1.1 Plan:
Het bestemmingsplan Marinahaven 1e partiele herziening van de gemeente Edam-Volendam;
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0385.
bpMarinahaven-vg01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 Bebouwingspercentage:
Het in de regels of in een aanduiding aangegeven percentage van een bouwvlak, of indien geen bebouwingsgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met gebouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.8 Bestaand:
- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.9 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.10 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 Bijbehorende bouwwerken:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met dak;
1.12 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.14 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel;
1.16 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.17 Bouwvlakgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.18 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 Dagrecreatie:
Activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.20 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en leveren van goederen en diensten voor eindgebruikers;
1.21 Dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.22 Drijvende recreariewoonverblijven
Drijvend bouwwerk, geschikt voor recreatief nachtverblijf:
1.23 Evenementen:
Periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, circussen en andere vertoningen;
1.24 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 Hoofdgebouw:
E
en gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.26 Hoofdverblijf:
Het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;
1.27 Kampeermiddel:
Een tent, een vouwwagen, een camper, een toercaravan of een huifkar; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor een recreatief dag- en/of nachtverblijf;
1.28 Nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.29 Recreatief nachtverblijf:
Recreatie in ruimten welke zijn bestemd op opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, drijvende recreatiewoonverblijven, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.30 Seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 Toeristische activiteiten:
Kleinschalige activiteiten gericht op toerisme, zoals het verzorgen van rondleidingen, verkoop van souvenirs, demonstreren van oude ambachtelijke bedrijvigheid en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten;
1.32 Verblijfsrecreatie:
Een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in het recreatiegebied of de toeristische plaats verblijft;
1.33 Voorgevel:
De naar de weg (eventueel voetpad) gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s);
1.34 Voorgevellijn:
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
1.35 Woning:
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel
2.3 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 Het peil:
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien op of aan of in het water wordt gebouwd: de gemiddelde waterstand ter plaatse;
- bij de ligging anders dan aan een dijk, weg of verhard terrein of aan het water: het maaiveld.
2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een jachthaven ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven'
met daarbij behorende voorzieningen;
- dagrecreatie in de vorm van water- en oeverrecreatie;
maximaal 6 drijvende recreatiewoonverblijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats drijvende recreatiewoonverblijven';
alsmede voor:
- wegen;
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
3.2.1 Algemeen
Op de voor "
Recreatie" aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.2 Bouwregels voor gebouwen voor jachthaven
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een jachthaven met daarbij behorende voorzieningen, als bedoeld in
artikel 3 lid 1 sub a en sub c gelden de volgende regels:
- er zijn maximaal 6 drijvende recreatiewoonverblijven toegestaan ten behoeve van recreatief (nacht) verblijf met een maximale bouwhoogte van 3 m, een maximale lengte van 13, 5 m en een maximale breedte van 4,5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- een samenhangend bebouwingsbeeld;
- de verkeerssituatie;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Specifieke gebruiksregels jachthaven
- De gronden ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mogen uitsluitend worden gebruikt voor:
- ten hoogste 20 ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
- voorzieningen voor havenbeheer;
- aanlegvoorzieningen voor passagiers-, dienst- en antieke, cultuurhistorisch waardevolle vaartuigen.
- In aanvulling op het bepaalde sub a mogen deze gronden tevens worden gebruikt voor de algemene doeleinden als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub d tot en met j.
3.4.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gebouwen voor zelfstandige (permanente) bewoning;
- het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor (recreatieve) bewoning;
- het gebruik van de gronden voor kampeermiddelen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3:
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- uitbreiding en verbouw van een hoofdgebouw overeenkomstig de medebestemming, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m² wordt vergroot en niet dieper dan 35 cm beneden maaiveld;
- de bouw van een bijbehorend bouwwerk overeenkomstig de medebestemming met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en niet dieper dan 35 cm beneden maaiveld;
4.2.1 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 4 lid 1 mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien de bouwactiviteit betreft:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
- een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,40 meter onder peil;
- een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 2.500 m²;
- een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², mits
- de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
- de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.2 Bouwverbod
Indien uit het onder
artikel 4 lid 2.1 sub d onder 1 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in
artikel 4 lid 2.1 sub d onder 2 genoemde verplichtingen veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verboden werken en werkzaamheden
Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden, behoudens het bepaalde in
artikel 4 lid 2 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 2.500 m² of meer:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
- het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil;
- het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,40 meter onder peil;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het ophogen en egaliseren van gronden.
4.3.2 Toegestane werken en werkzaamheden
Het in
artikel 4 lid 3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
- in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in artikel 4 lid 2.1;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- gelegen binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de vaststelling van het plan.
4.3.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening
De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 4 lid 3.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien:
- die werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, niet zullen leiden tot een verstoring van één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
- vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.3.4 Voorwaarden vergunning
Voor zover de in
artikel 4 lid 3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende verplichtingen wordt verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "
Waarde - Archeologie 3" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;
Artikel 6 Algemene bouwregels
- In afwijking van het bepaalde in de planregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen zijn plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandeling-kasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen toegestaan tot ten hoogste 1 meter ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering;
In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak is het toegestaan de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde te overschrijden door:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,25 meter wordt overschreden.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik:
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het storten van puin en afvalstoffen;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen, escortbedrijf en sekswinkel;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops of als groothandel in smart- en growproducten;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij dit gebruik in Hoofdstuk 2 van deze regels op daarvoor aangewezen gronden is toegestaan.
7.2 Uitzondering:
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt niet gerekend het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen.
7.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Teneinde te beschikken over voldoende parkeerplaatsen geldt de volgende voorwaardelijke verplichting:
- voor parkeren geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, danwel voor het toestaan van een andere planologische gebruiksactiviteit, voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd en in stand wordt gehouden, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de gemiddelde parkeerkencijfers voor matig stedelijke gebieden als bedoeld in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Parkeerkencijfers 2018';
- bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder a indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
7.4 Laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
- Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde sub a:
- indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
- indien de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Parkeerkencijfers 2018' wordt geactualiseerd, danwel
- indien de gemeenteraad een eigen gemeentelijke parkeernormering vaststelt.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bepalingen in het plan voor:
- afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken in aansluiting op bestaande bouwwerken;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- het is niet toegestaan af te wijken van de bouwregels ingevolge lid a en b, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Het college van Burgemeester en wethouders is bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wro zone 1' het bestemmingsplan te wijzigingen in die zin dat maximaal 10 ligplaatsen voor drijvende recreatiewoonverblijven zijn toegestaan, onder de voorwaarden dat:
- de natuurbelangen niet onevenredig geschaad worden;
- er een aantoonbare behoefte aan bestaat en een doelmatige invulling ten behoeve van een reguliere jachthaven niet haalbaar is en de reguliere ligplaatsencapaciteit van de jachthaven dit toelaat c.q. dit niet ten koste gaat van de ligplaatsencapaciteit voor recreatievaartuigen;
- de drijvende recreatiewoonverblijven adequaat kunnen worden voorzien van de noodzakelijke nutsvoorzieningen (riolering, stroom).
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken:
10.1.1 Algemeen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
10.1.2 Afwijking:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1.1 met maximaal 10%;
10.1.3 Uitzondering:
Lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
10.2 Overgangsrecht gebruik:
10.2.1 Algemeen:
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
10.2.2 Strijdig gebruik:
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
10.2.3 Onderbroken gebruik:
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
10.2.4 Uitzondering:
Lid 10.2.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
10.3 Hardheidsclausule:
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen afwijken van dat overgangsrecht.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Marinahaven, 1e partiele herziening
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering
De burgemeester, de gemeentesecretaris
……………… ………………