direct naar inhoud van Regels
Plan: Dril 4-6 Volendam
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpEuropapleinEOA-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

Het wijzigingsplan "Dril 4-6 Volendam" met identificatienummer NL.IMRO.0385.bpEuropapleinEOA-vg01 van de gemeente Edam-Volendam;

1.2 Wijzigingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aan-huis-verbonden bedrijf:

Het verlenen van diensten of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden, waaronder mede begrepen consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten. Hieronder wordt niet begrepen een prostitutiebedrijf;

1.6 Aan-huis-verbonden beroep:

De uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waaronder niet begrepen de uitoefening van horeca en detailhandel, prostitutiebedrijf of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.7 Achtererfgebied:

Erf aan de achterkant en aan de zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het

hoofdgebouw;

1.8 Antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 Balkon:

Open uitbouw met balustrade aan een verdieping van een gebouw;

1.10 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en-/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage:

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 Bed en breakfast:

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, welke ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.13 Bedrijf:

Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen;

1.14 Bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw, of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één of meer personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.15 Bestaand:
  • a. ten aanzien van bouwwerken:
    een bouwwerk, dat:
    • 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
    • 2. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.16 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.17 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi-inrichtingen:

Inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 Bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.22 Bouwhistorisch onderzoek:

Een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van een gebouw of ensemble met een nadruk op de fysieke samenstelling, conform de 'Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

1.23 Bouwlaag:

Het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.24 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel;

1.26 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 Bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 Brutovloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte die gebruikt wordt voor een dienstverlenend, detailhandels of horecabedrijf, inclusief magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte;

1.29 Consumentenvuurwerk:

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.30 Consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten:

Het bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.31 Contra-expertise:

Een deskundig advies met daarin een afweging van de cultuurhistorische waarde ten opzichte van de bouwtechnische staat van het object, zoals aangegeven in een bouwhistorisch onderzoek;

1.32 Cultureel erfgoed:

Alle materiële getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren;

1.33 Cultuur en ontspanning:

Voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, muziekcentra, musea, ateliers, sauna's, galeries, zonnestudio's, wellness en yogastudio's met uitzondering van gok- en automatenhallen;

1.34 Cultuurhistorisch attentiegebied:

Een gebied gekenmerkt door een ruimtelijke, cultuurhistorische en-/of architectonische waarde, zoals omschreven in het als bijlage 3 bij deze regels toegevoegde cultuurhistorisch rapport Cultuurhistorische Verkenning Oude Kom Volendam, gemeente Edam-Volendam, (deelrapport 1)', en dat bescherming geniet in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed';

1.35 Cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.36 Cultuurhistorisch rapport:

Onderzoek waarin de algemene historische waarden en-/of de ensemblewaarden en-/of de architectonische waarden en-/of de bouwhistorische waarden en-/of de waarden vanuit de gebruikhistorie zijn geïnventariseerd en vastgelegd en waarvan op basis van het puntensysteem op de onderdelen 7 tot en met 20 van het cultuurhistorisch rapport een score haalbaar is van 0 tot en met 20 punten;

1.37 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en-/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 Dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting; dienstverlening onderscheidt zich van kantoorfunctie door het overwegend openbare karakter -de dienst wordt ter plaatse aangeboden- zoals: kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, reisbureaus, makelaardijen, uitzendbureaus, banken; fysiotherapiepraktijken, e.d.;

1.39 Doe-het-zelf-zaak:

Winkel in artikelen voor klussen in en rondom het huis;

1.40 Erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover de bestemming die inrichting niet verbiedt;

1.41 Evenementen:

Periodieke en-/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, circussen en andere vertoningen;

1.42 Frans balkon:

Een hekwerk voor een naar binnen draaiend deel, dat tot de vloer loopt, op een verdieping van een gebouw;

1.43 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 Hoofdgebouw:

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op dit bestemming het belangrijkst is;

1.45 Horecabedrijf:

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en-/of etenswaren worden verstrekt en-/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, en conform de toegestane categorieën zoals nader omschreven in de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten;

1.46 Kantoor:

Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.47 Loggia:

Een buitenruimte welke zich bevindt binnen het gevelvlak van het hoofdgebouw;

1.48 Luifel/overkapping :

Een afdak aan een gebouw, niet ondersteund;

1.49 Maaiveld:

De hoogte van het bouwperceel ter plaatse, dan wel; de hoogte van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse na het verlenen van een omgevingsvergunning;

1.50 Maatschappelijke voorzieningen:

(overheids- en/of semi-overheids)Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, wijkvoorzieningen, openbare orde en veiligheid, openbaar bestuur en/of overheid, club- en buurthuiswerk, verenigingsleven, wijkvoorzieningen, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.51 Nevenactiviteit:

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijke, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.52 Nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.53 Ondergronds bouwen:

Bouwen onder het maaiveld met minimaal 0,4 m;

1.54 Ondersteunende horeca:

Een horeca-activiteit in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming 'Horeca' heeft, en waar men in het verlengde van de hoofdactiviteit als nevenactiviteit (kleine) eet en-/of drinkwaren kan consumeren en men daarvoor moet betalen;

1.55 Prostitutiebedrijf:

Een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.56 Puntensysteem en maximale score cultuurhistorisch rapport:

Nr.   Omschrijving   Toelichting   Maximale score  
7   Functie   Van belang vanwege cultuurhistorische aspecten vanwege het (voormalige) gebruik   1 punt  
8   Bouwjaar   Hierbij is gekozen als 'peildatum' objecten voor of na 1960 (ouder dan 50 jaar of niet)   2 punten  
9   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege de architectonische gaafheid van het exterieur   1 punt  
10   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een bepaalde stijl of bouwtrant   1 punt  
11   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege bijzondere esthetische kwaliteiten (zoals gevelindeling, bijzondere detaillering, materiaal en/of kleurgebruik)   4 punten  
12   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een unieke (bouw)techniek of (bouw)type   1 punt  
13   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een bekende architect en/of de plaatselijke, regionale en/of landelijke architectuurgeschiedenis   1 punt  
14   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege de oorspronkelijkheid of de bijzonderheid van (een onderdeel van) het exterieur   1 punt  
15   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object samen met andere delen of objecten (gebouwen, hekwerken, entree, tuin) een karakteristiek historisch complex of historisch stedenbouwkundig structuur vormt   1 punt  
16   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object als onderdeel van een historisch gegroeid stedelijk gebied, lint of landelijk gebied daarin beeldbepalend is   1 punt  
17   Historisch belang   Van belang vanwege de bijzondere betekenis van het object voor het aanzien van een streek, stad, dorp of wijk (oriëntatiepunt)   1 punt  
18   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object deel uitmaakt van een gebied met een grote continuïteit, waardoor het historische patroon van verkaveling, wegen en waterlopen goed geconserveerd is gebleven   1 punt  
19   Historisch belang   Van belang vanwege de historische herinneringen verbonden aan het object in de ruimste zin (feiten, gebeurtenissen, eigenaren/bewoners, beroepen etc.)   2 punten  
20   Historisch belang   Van belang vanwege een plaatselijke, regionale of landelijke historische ontwikkeling (op sociaal, cultureel, technisch, bestuurlijk, economisch gebied etc.)   2 punten  
  Waardestelling gehele object   20 punten  
1.57 Recreatie:

Bedrijfsmatig uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie, toerisme of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.58 Rijksmonument:

Onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

1.59 Risicovolle inrichting:

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.60 Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een escortbedrijf, een sekswinkel, prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging:

De Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging die als bijlage 2 deel uitmaakt van deze regels;

1.62 Staat van Horeca - activiteiten:

De Staat van Horeca - activiteiten die als bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels;

1.63 Standplaats ten behoeve van ambulante handel:

Verkoopwagen of kraam op de openbare weg van waaruit ondernemers detailhandel bedrijven;

1.64 Stedenbouwkundig plan:

Ontwerptekening die uitspraken doet over de toekomstige inrichting van het gebied, waarbij inzicht wordt gegevens inzicht in de situering, oriëntatie, volume en hoogte van bebouwing, groenvoorzieningen, water, parkeren, et cetera;

1.65 Terras:

Een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een (horeca)bedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en-/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.66 Verkoopvloeroppervlak:

De oppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten;

1.67 Waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging-, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, kademuren, bruggen/brugconstructies en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.68 Werk:

Een constructie geen gebouw zijnde;

1.69 Wgh-inrichtingen:

Bedrijven die worden begrepen onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

1.70 Woning:

Een gebouw bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.71 Woongebouw:

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en-/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijzen
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; bij ondergronds bouwen wordt de diepte gemeten vanaf het peil naar de ondergrond toe;

2.1.2 De bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde antenne-installatie: het hoogste punt van de antenne-installatie;
2.1.3 De bouwhoogte van balkon- en dakterrashekken

Tussen het hoogste punt van het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van de balkonvloer/het dak;

2.1.4 De bouwhoogte van schoorstenen, antennes en naar aard

Daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen tussen het hoogste punt van de schoorsteen, antenne of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen en de plaats van het dak waar dit bouwwerk is aangebracht;

2.1.5 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en-/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en-/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.9 Het peil
  • a. voor het hoofdgebouw binnen een bouwvlak: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • b. voor het hoofdgebouw gelegen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwvlak;
  • c. voor een bouwwerk binnen en buiten het bouwvlak gebouwd aan het hoofdgebouw: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • d. overige bouwwerken die vrijstaand zijn gebouwd: het gemiddeld niveau van het aanliggend maaiveld;
2.2 De vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580;

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel met daaraan ondergeschikt ondersteunende horeca uitsluitend op één bouwlaag, zijnde de eerste bouwlaag, gemeten vanaf het peil;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoor ten behoeve van de hoofdfunctie;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. cultuur en ontspanning voorzieningen met uitzondering van gok- en automatenhallen;
  • f. maximaal het bestaande vergunde aantal woningen, met aan-huis-verbonden beroepen, uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, laad- en losvoorzieningen, erven en terreinen;
  • met dien verstande dat: in ondergrondse bouwlagen slechts secundaire voorzieningen ten dienste van de daarboven gelegen functies zijn toegestaan, zoals magazijn, opslag, e.d..
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. loggia's ten behoeve van wonen zijn uitsluitend toegestaan mits er geen balkon of dakterras mogelijk is;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 60 graden en niet minder dan 50 graden bedragen;
  • f. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van het bouwvlak;
  • g. ondergronds bouwen mag in één bouwlaag tot een maximale verticale diepte van 4,5 m waarbij secundaire voorzieningen zijn toegestaan ten dienste van de daarboven gelegen functies, zoals magazijn, opslag, e.d..
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een 'frans balkon';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erfafscheidingen;
    • 2. 5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 3. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 4. 6 m voor vlaggenmasten;
    • 5. 1,2 m voor balkon- en dakterrashekken;
    • 6. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen in een woning is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • b. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
  • e. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder artikel 3.3 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen in een woning tot een maximale vloeroppervlak van 35 m2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
  • h. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Waarde - Edams - Volendams erfgoed

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Waarde - Edams - Volendams Erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed;
  • b. de voor 'Waarde - Edams - Volendams Erfgoed' aangewezen gronden kennen de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het hierna genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied':
      cultuurhistorisch attentiegebied, met dien verstande dat sprake is van een gebied gekenmerkt door een samenhangende ruimtelijke, cultuurhistorische en-/of architectonische waarde, zoals omschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage 3 (Cultuurhistorische Verkenning Oude Kom Volendam) en dat wordt beschermd.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Edams - Volendams Erfgoed' aangewezen gronden, voor zover het daarbij gaat om beschermde gemeentelijke monumenten, mag uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
  • b. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet onevenredig wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige en architectonische beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details en;
  • c. de bouwwerkzaamheden niet strijdig zijn met:
    • 1. de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in de bij deze regels opgenomen bijlage 3 en bijlage 4;
    • 2. de van toepassing zijnde uitgangspunten uit de Erfgoedverordening.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken cultuurhistorisch attentiegebied

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied', met uitzondering van de daar aanwezige karakteristiek waardevolle bouwwerken, beeldbepalende bouwwerken en waardevolle cultuurhistorische elementen:

  • 1. bestaande bouwwerken c.q. hoofdgebouwen geheel of gedeeltelijk te vernieuwen conform de onderliggende bestemming, met inachtneming van:
    • a. de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in de bij deze regels opgenomen bijlage 3: Cultuurhistorische Verkenning Oude Kom Volendam, gemeente Edam-Volendam, deelrapport 1 tot en met 4, MSP en R2OB, 2012;
    • b. de van toepassing zijnde richtlijnen uit de Erfgoedverordening.
  • 2. geheel nieuwe bouwwerken c.q. hoofdgebouwen te bouwen conform de onderliggende bestemming, met inachtneming van:
    • a. de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in de bij deze regels opgenomen bijlage 3: Cultuurhistorische Verkenning Oude Kom Volendam, gemeente Edam-Volendam, deelrapport 1 tot en met 4, MSP en R2OB, 2012;
    • b. de van toepassing zijnde richtlijnen uit de Erfgoedverordening.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/-of werkzaamheden niet leiden tot een verandering en/-of aantasting van het gemeentelijk monument;
  • b. voor zover het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en-/of werkzaamheden, wel leiden tot een verandering en-/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende monument kan worden behouden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien voor zover het werken betreft die als cultuurhistorisch attentiegebied zijn aangeduid, medewerking conform artikel 4.3.1 mogelijk is.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. op terreinen en hun opstallen alsnog de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element', 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied', te leggen, indien de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport;
  • b. de bestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport of contra-expertise.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemeen
  • a. de bouwhoogte van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandelingkasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen bedraagt ten hoogste 2 m ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering;
  • b. de maximale bouwhoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag met 10% worden overschreden;
  • c. de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak mogen naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden;
    • 3. kozijnen, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden;
  • d. dakkapellen mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels en voor zover in overeenstemming met de criteria van de welstandsnota:
    • 1. voor dakkapellen in het voor dakvlak, voor zover gelegen buiten het cultuurhistorisch attentiegebied, geldt dat:
      a. de breedte van de dakkapel ten hoogste 2,4 m, of in geval de gevelbreedte meer is dan 5,8 m, ten hoogste 50% van het dakvlak mag bedragen;
      b. de dakkapel ten minste 0,5 m uit de zijkant van het dakvlak dient te blijven;
      c. maximaal 1 dakkapel per dakvlak, per woning is toegestaan;
    • 2. voor dakkapellen in een naar het openbaar gebied gekeerd zij dakvlak, voor zover gelegen buiten het cultuurhistorisch attentiegebied, geldt dat:
      a. de breedte van 1 of meer dakkapellen ten hoogste 50% van het dakvlak mag bedragen;
      b. de breedte per dakkapel maximaal 2,4 m mag bedragen;
      c. de dakkapel ten minste 1,2 m uit zowel de voorkant als uit de achterkant van het dakvlak dient te blijven;
    • 3. voor dakkapellen in een niet naar het openbaar gebied gekeerd zij dakvlak, voor zover gelegen buiten het cultuurhistorisch attentiegebied, geldt dat:
      a. de dakkapel ten minste 0,5 m uit de achterkant van het dakvlak dient te blijven;
      b. de dakkapel ten minste 1,2 m uit de voorkant van het dakvlak dient te blijven;
    • 4. voor dakkapellen in het achter dakvlak, voor zover gelegen buiten het cultuurhistorisch attentiegebied, geldt dat zij ten minste 0,5 m uit de zijkant van het dakvlak dient te blijven.
       
      Dakkapellen binnen het cultuurhistorisch attentiegebied   
    • 5. voor dakkapellen in het voor dakvlak, voor zover gelegen binnen het cultuurhistorisch attentiegebied, geldt dat:
      a. de breedte van de dakkapel ten hoogste 33% van het dakvlak mag bedragen;
      b. de dakkapel ten minste 0,5 m uit de zijkant van het dakvlak dient te blijven;
      c. maximaal 1 dakkapel per dakvlak, per woning is toegestaan;
    • 6. voor dakkapellen in een zij dakvlak, al dan niet naar het openbaar gebied gekeerd, voor zover gelegen binnen het cultuurhistorisch attentiegebied, geldt dat:
      a. de breedte van 1 of meer dakkapellen ten hoogste 33% van het dakvlak mag bedragen;
      b. de breedte per dakkapel maximaal 2,4 m mag bedragen;
      c. de dakkapel ten minste 2,5 m uit zowel de voorkant als uit de achterkant van het dakvlak dient te blijven;
    • 7. voor dakkapellen in het achter dakvlak, voor zover gelegen binnen het cultuurhistorisch attentiegebied, geldt dat:
      a. de breedte van 1 of meer dakkapellen ten hoogste 33% van het dakvlak mag bedragen;
      b. de breedte per dakkapel maximaal 2,4 m mag bedragen;
      b. de dakkapel ten minste 0,5 m uit de zijkant van het dakvlak dient te blijven.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen, prostitutiebedrijven, escortbedrijven en sekswinkels;
  • f. een gebruik van gronden voor opslag van goederen op onbebouwde gronden;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops of als groothandel in smart- en growproducten.
7.2 Uitzonderingen strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt niet gerekend:

  • a. het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen;
  • b. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een dakterras, mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
    • 1. dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. het dakterras heeft een maximale diepte van 2,5 m, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor ondersteunende horeca, daar waar dit in hoofdstuk 2 expliciet is geregeld en mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
    • 1. de horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden;
    • 2. een horeca-activiteit binnen de bestemming 'Centrum' is uitsluitend aanvaardbaar in samenhang met het aangeboden winkelassortiment;
    • 3. de openingstijden van de horeca-activiteiten voor zover die gerelateerd zijn aan een detailhandelfunctie, zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
    • 4. de toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang van de hoofdactiviteit. Er is dus geen aparte ingang voor het horecagedeelte;
    • 5. Bij een horeca-activiteit binnen de bestemming 'Centrum' mag maximaal 20 % van de verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 20 m2, worden ingericht voor zitgelegenheid, waarbij het aantal zitplaatsen is gemaximaliseerd conform onderstaande tabel:
      Hoeveelheid aanwezige verkoopvloeroppervlakte   Maximum oppervlakte aan zitgelegenheid   Maximum aantal zitplaatsen  
      0 t/m 59 m2   0-12 m2   6 zitplaatsen  
      60 t/m 79 m2   12-16 m2   10 zitplaatsen  
      80 t/m 99 m2   16-20 m2   14 zitplaatsen  
      > 100 m2   Maximaal 20 m2   18 zitplaatsen  
    • 6. de ondersteunende horecavoorziening dient alleen tijdens openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn. Verhuur aan derden tijdens en buiten openingstijden voor regulier gebruik ten behoeve van feesten en partijen is niet toegestaan;
    • 7. ten behoeve van de bestemming 'Centrum' zijn terrassen niet toegestaan met uitzondering van locaties die met 'terras' zijn aangeduid;
    • 8. voor de horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt anders dan in de winkel;
    • 9. loketverkoop aan de straat van dranken en/-of etenswaren of verkoop daarvan in de inrichting in open verbinding met de straat is niet toegestaan.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In afwijking van de desbetreffende regels van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het afwijken van de aangeduide goot- en bouwhoogte als er daarvoor dringende bouwtechnische redenen aanwezig zijn, mits:
    • 1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
    • 2. een goede aansluiting ontstaat op bestaande gebouwen en bouwwerken;
    • 3. de dakhelling niet meer bedraagt dan de gemiddelde dakhelling in de omgeving;
    • 4. de vergroting inpasbaar is binnen het straat- en bebouwingsbeeld (geen onevenredige aantasting);
    • 5. belangen van derden niet geschaad worden;
    • 6. de vergroting niet leidt tot een onevenredige parkeerdruk;
  • b. afwijkingen van overige maten dan genoemd onder sub a met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken op bestaande bouwwerken en mits:
    • 1. het bouwvlak niet wordt overschreden;
    • 2. een goede aansluiting ontstaat op bestaande gebouwen en bouwwerken;
    • 3. de afwijking inpasbaar is binnen het straat- en bebouwingsbeeld (geen onevenredige aantasting);
    • 4. belangen van derden niet geschaad worden;
    • 5. de afwijking niet leidt tot een onevenredige parkeerdruk;
  • c. de bouw van een dakkapel, in afwijking van de regels zoals opgenomen onder artikel 6.1 onder c, ten behoeve van een betere afstemming op de architectuur en stedenbouwkundige opzet van het hoofdgebouw of de directe omgeving;
  • d. de bouw van een vluchttrap ter voldoening aan de minimale eisen met betrekking tot brandveiligheid, veiligheid en bruikbaarheid;
  • e. het toestaan van balkons aan de zij- of achterzijde van hoofdgebouwen, voor zover in overeenstemming met de criteria in de welstandsnota, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de onderkant van het balkon en het maaiveld een vrije hoogte van minimaal 3 m aanwezig is;
    • 2. de diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 3. niet boven openbare- of voor verkeer bestemde gronden mag worden gebouwd;
  • f. de bouw van een steg (trapopgang) aan hoofdgebouwen, indien een hoogteverschil ten opzichte van maaiveld dit noodzakelijk maakt, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van de steg (trapopgang) mag ten hoogste 1,2 m bedragen vanaf de gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van het plateau mag ten hoogste 2 m bedragen;
    • 3. de steg (trapopgang) mag verkeerskundig geen belemmering of gevaar vormen;
  • g. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • h. het realiseren van luifels/overkappingen als bedoeld in artikel 1.51, onder voorwaarde dat de diepte maximaal 1 m mag bedragen, de luifel 30 cm vanaf de kant van de rijweg dient te blijven, deze op eigen grond wordt geplaatst en waarbij de bouwhoogte van de luifel ten hoogste 0,3 m mag bedragen boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de 2e bouwlaag van het hoofdgebouw (de luifel-overkapping mag niet ondersteund worden anders dan bevestiging aan het gebouw op de hoogte van de luifel) en mits er geen belemmeringen voor de doorstroming van het verkeer ontstaan;
  • i. de bouw van voorzieningen voor telecommunicatie, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
  • j. het samenvoegen van maximaal twee woningen tot één woning mits:
    • 1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. de bestaande verschijningsvorm en daarmee de kleinschaligheid blijft behouden;
  • k. het is niet toegestaan af te wijken van de bouwregels ingevolge het bepaalde onder a t/m j, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering

Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering

Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Dril 4-6 Volendam'.