direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan IJsselmeerdijk 8 Warder
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.wpIJsselmeerdijk8-vg01

Regels

behorende bij het Wijzigingsplan IJsselmeerdijk 8 Warder

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Wijzigingsplan IJsselmeerdijk 8 Warder' van de gemeente Edam-Volendam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0385.wpIJsselmeerdijk8-vg01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is.

1.7 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 agrarische bedrijven:

bedrijven gericht op uitsluitend veehouderij- en weidebedrijven bestaande uit melk- of zoogvee-, schapen- en geiten(melk)houderijen, mits de exploitatie van deze bedrijven geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.10 agrarisch deeltijdbedrijf:

een bedrijf waar de agrarische bedrijfsactiviteiten geen volledige en constante bezetting van één arbeidskracht vereisen en daarnaast een ondergeschikt (hoofd)inkomen opleveren.

1.11 agrarisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat overwegend deelbewerking verricht ten behoeve van de agrarische productie.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.14 bebouwingspercentage:

het percentage van het bouwvlak, of indien geen bebouwingsgrenzen zijn aangegeven, het percentage van het bestemmingsvlak, dat mag worden bebouwd met gebouwen.

1.15 bed&breakfast:

het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is.

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.17 bestaand:
  • 1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • 2. bij gebruik: ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.21 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 buitenbak:

een onoverdekte, al dan niet omheinde ruimte, kennelijk aangelegd en ingericht ten behoeve van de beoefening van de paardensport.

1.29 cultuurhistorische waarden:

de waarden van een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden.

1.30 dagrecreatie:

recreatief buitenverblijf, uitgezonderd recreatief nachtverblijf, dat in hoofdzaak gericht is op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, schaatsen, paardrijden, surfen en zwemmen.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.33 extensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 kampeermiddelen:

tent, tentwagen, kampeerauto of (toer)caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde en waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel werkzaam op de kampeerplaats waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.

1.37 kamperen:
  • a. het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van een recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een zomerhuis;
  • b. het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.38 kamperen bij de boer:

het "kleinschalig" kamperen nabij agrarische (bij)gebouwen waarbij de kampeermiddelen middels beplanting aan het oog zijn onttrokken.

1.39 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden.

1.40 landschappelijke en aardkundige waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beinvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.41 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.42 onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken – voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

1.43 peil:


hoofdgebouw:

  • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw;
  • 2. indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzageleggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;

bijgebouw:

de hoogte als voor het (hoofd)gebouw geldt of indien er sprake is van een hoogteverschil in het terrein, bijvoorbeeld talud, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein, in relatie met de hoogte van de bebouwing op het naburige erf.

1.44 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.45 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte, hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 stolpwoning:

van oorsprong voor agrarische doeleinden (inclusief wonen) opgericht gebouw op een vierkante plattegrond, bestaande uit één bouwlaag met pyramidaal dak, dat rust op een constructie van poeren en dwarsbalken.

1.47 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.48 voorgevelrooilijn:
  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:


tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:


vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 vloeroppervlakte van woningen:

de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede worden verstaan keukens en slaapvertrekken. Niet meegerekend worden gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, alsmede ingebouwde bergingen en vlieringen, die gebruikt worden als berging.

2.7 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van volwaardige en reële veehouderijen en weidebedrijven;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. het verbouwen van ruwvoedergewassen, met dien verstande dan niet meer dan 25% van de bij het bedrijf behorende gronden voor dit doel mogen worden gebruikt;
  • d. water;
  • e. groen;
  • f. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke waarden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd (met uitzondering van paardenbakken) met een bouwhoogte tot maximaal 2 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 3.2.1 voor een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • d. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd producten van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • e. het gebruik van meer dan 500 m2 aan, dan wel meer dan 50% van de bedrijfsomvang van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veredelingsactiviteiten;
  • f. de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport;
  • g. het gebruik ten behoeve van de paardenhouderij en paardenfokkerij;
  • h. het gebruik ten behoeve van het aanbrengen of aanleggen van kaden, aanlegplaatsen of steigers, ten behoeve van recreatie- en pleziervaartuigen, met dien verstande dat kleine vaartuigen met een lengte van minder dan 5 m, die zijn afgemeerd grenzend aan een erf waarop een woning is gerealiseerd, wel zijn toegestaan;
  • i. het gebruik ten behoeve van logeren bij de boer;
  • j. het gebruik als kampeerterrein;
  • k. het gebruik van erven en bedrijfsgebouwen voor parkeren en/of stallen van vrachtwagens welke niet ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn, met uitzondering van het perceel Zesstedenweg 10, waar een maximum van drie vrachtwagens is toegestaan.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en niet zijnde werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het verrichten van proefboringen, andere boringen, het veroorzaken van ontploffingen in of op de grond ten behoeve van het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
  • b. het afgraven, ophogen en integraal egaliseren van gronden; het scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen buiten de recreatieve routes en beplantingen;
  • d. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, water en parkeren.

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend erkers aan woningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • c. de breedte niet meer mag bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
  • d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- of terreinafscheidingen waarvan de hoogte 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter en daarvoor niet meer dan 1 meter mag bedragen;
    • 2. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter.

Artikel 5 Tuin - Openheid

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Openheid' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • b. de gronden binnen deze bestemming dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, dan wel zoals het artikel luidt indien sprake is van een wetswijziging betreffende vergunningsvrij bouwen op het erf na vaststelling van dit wijzigingsplan.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water met de voor de waterhuishouding en het verkeer in en over het water noodzakelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. kaden en dijken;
  • c. wateren, terreinen en overige onbebouwde gronden.
6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, gemeten ten opzichte van de hoogte van de aangrenzende oever, met dien verstande dat uitsluitend bij recreatieve routes de onderdoorgang van bruggen ten opzichte van het waterpeil niet minder mag bedragen dan 1,5 meter;
  • b. afmeerplaatsen zijn toegestaan voor zover grenzend aan openbaar gebied.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik als ligplaats voor woonschepen of recreatie- of pleziervaartuigen, met dien verstande dat kleine vaartuigen met een lengte van minder dan 5 meter, die zijn afgemeerd grenzend aan een erf waarop een woning is gerealiseerd, wel zijn toegestaan;
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden
6.4.1 Vergunning
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in lid 6.1 onder a bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, vergraven of dichten van waterlopen en het maken van dammen;
    • 2. het verwijderen van rietkragen;
    • 3. het aanbrengen van voorzieningen bij afmeerplaatsen ten behoeve van dagrecreatie in het kader van het aanleggen van recreatieve routes en bijbehorende voorzieningen;
    • 4. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen en beplantingen.
  • b. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in lid 6.1 onder b bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanplanten van riet en biezen, tenzij ten behoeve van het kustbeheer;
    • 2. het aanleggen van stranden;
    • 3. het aanleggen van kaden en dijken;
    • 4. het graven en verleggen van geulen;
    • 5. het bergen van bodemmateriaal.
6.4.2 Toetsingscriterium

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als door de in lid 6.4.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

6.4.3 Uitzondering

Het verbod in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of het water;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. worden uitgevoerd ten behoeve van de voortzetting van het op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestaande gebruik van de grond of het water.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. met de daarbij behorende erven, parkeren en water.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Woningen

Ten aanzien van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kaakberg' mag uitsluitend een hooikaakbergwoning gebouwd worden;
  • d. de diepte van een woning mag niet meer bedragen dan 15 meter, tenzij de bestaande diepte van een woning groter is: in dat geval is de bestaande diepte toegestaan;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 715 m3, tenzij de bestaande inhoud van een woning groter is: in dat geval is de bestaande inhoud toegestaan;
  • f. de inhoud van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kaakberg' mag niet meer bedragen dan 1.000 m3;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van een woning niet meer bedragen dan dit maximum, met uitzondering van stolpboerderijen/woningen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter, tenzij de bestaande hoogte van een woning groter is: in dat geval is de bestaande hoogte toegestaan;
  • h. de woning dient van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 45° en niet meer dan 60°, met uitzondering van:
    • 1. gebroken kappen (mansardekappen) waarvan het eerste dakvlak vanaf de goot een helling mag hebben van maximaal 70° en het aansluitende dakvlak een helling mag hebben van maximaal 50°, tenzij de bestaande woning of een gedeelte daarvan plat is afgedekt: in dat geval is de bestaande situatie toegestaan;
    • 2. de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kaakberg' waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 25° en niet meer dan 45° graden;
  • i. de nokrichting of, indien geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de dakvlakken dient haaks op of evenwijdig aan de zijdelingse grens van het bouwvlak geprojecteerd te worden.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij elke woning op hetzelfde bouwperceel mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. onverminderd het bepaalde onder a dienen de bijbehorende bouwwerken op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevel van de woning of het denkbeeldig verlengde daarvan gebouwd te worden, tenzij de bestaande afstand kleiner is: in dat geval is de bestaande situatie toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en/of uitbreidingen per woning bedraagt in het geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 niet meer dan 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte groter is: in dat geval is de bestaande oppervlakte toegestaan;
  • d. de goothoogte en nokhoogte van een bijgebouw niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 meter en 6 meter,
  • e. bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt of van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30° en niet meer dan 60°;
  • f. de nokrichting van de bijgebouwen of, indien er geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de dakvlakken, dient haaks op of evenwijdig aan de voorgevel van de woning geprojecteerd te worden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kaakberg' mogen bouwwerken:
    • 1. voor zover gelegen buiten het bouwvlak, uitsluitend als bijgebouw worden gebruikt;
    • 2. voor zover gelegen binnen het bouwvlak, voor woondoeleinden en als bijgebouw worden gebruikt;
    • 3. geen groter oppervlak hebben dan 100 m2;
    • 4. geen hogere bouwhoogte hebben dan 12 meter.
  • h. in afwijking van het bepaalde onder c, d en g mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal de oppervlakte van de aanduiding 'bijgebouwen' bedragen, en mag de goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a, met uitzondering van erfafscheidingen, tot een hoogte van maximaal 6 meter, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.1 onder b:
    • 1. voor het splitsen van woningen in niet meer dan twee wooneenheden, waarbij de overige bouwregels in lid 7.2.1 onverkort van toepassing blijven, met dien verstande dat:
      • de inhoud van de woning niet minder mag bedragen dan 150 m3;
      • met betrekking tot de bijgebouwen het bepaalde in lid 7.2.2 van toepassing blijft, met dien verstande, dat voor de zinsnede "per woning" in lid 7.2.2 onder c, d en e "per twee woningen" gelezen dient te worden;
      • aangetoond dient te worden dat in de vergroting van het aantal benodigde parkeerplaatsen zal worden voorzien op de bij de woning behorende gronden, dan wel op gronden in de directe nabijheid van de woning ten behoeve waarvan de afwijking wordt toegepast;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.1 onder h, voor een dakhelling van niet meer dan 80°;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.1 onder i voor het plat afdekken van woningen of delen ervan;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.2 onder c, d en e, voor het bebouwen van een grotere oppervlakte met bijgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 150 m2, onverminderd het bepaalde in lid 7.3 onder e2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 1/3 van het achtererfgebied, onverminderd het bepaalde in lid 7.3 onder e1;
    • 3. lid 7.2.2 onder b, f, g en h zijn van overeenkomstige toepassing;
    • 4. mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het open landschap en de doorzichten naar het open landschap;
  • f. het bepaalde in lid 7.2.1 onder a voor uitbreiding van een vrijstaande woning aan de achterzijde door het verschuiven van de bebouwingsgrens met 5 meter en voor aaneengebouwde woningen aan de achterzijde door het verschuiven van de bebouwingsgrens met 2 meter, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 2. de uitbreiding dient van een platte afdekking te worden voorzien, een kap is toegestaan mits de gebruikswaarde van het belendende perceel of percelen niet wordt aangetast;
    • 3. de overige bouwregels in lid 7.2.1 blijven onverminderd van toepassing
    • 4. de uitbreiding zal door plaats, positie en afmeting zowel visueel als functioneel rekening moeten houden met de kwaliteit van de openbare ruimte waaraan het perceel is gelegen;
    • 5. de uitbreiding zal door plaats, positie en afmeting rekening moeten houden met de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy;
  • g. het bepaalde in lid 7.2.2 onder g voor een dakhelling van niet meer dan 80°.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Beroep en bedrijf aan huis

Voor het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van professionele diensten in de woning of een bijgebouw mag niet meer dan 20% van de beganegrondvloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen worden gebruikt, met uitzondering ter plaatse van IJsselmeerdijk 18, waar ten behoeve van het beroepsmatig verlenen van professionele diensten niet meer dan 65% van de beganegrondvloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt.

7.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden;
  • b. het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennissport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna's;
  • c. het gebruik ten behoeve van het aanbrengen of aanleggen van kaden, aanlegplaatsen of steigers, ten behoeve van recreatie- en pleziervaartuigen, met dien verstande dat kleine vaartuigen met een lengte van minder dan 5 meter, die zijn afgemeerd grenzend aan een erf waarop een woning is gerealiseerd, wel zijn toegestaan;
  • d. het gebruik van gebouwen als recreatieve nachtverblijfsruimte, met uitzondering van de gebouwen met de aanduiding 'bed & breakfast';
  • e. het gebruik als kampeerterrein;
  • f. het bedrijfsmatig stallen of laten stallen van (klein) vee zoals schapen, geiten en varkens;
  • g. de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.4.1 voor een oppervlakte van ten hoogste 40% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, mits de beroepsuitoefening naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling past in de woonomgeving;
  • b. het bepaalde in lid 7.4.2 onder d voor het bieden van recreatief nachtverblijf, mits:
    • 1. het aantal logieseenheden niet meer bedraagt dan 2;
    • 2. aan niet meer dan 5 personen tegelijkertijd verblijf wordt geboden;
    • 3. uitsluitend bestaande gebouwen voor logieseenheden gebruikt worden;
  • c. het bepaalde in lid 7.4.2 onder e voor een kleinschalig kampeerterrein, mits;
    • 1. het aantal kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 15;
    • 2. het kampeerterrein uitsluitend wordt gebruikt gedurende de periode van 1 april tot en met 31 oktober, met dien verstande dat als Pasen vóór 1 april valt, de periode van Pasen tot en met 31 oktober van toepassing is;
    • 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen worden geplaatst als een tent, tentwagen, kampeerauto en/of caravan;
    • 4. de nettostandplaatsoppervlakte per kampeermiddel niet minder bedraagt dan 60 m2, met dien verstande, dat geen der zijden van een standplaats korter mag zijn dan 7,5 meter;
    • 5. ten behoeve van het kleinschalige kampeerterrein niet wordt gebouwd;
    • 6. de voorzieningen ten behoeve van het kamperen, als sanitair en een recreatieruimte in de bestaande gebouwen gerealiseerd worden;
  • d. het bepaalde in lid 7.4.2 onder g mits:
    • 1. de afstand tot de niet op hetzelfde perceel gelegen woningen niet minder bedraagt dan 20 meter;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 meter;
    • 3. de aanleg en het gebruik geschieden achter de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens;
    • 4. de oppervlakte van de buitenbak niet meer dan 800 m2 bedraagt.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die een grondoppervlakte hebben groter dan 500 m2 en dieper worden gebouwd dan 0,40 m, met uitzondering van bouwwerken binnen de bestaande bouwvlakken binnen de bestemming Agrarisch met waarden''.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, op voorwaarde dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, burgemeester en wethouders advies inwinnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
8.4 Vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden
8.4.1 Verbod uitvoering van werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het graven van sloten alsmede het aanleggen van een drainage;
  • e. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, het planten, vellen, rooien of beschadigen van bomen anders dan bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  • g. het maken van dammen, kaden en oeververzwaringen;
  • h. het graven, uitdiepen, verbreden en dempen van watergangen.

voor zover deze de werkzaamheden over een oppervlakte plaatsvinden groter dan 500 m2 en dieper reiken dan 0,40 meter.

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing:

  • a. op bestaande bouwvlakken binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden';
  • b. op normale onderhoudswerkzaamheden;
  • c. op werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. op werkzaamheden als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Boswet;
  • e. voor het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning voor het ontgronden is vereist;
  • f. indien het door de gemeente verlangde archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en voor zover de gemeente de gronden voor werken en werkzaamheden heeft vrijgegeven.
8.4.3 Voorwaarden

Een vergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. de aanvrager van de vergunning een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2, uitsluitend nadat aan de waterbeheerder advies is gevraagd, voor de bouw van een afmeerlocatie in de vorm van aanlegsteigers en of overstapplaatsen ten behoeve van het gebruik van recreatieve routes.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Parkeren
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze in stand moeten worden gelaten. Hiervoor wordt getoetst aan het ten tijde van de vergunningaanvraag geldende gemeentelijk parkeerbeleid.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
11.2 Beeldkwaliteit

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat moet worden voldaan aan het beeldkwaliteitplan Zeevang, zoals opgenomen in Bijlage 1, en het beeldkwaliteitsplan IJsselmeerdijk 8, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.

11.3 Bestaande situatie

Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemmingen, geldt dat:

  • bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen of onbebouwde gronden als seksinrichting -behoudens het in artikel 36.8 (Wijzigingsbevoegdheid seksinrichting)- bepaalde;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van bebossing met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - arboretum';
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen “bedrijf aan huis” en “beroep aan huis” mag onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 het gehele voor beroep of bedrijf aan huis aangeduide deel van een bijgebouw ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis worden gebruikt.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk mag niet eerder worden gebouwd dan nadat de dijkbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk advies uit te brengen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in bepaalde in hoofdstuk 2 voor:

  • a. de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregel- en meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
  • b. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • c. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • e. het afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg met niet meer dan 5 meter, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
  • f. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte en voorgevelbreedte van de woonhuizen met niet meer dan 60 cm;

De afwijkingen als bedoeld in dit artikel mogen uitsluitend worden toegepast indien de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.

14.2 Stolpwoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de voorgeschreven inhoudsmaat en bouwhoogte van woningen te wijzigen, indien er een architectonisch verantwoorde stolpwoning wordt gerealiseerd met een maximum van respectievelijk 1.500 m3 inhoud en 15 meter bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. bij de afwijking de stolpwoning maximaal 20% van de oppervlakte van het perceel bedraagt;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. de breedte van het perceel minimaal 8 meter breder is dan de breedte van de stolp;
  • d. bij de afwijking tevens een beeldkwaliteitplan wordt vastgesteld.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Bestemmings- en bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingen en bebouwingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels .

  • a. de wijziging mag alleen gronden betreffen welke het eigendom van de gemeente zijn, dan wel gronden, waarvan de eigenaar of een ander zakelijk gerechtigde om een wijziging heeft verzocht;
  • b. de bestemmingsgrens en/of de bebouwingsgrens mag met niet meer dan respectievelijk 10 meter en 5 meter veranderd worden, met dien verstande, dat:
  • c. de bouwgrenzen van de bestemmingen 'Agrarisch - Paardenfokkerij', 'Agrarisch - Tuinbouw' en 'Agrarisch met waarden' niet worden gewijzigd;
  • d. de afstand van de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens tot de bestemming 'Verkeer' niet wordt verkleind;
  • e. de oppervlakte van de bestemming 'Bedrijf' niet wordt vergroot;
  • f. de oppervlakte van de bestemming 'Water' niet wordt verkleind tenzij dit elders gecompenseerd wordt;
  • g. de ligging van de wegen binnen de als 'Natuur' aangewezen gronden niet wordt gewijzigd;
  • h. de ligging van de overige wegen met niet meer dan 5% wordt gewijzigd.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Weidevogelleefgebied

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen 'Agrarisch - Paardenfokkerij', 'Agrarisch - Tuinbouw' en 'Agrarisch met waarden' wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. de afstand tot aan het verlengde van de voorste bestemmingsgrens van de aangrenzende bestemming 'Tuin' mag niet worden verkleind.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het Wijzigingsplan IJsselmeerdijk 8 Warder van de gemeente Edam-Volendam.