direct naar inhoud van Regels
Plan: Slobbeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpSlobbeland-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Slobbeland" met identificatienummer NL.IMRO.0385.bpSlobbeland-vg01 van de gemeente Edam-Volendam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen;

1.8 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw, of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één of meer personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.9 bestaand
  • 1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • 2. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming en de uitoefening van het bedrijf noodzakelijk is;

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voorzover de bestemming deze die inrichting niet verbiedt;

1.24 evenement

periodieke en/of incidentele manifestatie, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, circussen en andere vertoningen;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.27 hoofdverblijf

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.28 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.29 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper, een toercaravan of een huifkar; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor een recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.30 maaiveld

de hoogte van het bouwperceel ter plaatse, dan wel; de hoogte van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse na het verlenen van een omgevingsvergunning;

1.31 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.32 ondersteunende horeca

een horeca-activiteit in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming "Horeca" heeft, en waar men in het verlengde van de hoofdactiviteit als nevenactiviteit (kleine) eet- en/of (alcoholische) drinkwaren kan consumeren en men daarvoor moet betalen;

1.33 publieksgerichte dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting;

1.34 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten welke zijn bestemd op opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.35 recreatieverblijf

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.36 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden;

1.37 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels;

1.39 staat van horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die als Bijlage 2 deel uitmaakt van deze regels;

1.40 toeristische activiteiten

kleinschalige activiteiten gericht op toerisme, zoals het verzorgen van rondleidingen, verkoop van souvenirs, demonstreren van oude ambachtelijke bedrijvigheid en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.41 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in het recreatiegebied of de toeristische plaats verblijft;

1.42 voorgevel

de naar de weg (eventueel voetpad) gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s);

1.43 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.44 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 het peil
  • 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. indien op of aan of in het water wordt gebouwd: de gemiddelde waterstand ter plaatse;
  • 4. bij de ligging anders dan aan een dijk, weg of verhard terrein of aan het water: het maaiveld.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. sportvoorziening tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. laad- en losvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. het binnen het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel mag voor 100% worden bebouwd, met dien verstande dat voor gebouwen de volgende minimale afstanden van toepassing zijn:
    • 1. 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 2. 1 meter tot de achterste perceelsgrens.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en een bedrijfswoning worden gebouwd indien dit noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein en met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken niet meer dan 750 m³ bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 7 en 11 meter.
3.3.2 Afstand achterste/zijdelingse perceelsgrens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2, sub c en worden toegestaan dat de afstand tot de achterste respectievelijk zijdelingse perceelgrens wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten.

3.3.3 Afwegingskader

Een in lid 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. detailhandel;
  • d. Bevi-inrichtingen;
  • e. vuurwerkbedrijven;
  • f. inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals die zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • g. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994;
  • h. opslag van materialen die niet gerelateerd zijn aan het ter plaatse aanwezige bedrijf;
3.4.2 Parkeren en laden en lossen

Het parkeren, opstellen van auto's, vrachtwagens en andere voertuigen en het laden en lossen dient geheel plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

3.4.3 Buitenopslag

Buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn van een bedrijfsgebouw met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en worden toegestaan dat:

  • a. tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten of die volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot maximaal categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals die zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan.
  • b. ten behoeve van de hier onder 2, 3, 4 en 5 genoemde vormen van detailhandel met dien verstande dat:
    • 1. voor alle vormen van detailhandel geldt dat:
      • aangetoond dient te worden dat de voorziene vorm van detailhandel qua aard of vorm niet past in de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
      • thematische ontwikkelingen zijn toegestaan, als daarvoor binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur geen geschikte locatie voorhanden is;
      • geen strijdigheid mag ontstaan met de algemeen geldende milieuregelgeving;
      • voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen waarbij wordt voldaan aan de voorwaardelijke verplichting in artikel 18.3;
      • bij nieuw- of herbouw een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing dient plaats te vinden;
      • geen sprake mag zijn van een onevenredig nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
      • de belangen van de omliggende bedrijven niet onevenredig mag worden geschaad;
      • detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij groothandel niet is toegestaan
      • detailhandel in voedings- en genotsmiddelen is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel als bedoeld onder 5;
    • 2. voor detailhandel in volumineuze goederen in aanvulling op het bepaalde in lid 3.5.1, sub b, onder 1 bovendien geldt dat:
      • de te verkopen goederen qua aard en omvang niet mogen passen binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
      • de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
    • 3. voor grootschalige detailhandel in aanvulling op het bepaalde in lid 3.5.1, sub b, onder 1 bovendien geldt dat:
      • de brutovloeroppervlakte niet minder dan 1.500 m² mag bedragen;
      • de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
    • 4. voor internetdetailhandel in aanvulling op het bepaalde in lid 3.5.1, sub b, onder 1 bovendien geldt dat:
      • de levering van goederen uitsluitend mag plaatsvinden via post of koeriersdiensten;
      • het volledige assortiment uitsluitend mag zijn te bezichtigen via internet of (post)catalogus;
      • een showroom op het bedrijventerrein niet is toegestaan;
    • 5. voor ondergeschikte detailhandel in aanvulling op het bepaalde in lid 3.5.1, sub b onder 1 bovendien geldt dat:
      • de detailhandel in directe relatie met de bedrijfsvoering dient te staan;
      • maximaal 20% van de totale netto vloeroppervlakte van het bedrijf mag worden aangewend voor ondergeschikte detailhandel, waarbij een oppervlakte van 300 m² niet mag worden overschreden;
      • de detailhandel dient plaats te vinden in een van de rest van het bedrijf afgesloten ruimte.
3.5.2 Afwegingskader

Een in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een historische scheepswerf waar ten hoogste bedrijfsactiviteiten met SBI-code 301-1 plaatsvinden als bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. toeristische activiteiten;
  • c. horeca van categorie 1a en b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. maatschappelijke voorzieningen niet zijnde geluidsgevoelige functies met daaraan ondergeschikt ondersteunende horeca;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; groenvoorzieningen;
  • i. laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt dat het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven percentage.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen en voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeerssituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de waarborging van de brand- en externe veiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1, sub a tot en met d genoemde functies geldt het brutovloeroppervlak (bvo) maximaal 840 m² mag bedragen, met dien verstande dat daarvan maximaal 360 m² bvo ten behoeve van ondersteunende horeca mag worden gebruikt.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in lid 4.4 genoemde maximale brutovloeroppervlaktes met een maximum van 10 % met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de overschrijding is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. voetpaden en fietspaden;
  • e. straatmeubilair;
  • f. kunstobjecten;
  • g. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor "Groen" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Op en in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca tot en met categorie 1c als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten voor wat betreft de eerste bouwlaag, uitsluitend en voor zover het gaat om het verstrekken van maaltijden en/of dranken;
  • b. een palingrokerij;
  • c. ondergeschikte detailhandel;
  • d. een museum;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor "Horeca" aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. het binnen het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel mag voor 60% worden bebouwd, met dien verstande dat voor gebouwen de volgende minimale afstanden van toepassing zijn:
    • 1. 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 2. 1 meter tot de achterste perceelsgrens/
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afstand zijdelingse perceelsgrens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2, sub c en worden toegestaan dat de afstand tot de achterste respectievelijk zijdelingse perceelgrens wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor " Kantoor " aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat respectievelijk de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. het binnen het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel mag voor 100% worden bebouwd, met dien verstande dat voor gebouwen de volgende minimale afstanden van toepassing zijn:
    • 1. 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 2. 1 meter tot de achterste perceelsgrens/
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afstand zijdelingse perceelsgrens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2, sub c en worden toegestaan dat de afstand tot de achterste respectievelijk zijdelingse perceelgrens wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie met daarbij behorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • b. een jachthaven met daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'jachthaven', 'specifieke vorm van recreatie - jachthaventerrein' en 'specifieke vorm van recreatie - jachthavenvoorzieningen';
  • c. een camperterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperterrein';
  • d. dagrecreatie in de vorm van water- en oeverrecreatie;
  • e. bedrijfswoningen,

alsmede voor:

  • f. wegen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor "Recreatie" aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Bouwregels voor gebouwen voor verblijfsrecreatie

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie met daarbij behorende voorzieningen, als bedoeld in lid 8.1, sub a gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
  • b. per bestemmingsvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorzieningen' mogen recreatiewoningen niet op de begane grond worden gebouwd;
  • d. de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan:
    • 1. 80 m² voor recreatiewoningen met één slaapkamer op bovendiepingen;
    • 2. 100 m² voor recreatiewoningen met twee slaapkamers op bovendiepingen;
    • 3. 120 m² in overige gevallen;
  • f. per recreatiewoning mag maximaal 1 vrijstaand bijbehorend bouwwerk gebouwd worden met een oppervlakte van maximaal 8 m² en een maximale hoogte van 2.5 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bijbehorende bouwwerken alleen zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. in afwijking van het bepaalde sub a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' bijbehorende bouwwerken op hetzelfde bouwperceel ook zijn toegestaan buiten het bouwvlak;
8.2.3 Bouwregels voor gebouwen voor jachthaven

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een jachthaven met daarbij behorende voorzieningen, als bedoeld in lid 8.1, sub b gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mogen niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het havenbeheer en ten behoeve van dienst-, nuts- en sanitaire voorzieningen, worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaventerrein' mogen niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van dienst-, nuts- en sanitaire voorzieningen worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthavenvoorzieningen' mag/mogen:
    • 1. bedrijfsgebouwen, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    • 2. één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte respectievelijk niet meer dan 6 en 10 meter mag bedragen;
    • 3. het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven percentage.
8.2.4 Bouwregels voor gebouwen voor camperterrein

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een camperterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperterrein' , als bedoeld in lid 8.1, sub c, geldt dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van dienst-, nuts- en sanitaire voorzieningen, mogen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
8.2.5 Bouwregels voor gebouwen voor strand

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'strand' geldt dat één kiosk en niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van dienst-, nuts- en sanitaire voorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 200 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt.
8.2.6 Bouwregels voor gebouwen voor parkeren

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geldt dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van dienst-, nuts- en sanitaire voorzieningen mogen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
8.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een botenlift ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthavenvoorzieningen' niet meer dan 15 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Specifieke gebruiksregels centrumvoorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie
  • a. Uitsluitend de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorzieningen' mogen worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. horeca, met inbegrip van hotelaccommodatie, en met uitzondering van discotheken, dancings en soortgelijke gelegenheden;
    • 2. detailhandel, met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 1.000 m²;
    • 3. publieksgerichte dienstverlening, zoals verhuurbedrijven, showrooms, informatiecentra kantoren, beautysalons;
    • 4. recreatieve en sportieve voorzieningen binnen gebouwen, zoals fitnesscentra en sportscholen;
    • 5. expositie- en museumruimten;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 8.1 is tevens een tandartspraktijk toegestaan met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 1.000 m².
8.3.2 Specifieke gebruiksregels jachthaven
  • a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mogen uitsluitend worden gebruikt voor:
    • 1. een jachthaven met ten hoogste 500 ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
    • 2. voorzieningen voor havenbeheer;
    • 3. aanlegvoorzieningen voor passagiers-, dienst- en antieke, cultuurhistorisch waardevolle vaartuigen.
  • b. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaventerrein' mogen uitsluitend worden gebruikt voor het parkeren van voertuigen en het stallen van vaartuigen.
  • c. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthavenvoorzieningen' mogen uitsluitend worden gebruikt voor:
    • 1. onderhouds- en reparatievoorzieningen behorende bij een jachthaven, waaronder begrepen technische installaties, zoals een botenlift, en trailerhellingen;
    • 2. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, uitgezonderd LPG, uitsluitend ten behoeve van vaartuigen;
    • 3. ten hoogste één bedrijfswoning.
  • d. In aanvulling op het bepaalde sub a tot met c mogen deze gronden tevens worden gebruikt voor de algemene doeleinden als bedoeld in lid 8.1, sub f tot en met l.
8.3.3 Specifieke gebruiksregels strand

De kiosk ter plaatse van de aanduiding strand mag uitsluitend worden gebruikt voor op de dagperiode gerichte horeca.

8.3.4 Parkeernorm

Per recreatiewoning moeten minimaal 1,6 parkeerplaatsen op eigen terrein voor motorvoertuigen gerealiseerd worden.

8.3.5 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van recreatiewoningen voor zelfstandige (permanente) bewoning;
  • b. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor (recreatieve) bewoning;
  • c. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperterrein', als bedoeld in lid 8.1, sub c voor andere kampeermiddelen dan campers;
  • d. het gebruik van de gronden voor kampeermiddelen.
8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Recreatie - Dagrecreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn:

  • a. een buitenzwembad met bijbehorende voorzieningen;
  • b. sport, speel- en zonneweiden;
  • c. groenvoorzieningen
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voetpaden en fietspaden;
  • f. evenementen

nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor "Recreatie - Dagrecreatie" aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan het aangegeven percentage, met dien verstande dat de oppervlakte van het zwembad hierbij niet wordt meegerekend;
  • c. de hoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voetpaden en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. reclame-uitingen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. kunstobjecten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor "Verkeer" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.2 Gebouwen

Op en in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. bruggen;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor "Water" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.2 Gebouwen

Op en in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter mag bedragen.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als bedoeld in lid 11.1 als vaste ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoonverblijven en andere drijvende woongelegenheden.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in 12.1 mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien de bouwactiviteit betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,40 meter onder peil;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 50 m²;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m², mits
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.2.2 Bouwverbod

Indien uit het onder lid 12.2.1, sub d, onder 1 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 12.2.1, sub d, onder 2 genoemde verplichtingen veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 12.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 50 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,40 meter onder peil;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het ophogen en egaliseren van gronden.
12.3.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het in lid 12.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 12.2.1;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. gelegen binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de vaststelling van het plan.
12.3.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. die werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, niet zullen leiden tot een verstoring van één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
12.3.4 Voorwaarden vergunning

Voor zover de in lid 12.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende verplichtingen wordt verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologie 1" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in 13.1 mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien de bouwactiviteit betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,40 meter onder peil;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 500 m²;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m², mits
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.2.2 Bouwverbod

Indien uit het onder lid 13.2.1, sub d, onder 1 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 13.2.1, sub d, onder 2 genoemde verplichtingen veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 13.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,40 meter onder peil;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het ophogen en egaliseren van gronden.
13.3.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het in lid 13.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 13.2.1;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. gelegen binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de vaststelling van het plan.
13.3.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 13.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. die werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, niet zullen leiden tot een verstoring van één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
13.3.4 Voorwaarden vergunning

Voor zover de in lid 13.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende verplichtingen wordt verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologie 2" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in 14.1 mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien de bouwactiviteit betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,40 meter onder peil;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 2.500 m²;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², mits
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.2.2 Bouwverbod

Indien uit het onder lid 14.2.1, sub d, onder 1 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 14.2.1, sub d, onder 2 genoemde verplichtingen veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 14.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 2.500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,40 meter onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,40 meter onder peil;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het ophogen en egaliseren van gronden.
14.3.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het in lid 14.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 14.2.1;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. gelegen binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de vaststelling van het plan.
14.3.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 14.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. die werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, niet zullen leiden tot een verstoring van één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
14.3.4 Voorwaarden vergunning

Voor zover de in lid 14.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende verplichtingen wordt verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologie 3" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 15 Waterstaat-Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De op de voor ‘Waterstaat-Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen overeenkomstig de medebestemming uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits daartegen uit hoofde van de waterstaatsbelangen geen overwegende bezwaren bestaan en vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

16.1 Algemeen

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Algemeen
  • a. In afwijking van het bepaalde in de planregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen zijn plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandeling-kasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen toegestaan tot ten hoogste 2 meter ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering;
  • b. In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak is het toegestaan de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde te overschrijden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,25 meter wordt overschreden.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van campers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperterrein';
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen, escortbedrijf en sekswinkel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops of als groothandel in smart- en growproducten;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij dit gebruik in Hoofdstuk 2 van deze regels op daarvoor aangewezen gronden is toegestaan.
18.2 Uitzondering

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt niet gerekend het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen.

18.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Teneinde te beschikken over voldoende parkeerplaatsen geldt de volgende voorwaardelijke verplichting:

  • a. voor parkeren geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, danwel voor het toestaan van een andere planologische gebruiksactiviteit, voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd en in stand wordt gehouden, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de gemiddelde parkeerkencijfers voor matig stedelijke gebieden als bedoeld in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Parkeerkencijfers 2018'.
  • b. bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder a indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
18.4 Laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
  • a. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde sub a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd lid 18.3 te wijzigen:

  • a. indien de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Parkeerkencijfers 2018' wordt geactualiseerd, danwel
  • b. indien de gemeenteraad een eigen gemeentelijke parkeernormering vaststelt.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Veiligheidszone - lpg
19.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige lpg-installatie.

19.1.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de Lpg-inrichting waaraan de veiligheidszone is gerelateerd. Tevens mag de functie van de kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten niet worden gewijzigd naar een functie voor beduidend grotere aantallen personen en/of kwetsbare groepen.

19.1.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden mag niet in die zin worden gewijzigd, dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot.

19.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bepalingen in het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken in aansluiting op bestaande bouwwerken;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het is niet toegestaan af te wijken van de bouwregels ingevolge lid a en b, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
21.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen afwijken van dat overgangsrecht.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Slobbeland’.