direct naar inhoud van Artikel 16 Tuin - 3
Plan: Bosch en Vaart
Plannummer: BP4080004
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080004-0004

Artikel 16 Tuin - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw';
  • c. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en 'parkeergarage';
  • d. bijbehorende voorzieningen zoals o.a. voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
16.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

16.2.1 Gebouwen
  • a. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het gemiddeld aansluitend terrein, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7,0 meter bedragen.

16.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige 'benoemen ander bouwwerk' mag niet dan 3 m bedragen;

dakterras

  • c. voor dakterrassen gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 22.
16.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 voor een kap op een aan- en uitbouw, gebouwd aan de oorspronkelijke zijgevel onder de volgende voorwaarden:
    • a. de goothoogte van een aan- en uitbouw aan de oorspronkelijke zijgevel mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum goothoogte van 4,0 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
    • b. de dakhelling van de kap aan de voor- en achterzijde niet meer bedraagt dan de dakhelling van de hoofdbebouwing.

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 voor het verhogen van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
    • a. de afstand tussen voor- en achtergevelrooilijn bedraagt minder dan 9 meter;
    • b. de extra bouwlaag wordt niet hoger dan de goothoogte van de hoofdbebouwing;
    • c. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen minimaal 18 meter bedraagt.

  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 voor het verhogen van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 4 meter.

  • 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 voor het afdekken van bijgebouwen met een kap tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw.

  • 5. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de bezonningssituatie;
    • c. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  • a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor bijgebouwen als zelfstandige woning.