegroenkade, deel uit van een monument van archeologische waarde (ARCHIS-monumentnr. 13.921). Verwacht wordt dat zich hier sporen van bewoning zullen bevinden daterend vanaf het Laat Neolithicum tot en met de Romeinse Tijd.
Binnen een straal van circa 500 meter rondom het verordeningsgebied zijn verder vier waarnemingen, één vondstmelding en twee onderzoeksmeldingen geregistreerd. De waarnemingen zijn alle gedaan op de flank van de strandwal van Aerdenhout-Bloemendaal.
Afbeelding 4.1: uitsnede Archeologische Beleidskaart Haarlem
De ABH verdeelt het grondgebied van de gemeente Haarlem in een aantal categorieën op basis van de archeologische verwachtingswaarde. Voor elk van deze categorieën is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek. De ABH gaat uit van de volgende categorieën:
Op basis van de ABH heeft het grootste deel van het verordeningsgebied een middellage archeologische verwachtingswaarde. Dit is de strandvlakte die ligt tussen de oudste en de op één na oudste strandwal. Archeologische vondsten hier toonden aan dat in deze zones archeologische waarden te verwachten zijn in een relatief lagere dichtheid. Om die reden geldt hier een regime dat door het verbinden van voorwaarden aan een omgevingsvergunning voor werken en/of voor bouwen bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 2.500 m² en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld van toepassing is.
Een klein deel van het verordeningsgebied heeft op de ABH een middelhoge archeologische verwachting. Hier kunnen relatief veel sporen van bewoning uit de prehistorie worden verwacht. In de periode na het Late Neolithicum zijn deze hoger gelegen gebieden in een vrij nat landschap geschikt geweest voor bewoning. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door het verbinden van voorwaarden aan een omgevingsvergunning voor werken en/of voor bouwen bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 500 m² en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld van toepassing is.
Voor dat deel van het verordeningsgebied dat een lage archeologische verwachting heeft, geldt dat die gedeelten van het grondgebied van Haarlem relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Daarom is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en aanlegvergunning bij grondverstorende activiteit met een oppervlakte van 10.000 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing.
Voor het deel van het verordeningsgebied met een lage, middellage of middelhoge archeologische verwachtingswaarde is op de verbeelding en in de regels een dubbelbestemming opgenomen.
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het verordeningsgebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 4, zie afbeelding 4.2.
Afbeelding 4.2: Bodemkwaliteitskaart met bodemindeling
Bodemverontreiniging
In het verordeningsgebied zijn in het verleden bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van de bodemonderzoeken wijken niet af van de kwaliteit die vanuit de bodemkwaliteitskaart verwacht wordt. Een inventarisatie naar bodemverontreiniging of mogelijke bodemverontreiniging in het gebied levert op dat binnen het verordeningsgebied geen gevallen van ernstige verontreiniging bekend zijn. In het gebied zijn geen locaties bekend die in het verleden als gevolg van gebruik verontreinigd zijn. De locaties waar een ondergrondse tank aanwezig was, zijn alle conform 'bodemsanering overeenkomstig het Besluit opslag in ondergrondse tanks' (BOOT) gesaneerd. Indien daarbij bodemverontreiniging aanwezig is geweest is deze ook gesaneerd.
Voor wat betreft nieuwbouwplannen is in het algemeen een bodemtoets nodig. De gemeente bepaalt tijdens deze bodemtoets of er wel of geen vrijstelling verleend wordt voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Een bodemonderzoek bestaat uit een vooronderzoek NVN5725 en een verkennend bodemonderzoek NEN 5740 aangevuld met een verkennend bodemonderzoek naar asbest NEN5707.
De aangetoonde verontreiniging uit de onderzoeken vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik in het gebied.
Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op, met bijbehorende richtlijnafstanden.
Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het verordeningsgebied Oosterduin is getypeerd als een gebied met woningen in laagbouw in lage dichtheid. De maximaal toegestane milieucategorie bij een gebied met overwegend laagbouw in een lage dichtheid is B.
Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieu-hygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Omdat er geen bedrijven in het verordeningsgebied zijn gesitueerd, maakt een bedrijvenlijst geen onderdeel uit van de regeling.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Hiervoor gelden twee Europese richtlijnen te weten de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's van 27 juni 2001. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage ontwikkeld.
In deze beheersverordening wordt niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-plichtige beoordelingsplichtige activiteiten.
De belangrijkste regels over de luchtkwaliteit staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). De maatregelen worden in Nederland vooral in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgelegd. Het NSL bevat landelijke, regionale en lokale maatregelen om te voldoen aan de normen. Daarbij is rekening gehouden met gewenste en geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk, provincies en gemeenten werken samen binnen het NSL.
Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Een project is 'niet in betekenende mate' als de bijdrage van het project maximaal 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide (NO2) is. In de praktijk vertaalt dit naar een jaargemiddelde bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen die worden vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'NIBM'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.
Bij het aspect externe veiligheid gaat het om het ruimtelijk mogelijk maken van aan de ene kant risicobronnen (zoals inrichtingen, vliegvelden, transport gevaarlijke stoffen) en aan de andere kant bestemmingen die bescherming behoeven. Hierbij gaat het om kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen, gebouwen met grote aantallen personen of personen met een beperkte zelfredzaamheid.
Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bev-I sinds 2004) het belangrijkste toetsingskader. Hierin zijn bijvoorbeeld grenswaarden, richtwaarden en oriënterende waarden opgenomen voor het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bev-T) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Verder is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van belang (Bev-B sinds 2011). Voor luchthavens is specifiek beleid, dat deels nog in ontwikkeling is. Dit geldt ook voor windturbines.
Gemeenten moeten in hun plannen rekening houden met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De kans op een ongeluk tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen ongelukken is klein, maar niet uitgesloten. Er komen steeds meer woonwijken en kantoren langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het vervoer neemt naar verwachting ook nog verder toe.
Gemeenten moeten het gebied en de gebouwen langs de infrastructuur zo inrichten dat mensen gemakkelijk weg kunnen komen, zich in veiligheid kunnen brengen bij een calamiteit. Ook moeten hulpdiensten hun werk kunnen doen. De overheid en het bedrijfsleven hebben samen een systeem ontwikkeld: een basisnet voor autowegen (weg), vaarwegen (water) en spoorwegen (spoor).
Het Basisnet geeft per traject aan wat het maximale risico is van het vervoer van gevaarlijke stoffen, waardoor de risico's voor omwonenden acceptabel zijn. Die maximaal toelaatbare risico's zijn met de bijbehorende risicozones voor alle relevante spoor-, weg- en vaarwegtrajecten in tabellen vastgelegd. Basisnet geeft duidelijkheid aan gemeenten bij plannen voor ruimtelijke ontwikkeling.
Voor het wettelijk vastleggen van de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het Basisnet is er een nieuwe algemene maatregel van bestuur opgesteld: het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEV-T). Verder is de Regeling Basisnet opgesteld. Tot slot wordt het Bouwbesluit 2012 aangepast in verband met het bouwen in plasbrandaandachtsgebieden.
Naast de Rijkswegen die zijn aangewezen in het Basisnet Weg en de provinciale wegen die zijn vrijgegeven voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, kan een gemeente ook wegen aanwijzen waarover (routeplichtige) gevaarlijke stoffen moeten worden vervoerd. De door de gemeente Haarlem vastgestelde route is van rechtswege vervallen na reconstructie van de Oudeweg (Waarderpolder) en daarna niet opnieuw vastgesteld.
De algemene regel is wel dat degene die met een voertuig over de weg gevaarlijke stoffen vervoert, verplicht is bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Het vervoer binnen de bebouwde kom is alleen toegestaan als het voor het laden of lossen noodzakelijk is of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.
In de nabijheid van het verordeningsgebied Oosterduin zijn geen inrichtingen aanwezig waar per tankwagen LPG of propaan (maatgevende stoffen) worden afgeleverd (bestemmingsverkeer). Wel is de Westelijke randweg (N208) een weg waarover doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt naar andere gemeenten.
Voor het verordeningsgebied betekent dit dat er op grond van het BEV-T getoetst moet worden aan de eisen van PR en GR.
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar op overlijden van een individu die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Deze grenswaarde resulteert in een afstand die in acht moet worden genomen tussen risicovolle activiteiten/routes en (beperkt) kwetsbare objecten.
Een PR wordt op kaart aangegeven als een isocontour. Daarbij zijn de plaatsen met een gelijk (iso) risico (10-6/jaar) met elkaar verbonden. Vaak vormt deze contour een cirkel.
De N208 "Westelijke Randweg" heeft geen 10-6/jaar contour. Dit is volgt uit het rapport van AVIV Adviseurs externe veiligheid en risicoanalyses, opgesteld in opdracht van de provincie Noord Holland, d.d. december 2010 ' Tellingen en risicoberekeningen vervoer gevaarlijke stoffen N208'.
Het groepsrisico is de kans op gelijktijdig overlijden van een groep mensen als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico bestaat geen harde grenswaarde. Wel bestaat er een referentie/ijkpunt. Dit is de oriëntatiewaarde.
De beheerverordening heeft betrekking op een verordeningsgebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, daarom dient in de toelichting bij het plan het groepsrisico verantwoord te worden. Hierbij zijn naast de personendichtheid in het gebied aspecten als zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en hulpverlening van belang.
Voor laatstgenoemde aspecten is advies in gewonnen te worden bij de Veiligheidsregio. Het advies is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.
Het bestuur van de gemeente Haarlem verantwoordt de hoogte en de toename van het groepsrisico aan de hand van de huidige en toekomstige personendichtheid in het verordeningsgebied.
Uit eerder genoemd onderzoek van AVIV blijkt dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Het is van belang om risicobronnen en risico-ontvangers afdoende van elkaar gescheiden te houden. In de huidige situatie is de afstand tussen de Westelijke Randweg en het verordeningsgebied beperkt. Omdat er in de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden binnen een afstand van 200 meter aan weerszijde van de N208, is er geen sprake van een nadelige invloed op de toekomstige personendichtheid.
Indien binnen het verordeningsgebied voor aanwezige objecten noodplannen worden opgesteld (bedrijven dienen die bijvoorbeeld verplicht te hebben), moeten de externe veiligheidsrisico's die zijn geïdentificeerd daarin meegenomen worden.
Er liggen geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het verordeningsgebied. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor de beheersverordening.
In maart 2007 sprak de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uit dat Haarlem in 2030 klimaatneutraal moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe stelde de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vast. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht krijgt, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk is via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast moet zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik worden gemaakt.
Zoals hiervoor al is vermeld, is het uitgangspunt van deze beheersverordening het overnemen van de regelingen uit ter plaatse van het verordeningsgebied vigerende bestemmingsplannen.
In de beheersverordening is de bestaande situatie in ruime zin uitgangspunt.
De regels in deze beheersverordening bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is in artikel 1 een aantal begrippen opgenomen die van toepassing zijn op de regels van de beheersverordening
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
In dit hoofdstuk zijn de bouw- en gebruiksregels opgenomen. Voor alle besluitvlakken geldt dat de bestemmingen en aanduidingen zoals opgenomen op de aldaar vigerende bestemmingsplannen van toepassing zijn evenals de regels uit die bestemmingsplannen. Het betreft alle regels (inclusief begripsbepalingen en algemene regels) , met uitzondering van wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen.
In de beheersverordening zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Bedrijf (artikel 3)
Deze bestemming is bedoeld voor (bestaande) nutsvoorzieningen, zoals electriciteitshuisjes.
Detailhandel (artikel 4)
Aan de Oosterduinseweg is een bloemen- en plantencentrum aanwezig. Deze heeft het besluitvlak 'Detailhandel' toegekend gekregen, omdat deze functie destijds ook als zodanig is vergund. Het gebruik is toegespitst op het reeds aanwezige tuincentrum, met de daarbij behorende kas en bijbehorende voorzieningen. De kas is specifiek aangeduid als zijnde 'kas'.
Dienstverlening (artikel 5)
De bebouwing en gronden die in het verordeningsgebied zijn bestemd als 'Dienstverlening', betreffen de panden aan de Zenegroenkade 1-5. Zowel op de begane grond als op de overige verdiepingen wordt ruimte geboden voor de functies kantoren en dienstverlening. Ten behoeve van het gebruik van de ondergrondse parkeergarage onder het besluitvlak, is dit besluitsubvlak op de verbeelding weergegeven als 'verkeer- ondergrondse parkeergarage. Voorbeelden van de daarbij behorende voorzieningen zijn lift, toegangsweg, trappenhuis enz.
Gemengd -3 (artikel 6)
Dit besluitvlak is bedoeld voor het 'winkellint' in Oosterduin waar niet-woonfuncties op de begane grond zijn gerealiseerd en voor panden waar niet-woonfuncties al op grond van het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan. Op de eerste verdieping van deze panden zijn woningen met bijbehorende bergingen toegestaan. Daarbij kan ook gebruik worden gemaakt van een aan wonen ondergeschikte bedrijf of beroep aan huis.
Groen (artikel 7)
In lid 1 is bepaald welk gebruik is toegestaan, zoals groenvoorzieningen, park en plantsoenen met speelweiden. Ook is de mogelijkheid opgenomen om ondergrondse vuilcontainers, straatmeubilair en bergbezinkbassins en inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers te plaatsen. Verder is de mogelijkheid geboden om maximaal twee toegangswegen te realiseren, deze uitsluitend ten behoeve van de hoofdbestemming 'Sport' aan de Zeedistelweg.
Maatschappelijk (artikel 8)
Dit besluitvlak is bedoeld voor bestaande panden die geheel worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen.
Sport (artikel 9)
De sportvelden en het sportcomplex hebben het besluitvlak 'Sport' gekregen. Op de verbeelding is een bebouwingsvlak aangegeven waarbinnen maximaal één gebouw is toegestaan. Daarnaast zijn ook bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Ten behoeve van aan sport ondergeschikte en daarmee verbonden eventuele horeca en detailhandelactiviteiten is het toegestaan tot een maximum van 20% van de bruto vloeroppervlakte te gebruiken ten behoeve van deze activiteiten. Verder wordt ook de mogelijkheid geboden om maatschappelijke voorzieningen te realiseren, zoals bijvoorbeeld kinderopvang. In verband met het tegengaan van licht- en geluidshinder in de nabije omgeving van het sportveld, is verdere bebouwing uitgesloten daar waar dit op de verbeelding is aangegeven met het besluitsubvlak 'bebouwing uitgesloten'. Het gaat in dit geval zowel om nieuwe, nog op te richten gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, behoudens de oprichting van ballenvangers en erf- en terreinafscheidingen.
Als 'Sport' is eveneens bestemd het fitnesscentrum 'Life Fit' aan de Zeedistelweg 1 met de daarbij behorende voorzieningen, met een besluitsubvlak 'fitnesscentrum'. Ten behoeve van de reeds aanwezige schoonheidssalon, fysiotherapie en kinderopvang is onder de gebruiksregels bepaald dat de totale brutovloeroppervakte van de deze voorzieningen niet meer dan 40% mogen bedragen ten opzichte van het totale brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw.
Tuin -1 (artikel 10)
De voor gebouwen bedoelde gronden behorende bij onder andere de besluitvlakken 'Wonen' en 'Gemengd' worden bestemd als 'Tuin -1'. Binnen dit besluitvlak zijn slechts tuinen en verhardingen toegestaan. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw, zoals een berging kan niet binnen dit besluitvlak worden gerealiseerd. Dit besluitvlak komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan, met name bij hoekwoningen, het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Daarom zijn alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
Tuin -2 (artikel 11)
De bij onder andere woningen behorende gronden waar wel gebouwen zijn toegestaan, worden bestemd als zijnde 'Tuin 2'. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met het besluitvlak 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd. Dit in belang van voldoende woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid en groen.
Tuin -3 (artikel 12)
Het besluitvlak 'Tuin 3' is bedoeld voor tuinen die 100% bebouwd mogen worden.
Verkeer (aritkel 13)
Dit besluitvlak is bedoeld voor alle rijwegen binnen het verordeningsgebied inclusief de bijbehorende bermen en verhardingen, openbare parkeerplaatsen, openbare ruimte met bijbehorende voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's en ondergrondse bergbezinkbassins. De bestaande brug en de Munterslaantunnel vallen eveneens onder dit besluitvlak.
Water (artikel 14)
De in het verordeningsgebied voorkomende waterwegen en waterpartijen zijn ondergebracht in het besluitvlak ' Water'.
Wonen (artikel 15)
Dit besluitvlak is bedoeld voor alle panden binnen Oosterduin die voor wonen worden gebruikt. Naast wonen is ook beroepsuitoefening aan huis toegestaan. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van woonwijken is het toegestaan woningen te gebruiken en in te richten voor beroepsmatige activiteiten aan huis. Wel is het van belang dat de woningen die hiervoor gebruikt worden in overwegende mate de uitstraling behouden van een woning en dat de verkeersaantrekkende werking beperkt blijft. Om die reden zijn beroepsmatige activiteiten aan huis in de beheersverordening niet onbeperkt toegestaan: maximaal 35% van het bruto vloeroppervlak van een woning mag gebruikt worden voor beroepsmatige activiteiten aan huis, tot een maximum van 50 m².
Waarde - Archeologie (artikel 16)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
De beheersverordening houdt rekening met de (voorlopige) Archeologische Beleidskaart Haarlem. In het verordeningsgebied komen de categorieën 3, 4 en 5 voor.
Waarde - Groeiplaats monumentale boom (artikel 17)
In de beheersverordening is het besluitvlak 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' inclusief een bouwverbod en een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Binnen dit besluitvlak is geen nieuwe bebouwing mogelijk. Er kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het verbod om te bouwen als uit een zogenaamde groentoets blijkt dat de groeiplaats van de boom niet onevenredig wordt aangetast.
Daarnaast is voor een aantal werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning) vereist.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregeling en de algemene afwijkingsregels opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel
In de overgangs- en slotregel is de overgangsregeling opgenomen. In de slotregel is de officiële naam van de verordening bepaald. Onder deze naam kan de beheersverordening worden aangehaald.
De beheersverordening is een planologisch instrument dat conserverend van aard is. Gezien het karakter van de beheersverordening zullen er aan de uitvoerbaarheid daarvan dan ook geen kosten verbonden zijn. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is dan ook verzekerd.
De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en continueert de vigerende (bestemmings)planregeling. Derhalve is er bij het opstellen van een beheersverordening geen verplichting tot inspraak en kunnen er geen zienswijzen en beroepschriften worden ingediend. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van de beheersverordening is, gezien het voorgaande, verzekerd.