direct naar inhoud van Planregels
Plan: Holland Park 2023
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPhollandpark2023-VG01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Holland Park 2023 van de gemeente Diemen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0384.BPhollandpark2023-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (Chw) en artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw, zijnde de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan- en uitbouw

een aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in functioneel en/of bouwkundig opzicht één geheel vormt met het hoofdgebouw, terwijl het in bouwkundig opzicht herkenbaar is als een ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit die door de bewoner(s) wordt uitgeoefend en die door zijn aard, omvang en intensiteit ondergeschikt is aan en passend is bij de woonfunctie.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

een bedrijf, dat met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner van de woning wordt uitgeoefend en die voorziet in een ondergeschikte, kortdurende, onzelfstandige verblijfsvoorziening voor uitsluitend logies al dan niet met ontbijt.

1.13 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.14 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale vloeroppervlakte van een ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 bestaand

ten aanzien van de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toegestaan en aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw

een op een bouwperceel gelegen vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder of kap.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.28 dakopbouw/gevelopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door wijziging van het dak, al dan niet gepaard gaand met het verhogen van de nok- of goothoogte, waardoor het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.31 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering dan wel een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. De karakteristieke geluidwering - als bedoeld in het Bouwbesluit - van de dove gevel dient – rekening houdend met de cumulatie- 34 dB te bedragen om te waarborgen dat de binnengrenswaarde van 28 dB voor leslokalen en 33 dB voor de overige verblijfsruimten in acht wordt genomen.

1.32 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.33 erf

de oppervlakte van het achter de voorgevelrooilijn gelegen gedeelte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw.

1.34 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.37 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.38 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.39 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.40 hospitaverhuur

de inwoning van ten hoogste 1 persoon in een woning waarbij de woonvoorzieningen worden gedeeld met de hoofdbewoner die tevens verhuurder is en waarbij de hoofdbewoner ten minste 50% van het gebruiksoppervlak bewoont (hospitaregeling);

1.41 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.42 kap of kapverdieping

een ruimte in een gebouw, die door overwegend schuine dakvlakken wordt begrensd.

1.43 kelder

een ondergronds (gedeelte van een) gebouw.

1.44 kleinschalige windturbine

windturbine die door de relatief beperkte effecten op de omgeving (gevaar, hinder, visuele uitstraling) in de directe leefomgeving kan worden geplaatst.

1.45 maatschappelijke voorziening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.46 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling (inclusief de aan deze voorzieningen bevestigde reclameobjecten).

1.47 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.48 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een geheel of gedeeltelijk gesloten dak.

1.49 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  • a. in alle andere gevallen de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.
1.50 prostitutie

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.51 raamprostitutie

het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie.

1.52 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 short stay

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan een huishouden voor een aaneensluitende periode van ten minste een (1) maand en maximaal twaalf (12) maanden. Voor het overige wordt de woning als woonruimte gebruikt.

1.54 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2 en 3) die van deze regels deel uitmaakt.

1.55 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 1) die van deze regels deel uitmaakt.

1.56 straatmeubilair

bouwwerken van beperkte omvang en met een openbare functie, zoals lantaarnpalen, abri's, telefooncellen, zitbanken, rijwielstandaards, speelwerktuigen, gedenktekens, informatiezuilen (inclusief de aan deze bouwwerken bevestigde reclameobjecten).

1.57 straatprostitutie

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie.

1.58 unit

een ruimte- of vestigings-eenheid voor voorzieningen.

1.59 verblijfsgebied

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg.

1.60 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.61 volkstuinen

gronden voor particulier gebruik waarop onder meer op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.62 voorgevel

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de naar de weg toegekeerde zijde of indien deze nog geen duidelijkheid geeft, de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in laatste instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd.

1.63 voorgevelrooilijn

de lijn aangegeven op de verbeelding als 'gevellijn' danwel in afwezigheid daarvan in een bouwblok de denkbeeldige lijn door de voorgevel, welke lijn bij hoekwoningen wordt geacht te zijn doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens.

1.64 waterhuishoudkundige voorziening

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.65 werk

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.66 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.67 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.68 woningdelen

wijze van onzelfstandige bewoning van een woning waarbij meerdere personen die geen onderlinge duurzame relatie hebben een woning delen, wat wordt aangemerkt als één afzonderlijk huishouden, en zich onderscheidt van kamerverhuur door onder andere het gebruik van één huurcontract voor alle bewoners;

1.69 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.70 zakelijke dienstverlening

commerciële dienstverlening op het gebied van computerservice- en informatietechnologie, speur- en ontwikkelingswerk, rechtskundige en administratieve dienstverlening, ontwerp, technische advisering, reclame- en uitzendbranche beveiliging en opsporing, reiniging en daarmee gelijk te stellen gebieden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren (of, bij afwezigheid van

gevelvlakken, tussen de buitenzijden van het dak), neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 verticale diepte van een gebouw

vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. studentenwoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling': een fietsenstalling;
  • c. voorzieningen tot een gezamenlijk maximum van 4.644 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.), bestaande uit:
    • 1. detailhandel tot een gezamenlijk maximum van 765 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.), waaronder maximaal 1 supermarkt met een maximum van 720 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.);
    • 2. bedrijven tot en met milieucategorie 2 van de Bedrijvenlijst Gemengd 4 (bijlage 3), met een maximum van 300 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) per vestiging;
    • 3. horeca tot en met horecacategorie 2, met uitzondering van hotels, alsmede cafés uit categorie 3 volgens de Staat van Horeca-activiteiten van de gemeente Diemen (bijlage 1) tot een gezamenlijk maximum van 1.270 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.), en met een maximum van 600 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) per vestiging;
    • 4. cultuur en ontspanning tot een gezamenlijk maximum van 645 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.), waaronder maximaal één dansschool met een maximum van 645 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.);
    • 5. dienstverlenende bedrijven, met een maximum van 300 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) per vestiging;
    • 6. kantoren, met een maximum van 300 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) per vestiging;
    • 7. maatschappelijke voorzieningen, met een maximum van 300 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) per vestiging;
    • 8. sportvoorzieningen, met een maximum van 1.250 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) per vestiging.

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan huis gebonden beroep of bedrijf;

met daarbij behorende:

  • e. ontsluitingswegen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. pv-panelen (zonnepanelen);
  • j. voorzieningen ten behoeve van warmte-/koude opslag;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag binnen de bestemming maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde bij lid 3.2.1, letter a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' een fietsenstalling worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 7 meter.

3.2.2 Hogere grenswaarden, geluidwerende maatregelen en dove gevels ten behoeve van gebouwen
  • a. gebouwen mogen alleen gebouwd worden indien het bouwplan voldoet aan het Hogere waardebesluit "ten aanzien van het kantorencomplex Diemervijver aan de Dalsteindreef d.d. 6 november 2012", en de daaruit volgende voorwaarden, gebaseerd op het akoestische onderzoek van LBP SIGHT d.d. 2 juli 2012;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidschermmaatregelen aan gebouw en/of dove gevels' moeten - overeenkomstig het akoestisch onderzoek bij lid 3.2.2, letter a. genoemd - gevels, waarop de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de Gooiseweg (zijnde een 'weg in buitenstedelijk gebied') hoger is dan de maximaal mogelijke ontheffingswaarde/grenswaarde van 53 dB,
    • 1. worden voorzien van een gebouwen-geluidsschermmaatregel waarmee de geluidsbelasting is begrensd tot de vastgestelde hogere grenswaarde van 53 dB, dan wel
    • 2. worden uitgevoerd als dove gevel.
  • c. indien op grond van de Crisis- en herstelwet (Chw) hogere maximaal mogelijke ontheffingswaarden/grenswaarden zijn vastgesteld dan bij lid 3.2.2, letter b. genoemd, dan gelden deze maximaal mogelijke ontheffingswaarden/grenswaarden.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
  • b. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 7 meter voor terreinafscheidingen ten behoeve van sportvoorzieningen;
    • 2. maximaal 2 meter voor erf- en overige terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.4 Kleinschalige windturbines

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.2.3 gelden voor het bouwen van kleinschalige windturbines de volgende regels:

  • a. kleinschalige windturbines mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen tenminste 16 meter bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte van kleinschalige windturbines bedraagt ten hoogste 4,5 meter, gemeten vanaf de voet van de windturbine;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleinschalige windturbines mag de in lid 3.2.1, letter c. bedoelde bouwhoogte worden overschreden.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, letter a. voor het toestaan van:

  • a. aan- en uitbouwen en overkappingen ten behoeve van ingangsportalen met een bouwhoogte van ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • b. fietsenstallingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sportvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 9 meter.

3.3.2 Overige afwijkingen
  • a. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, letter c. ten behoeve van lift- en hydrofoorinstallaties, schoorstenen, antenne-installaties, zonnepanelen en technische installaties tot een hoogte van 2,5 meter boven de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte.
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1, letter d, teneinde het bouwen toe te staan op een afstand van minder dan 2 meter van de perceelsgrens, mits daarmee de stedenbouwkundige kwaliteit wordt gehandhaafd, of versterkt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Geluidsbelasting wegverkeer Gooiseweg

Voor het gebruik van de studentenwoningen, en andere geluidgevoelige gebouwen, geldt in elk geval dat de gebouwde geluidwerende maatregelen en dove gevels als bedoeld in lid 3.2.2 in stand gehouden moeten worden.

3.4.2 Parkeernormen

De parkeernormen voor deze bestemming zijn geregeld in artikel 23.1 Parkeernormen.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. voorzieningen tot een gezamenlijk maximum van 3.000 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) bestaande uit:
    • 1. detailhandel, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m2 en een supermarkt is niet toegestaan;
    • 2. horeca tot en met horecacategorie 2, alsmede cafés uit categorie 3 volgens de Staat van Horeca-activiteiten, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 3. dienstverlening, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 500 m2.
    • 4. kleinschalige kantoren, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 500 m2 bvo;
    • 5. bedrijven tot en met milieucategorie 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 500 m2 bvo;
    • 6. sportvoorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 300 m2 bvo;
    • 7. maatschappelijke voorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 750 m2.
  • c. ter plaatse van de aanduiding' parkeergarage', een parkeergarage;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan huis gebonden beroep of bedrijf

met daarbij horende:

  • e. fietsenstallingen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. pv-panelen (zonnepanelen);
  • j. voorzieningen ten behoeve van warmte-/koude opslag;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen
  • d. fietsenstallingen mogen uitsluitend inpandig, binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. het aanduidingsvlak volledig bebouwd mag worden;
    • 2. de bouwhoogte van de parkeergarage niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    • 3. de verticale diepte van een parkeergarage niet meer bedraagt dan 6 meter;

4.2.2 Hogere grenswaarden, geluidwerende maatregelen en dove gevels ten behoeve van gebouwen
  • a. gebouwen mogen alleen gebouwd worden indien het bouwplan voldoet aan het Hogere Waardenbesluit dat 9 mei 2017 door de gemeente Diemen is vastgesteld ten aanzien van de omgevingsvergunning voor de Uitbreiding Campus-Diemen Zuid;
  • b. overeenkomstig met het hogere waardenbesluit als bedoeld in sublid 4.2.2 onder a, dient een dusdanig karakteristieke geluidwering van de gevel te worden gerealiseerd zodat gecumuleerde geluidsbelasting vanwege alle geluidbronnen binnen in de woningen niet hoger is dan de grenswaarde van 33 dB voor de verblijfsgebieden.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
  • b. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van:
  • c. maximaal 7 meter voor terreinafscheidingen ten behoeve van sportvoorzieningen;
  • d. maximaal 2 meter voor erf- en overige terreinafscheidingen;
  • e. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, letter b. voor het toestaan van:

  • a. aan- en uitbouwen en overkappingen ten behoeve van ingangsportalen met een bouwhoogte van ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • b. fietsenstallingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

4.3.2 Overige afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, letter c. ten behoeve van lift- en hydrofoorinstallaties, schoorstenen, antenne-installaties, zonnepanelen en technische installaties tot een hoogte van 2,5 meter boven de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Parkeernormen

De parkeernormen voor deze bestemming zijn geregeld in artikel 23.1 Parkeernormen.

4.4.2 Voorzieningen

Voor de vestiging van voorzieningen zoals bedoeld in lid 4.1 letters b t/m g, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen blok A' is er een gezamenlijk brutovloeroppervlak van maximaal 1.750 m2 toegestaan;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen blok B' is er een gezamenlijk brutovloeroppervlak van maximaal 750 m2 toegestaan;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen blok C' is er een gezamenlijk brutovloeroppervlak van maximaal 500 m2 toegestaan.
4.4.3 Woningen

Van de woningen zoals bedoeld in 4.1 onder a, mogen 90 woningen uitsluitend als studentenwoningen gebruikt worden.

4.4.4 Uitoefenen van aan huis gebonden beroep of bedrijf

Een woning mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken ruimte bedraagt ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning tot ten hoogste 50 m2;
  • b. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • c. horeca is niet toegestaan, uitgezonderd bed & breakfast tot maximaal 4 personen;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel in schriftelijke opdracht, zonder levering ter plaatse, en ondergeschikte, niet zelfstandige, detailhandel;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning waarbij ten hoogste 1 fte in dienstverband extra is toegestaan.

Artikel 5 Gemengd - 3

De gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. medische voorzieningen;
  • c. hotels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - onderwijs' op de eerste en tweede verdieping tevens voor onderwijs;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. maximaal 3 bedrijfswoningen;

met daarbij horende:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een parkeergarage;
  • h. ontsluitingswegen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. pv-panelen (zonnepanelen);
  • l. voorzieningen ten behoeve van warmte-/koude opslag;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.1 Bouwregels
5.1.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag binnen de bestemming maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. het aanduidingsvlak volledig bebouwd mag worden;
    • 2. de bouwhoogte van de parkeergarage niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    • 3. de verticale diepte van een parkeergarage niet meer bedraagt dan 6 meter;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 120 m2.

5.1.2 hogere grenswaarden, geluidwerende maatregelen en dove gevels ten behoeve van gebouwen
  • a. gebouwen mogen alleen gebouwd worden indien het bouwplan voldoet aan het Hogere Waardenbesluit dat 29 augustus 2017 door de gemeente Diemen is vastgesteld ten aanzien van de omgevingsvergunning voor het gebruik van de eerste verdieping van het pand Dalsteindreef 141-151 voor onderwijsdoeleinden;
  • b. gebouwen mogen alleen gebouwd worden indien het bouwplan voldoet aan het Hogere Waardenbesluit dat 12 juni 2018 door de gemeente Diemen is vastgesteld ten aanzien van de omgevingsvergunning voor het gebruik van de tweede verdieping van het pand Dalsteindreef 141-151 voor onderwijsdoeleinden
  • c. overeenkomstig met het hogere waardenbesluit als bedoeld in sublid 5.1.2 onder a en b, dient een dusdanig karakteristieke geluidwering van de gevel te worden gerealiseerd zodat gecumuleerde geluidsbelasting vanwege alle geluidbronnen binnen in de onderwijsvoorziening niet hoger is dan de grenswaarde van 33 dB voor de verblijfsgebieden.

5.1.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
  • b. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.1.4 Kleinschalige windturbines

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1.3 gelden voor het bouwen van kleinschalige windturbines de volgende regels:

  • a. kleinschalige windturbines mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte van de hoofdgebouwen tenminste 16 meter bedraagt;
  • b. de maximum bouwhoogte van kleinschalige windturbines bedraagt ten hoogste 4,5 meter, gemeten vanaf de voet van de windturbine;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleinschalige windturbines mag de in lid 5.1.1, letter c. bedoelde bouwhoogte worden overschreden.

5.2 Afwijken van de bouwregels
5.2.1 Bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1, letter a. voor het toestaan van:

  • d. aan- en uitbouwen en overkappingen ten behoeve van ingangsportalen met een bouwhoogte van ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • e. fietsenstallingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

5.2.2 Overige afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1.1, letter b. ten behoeve van een bebouwingspercentage tot 80% ten behoeve van de bouw van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • b. het bepaalde in lid 5.1.1, letter c. ten behoeve van lift- en hydrofoorinstallaties, schoorstenen, antenne-installaties, zonnepanelen en technische installaties tot een hoogte van 2,5 meter boven de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte;
  • c. het bepaalde in lid 5.1.1, letter d, teneinde het bouwen toe te staan op een afstand van minder dan 2 meter van de perceelsgrens, mits daarmee de stedenbouwkundige kwaliteit wordt gehandhaafd, of versterkt.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Parkeernormen

De parkeernormen voor deze bestemming zijn geregeld in artikel 23.1 Parkeernormen.

5.3.2 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' geldt dat het dak van de parkeergarage niet voor parkeervoorzieningen mag worden gebruikt.

Artikel 6 Gemengd - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nevenactiviteiten behorende bij de betreffende functie;

met daarbij behorende:

  • d. kelders;
  • e. kleinschalige windturbines;
  • f. erftoegangswegen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 8 meter voor palen en masten;
    • 2. maximaal 2 meter voor terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.3 Kleinschalige windturbines

Voor het bouwen van kleinschalige windturbines gelden de volgende regels:

  • a. kleinschalige windturbines mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van kleinschalige windturbines mag niet meer dan 4,5 meter bedragen, gemeten vanaf de voet van de windturbine;
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1.a teneinde het bouwen buiten het bouwvlak toe te staan van:
    • 1. aan- en uitbouwen en overkappingen ten behoeve van ingangsportalen met een bouwhoogte van ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 2. fietsenstallingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 3. een parkeergarage uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' onder de volgende voorwaarden:
      • de parkeervoorziening dient aan te sluiten bij de stedenbouwkundige en groenstructuur van de directe omgeving;
      • voor de stedenbouwkundige structuur aansluiting dient te worden gezocht bij de bouwhoogte van de aangrenzende kantoorbebouwing van 5 bouwlagen;
      • voor de groenstructuur dient aansluiting te worden gezocht bij de groenstructuur langs de Dalsteindreef en Gooiseweg die ecologisch relevant is.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Parkeernorm
  • a. Voor deze bestemming gelden de volgende parkeernormen:
Functie   Parkeerplaatsen op eigen terrein per 100 m2
bvo  
Kantoor   1.4  
Hotel   1 per hotelkamer  
Sport   4.5  
Horeca   12  
Zalencentrum   8  

  • b. de parkeervoorzieningen zijn bestemd voor de campus die is gelegen binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3, en ondergeschikt ook voor de kantoren zoals opgenomen in artikel 6.1 a.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.4, mits aangetoond kan worden dat een lagere parkeernorm voor voldoende parkeergelegenheid zorgt.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. park;
  • c. voet- en fietspaden

met daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit zoals geluid- en luchtkwaliteitschermen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kademuren, bruggen en duikers;
  • j. steigers;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 8 meter voor palen, masten, geluid- en luchtkwaliteitschermen;
    • 2. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, waaronder een kinderopvang, met daarbij behorende:

  • a. ontsluitingswegen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag, berekend over het vlak zoals begrensd door een hoogtescheidingslijn, maximaal zoveel bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal zoveel bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter.
8.2.2 Hogere grenswaarden, geluidwerende maatregelen en dove gevels ten behoeve van gebouwen
  • a. gebouwen mogen alleen gebouwd worden indien het bouwplan voldoet aan het Hogere waardebesluit "ten aanzien van het perceel Bergwijkdreef 10 d.d. 6 november 2012", en de daaruit volgende voorwaarden, gebaseerd op het akoestische onderzoek van Cauberg-Huygen d.d. 3 juli 2012 (zie bijlagen 27 en 28 bij de Toelichting).
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsschermmaatregelen aan gebouw en/of dove gevels' moeten - overeenkomstig het akoestische onderzoek bij lid 8.2.2, letter a. genoemd - gevels, waarop de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de Gooiseweg (zijnde 'een weg in buitenstedelijk gebied'), hoger is dan de maximaal mogelijke ontheffingswaarde/grenswaarde van 53 dB,
    • 1. worden voorzien van een geluidsschermmaatregel aan de gebouwen waarmee de geluidsbelasting is begrensd tot de vastgestelde hogere grenswaarde van 53 dB;
    • 2. of worden uitgevoerd als dove gevel.
  • c. indien op grond van de Crisis- en herstelwet (Chw) hogere maximaal mogelijke ontheffingswaarden/grenswaarden zijn vastgesteld dan bij lid 8.2.2, letter b. genoemd, dan gelden deze maximaal mogelijke ontheffingswaarden/grenswaarden.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
  • b. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheiding
    • 2. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2.4 Kleinschalige windturbines

In aanvulling op het bepaalde in lid 8.2.3 gelden voor het bouwen van kleinschalige windturbines de volgende regels:

  • a. kleinschalige windturbines mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen tenminste 16 meter bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte van kleinschalige windturbines bedraagt ten hoogste 4,5 meter, gemeten vanaf de voet van de windturbine;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleinschalige windturbines mag de in lid 7.2.1 onder c bedoelde bouwhoogte worden overschreden.
8.3 Afwijken van bouwregels
8.3.1 Overige afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 onder b ten behoeve van een bebouwingspercentage tot 80% ten behoeve van de bouw van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.1 onder c ten behoeve van lift en hydrofoorinstallaties, schoorstenen, antenne-installaties en technische installaties tot een hoogte van 2,5 meter boven de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen (tot in totaal maximaal 3 rijstroken);
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. verblijfsgebieden;

met daarbij behorende:

  • d. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit zoals: geluid- en luchtkwaliteitschermen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. kademuren,
  • i. bruggen en viaducten;
  • j. straatmeubilair;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 5 meter voor reclameborden;
    • 2. maximaal 8 meter voor palen, masten, geluid- en luchtkwaliteitsschermen;
    • 3. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen voor trein- en metroverkeer;
  • b. stationsvoorzieningen;

met daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • c. bermen;
  • d. taluds;
  • e. (ontsluitings)wegen;
  • f. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit zoals: geluid- en luchtkwaliteitschermen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. bruggen en viaducten;
  • j. straatmeubilair;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. overige voorzieningen ten behoeve van het (trein- en metro)verkeer.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag binnen de bestemming maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd bruggen en viaducten, zijn toegestaan tot een hoogte van:
    • a. Maximaal 2 meter voor geluidsschermen;
    • b. Maximaal 5 meter voor geluidsschermen ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm';
    • c. Maximaal 15 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 11 Verkeer - Weg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met meerdere doorgaande rijstroken, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, en op- en afritten (met in totaal maximaal 6 rijstroken);

met daarbij behorende:

  • b. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit zoals: geluid- en luchtkwaliteitsschermen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bruggen en viaducten;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. reclameborden;
  • i. overige voorzieningen ten behoeve van het verkeer.

 

11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 5 meter voor reclameborden
    • 2. maximaal 15 meter voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • a. groenvoorzieningen
  • b. nutsvoorzieningen
  • c. kademuren, damwanden, bruggen en duikers,
  • d. steigers en vlonders
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 meter;

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen en woongebouwen;
  • b. woningdelen, met een maximum van 2 personen per woning;
  • c. hospitaverhuur

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan huis gebonden beroep of bedrijf;

met daarbij behorende:

  • e. tuinen en erven;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. pv-panelen (zonnepanelen);
  • j. voorzieningen ten behoeve van warmte-/koude opslag;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van hieronder genoemde functieaanduidingen waarbij geldt:
    • 1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorzieningen blok 5' zijn op de begane grond voorzieningen toegestaan tot een gezamenlijk maximum van 507 m2  brutovloeroppervlak (b.v.o.) bestaande uit:
      • kleinschalige kantoren, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 350 m2
      • bedrijven tot en met milieucategorie 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen 100 m2.
      • maatschappelijke voorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 350 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 507 m2 bvo;
      • dienstverlening, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.
    • 2. ter plaatse van de functieaanduiding ''specifieke vorm van wonen - voorzieningen blok 3' zijn op de begane grond voorzieningen toegestaan tot een gezamenlijk maximum van 400 m2  brutovloeroppervlak (b.v.o.) bestaande uit:
      • detailhandel, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m2 bvo, en een supermarkt is niet toegestaan;
      • horeca tot en met horecacategorie 2, alsmede cafés uit categorie 3 volgens de Staat van Horeca-activiteiten, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 200 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 400 m2 bvo;
      • dienstverlening, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 400 m2 bvo m2';
      • kleinschalige kantoren, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 400 m2 bvo;
      • bedrijven tot en met milieucategorie 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 400 m2 bvo;
      • sportvoorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 400 m2 bvo;
    • 3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorzieningen toren 3' zijn op de begane grond voorzieningen toegestaan tot een gezamenlijk maximum van 40 m2  brutovloeroppervlak (b.v.o.) bestaande uit:
      • maatschappelijke voorzieningen, waaronder een kunstgalerie;
      • detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
    • 4. ter plaatse van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van wonen - voorzieningen blok 8'' op de begane grond en 'specifieke vorm van wonen- voorzieningen toren 6' tevens op de eerste verdieping voorzieningen toegestaan tot een gezamenlijk maximum van 3000 m2  brutovloeroppervlak (b.v.o.) bestaande uit:
      • detailhandel, waarbij geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak per unit niet meer mag bedragen dan 150 m2 bvo en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 410 m2 bvo, en een supermarkt niet is toegestaan;
      • horeca tot en met horecacategorie 2, alsmede cafés uit categorie 3 volgens de Staat van Horeca-activiteiten, waarbij geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak per unit niet meer mag bedragen dan 200 m2 bvo en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 500 m2;
      • dienstverlening, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 500 m2 bvo m2';
      • kleinschalige kantoren, waarbij geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak per unit niet meer mag bedragen dan 250 m2 en het totale bvo niet meer dan 750 m2 mag bedragen;
      • bedrijven tot en met milieucategorie 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak per unit niet meer mag bedragen dan 250 m2 en het totale bvo niet meer dan 500 m2 mag bedragen;
      • sportvoorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 300 m2.
      • maatschappelijke voorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 710 m2,
    • 5. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorzieningen blok 22 en 23' zijn op de begane grond en eerste verdieping voorzieningen toegestaan tot een gezamenlijk maximum van 2.500 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.) bestaande uit:
      • detailhandel, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m2 bvo per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 400 m2, en een supermarkt niet is toegestaan;
      • horeca tot en met horecacategorie 2, alsmede cafés uit categorie 3 volgens de Staat van Horeca-activiteiten, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 200 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 600 m2 bvo;
      • kleinschalige kantoren, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 500 m2 bvo;
      • bedrijven tot en met milieucategorie 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2 per unit en het totale bvo niet meer mag bedragen dan 500 m2 bvo;
      • sportvoorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 300 m2 bvo;
      • maatschappelijke voorzieningen, waarbij geldt dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 750 m2.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd
  • b. gebouwen zijn niet toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-binnenterrein' met uitzondering van parkeergarages
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de verticale bouwdiepte van gebouwen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum verticale bouwdiepte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag tot een bouwhoogte van 5 meter niet worden gebouwd.

13.2.2 Hogere grenswaarden, geluidwerende maatregelen en dove gevels ten behoeve van gebouwen

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen- binnenterrein' zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • b. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van wonen- binnenterrein' zijn erf- en terreinafscheidingen niet toegestaan.
  • a. voor de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 1 meter;

13.2.4 Kleinschalige windturbines

In aanvulling op het bepaalde in lid 13.2.3 gelden voor het bouwen van kleinschalige windturbines de volgende regels:

  • a. kleinschalige windturbines mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen tenminste 16 meter bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte van kleinschalige windturbines bedraagt ten hoogste 4,5 meter, gemeten vanaf de voet van de windturbine;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleinschalige windturbines mag de in lid 13.2.1, letter b. bedoelde bouwhoogte worden overschreden.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Overige afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1, letter b, ten behoeve van lift- en hydrofoorinstallaties, schoorstenen, antenne-installaties, zonnepanelen, en technische installaties tot een hoogte van 2,5 meter boven de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Een woning mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken ruimte bedraagt ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning tot ten hoogste 50 m2;
  • b. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • c. horeca is niet toegestaan, uitgezonderd bed & breakfast tot maximaal 4 personen;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel in schriftelijke opdracht, zonder levering ter plaatse, en ondergeschikte, niet zelfstandige, detailhandel;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning waarbij ten hoogste 1 fte in dienstverband extra is toegestaan.

13.4.2 Geluidsbelasting vanwege piekgeluid van de inrichting lijnwerkplaats GVB

Voor het gebruik van de woningen, woongebouwen, en andere geluidgevoelige gebouwen, geldt in elk geval dat de gebouwde geluidwerende maatregelen en dove gevels als bedoeld in lid 13.2.2 in stand gehouden moeten worden.

13.4.3 Parkeernormen

De parkeernormen voor deze bestemming zijn geregeld in artikel 23.1 Parkeernormen.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

  • a. De voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een ondergrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV;

met de daarbij behorende:

  • 1. belemmeringsstroken;
  • 2. voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegelaten bebouwing

Voor het bouwen ten behoeve van de in lid 14.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
14.2.2 Voorwaarden bebouwing

Voor het bouwen van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden voor zover:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder;
  • c. uit het verkregen positief schriftelijk advies van de leidingbeheerder is gebleken dat de veiligheid en leveringszekerheid van de leiding niet blijvend onevenredig worden geschaad.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakte verharding;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen, anders dan ten dienste van de in lid 14.1 omschreven bestemming;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • j. het aanleggen van zonneparken;
  • k. het opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen.
14.3.2 Uitzondering

Het in lid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
14.3.3 Voorwaarden

De in lid 14.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de veiligheid van de leiding of het functioneren van de leiding niet onevenredig worden geschaad;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder;
  • c. uit het verkregen positief schriftelijk advies van de leidingbeheerder is gebleken dat de veiligheid en leveringszekerheid van de leiding niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Leiding - Leidingstrook

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor ondergrondse transportleidingen, uitgezonderd leidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, en zijn niet bestemd voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen.

met de daarbij horende:

  • 1. belemmeringsstroken;
  • 2. voorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegelaten bebouwing

Voor het bouwen ten behoeve van de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan

15.2.2 Voorwaarden bebouwing

Voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden voor zover:

  • a. de veiligheid van de leidingen of het functioneren van de leidingen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder;
  • c. uit het verkregen positief schriftelijk advies van de leidingbeheerder is gebleken dat de veiligheid en leveringszekerheid van de leiding niet blijvend onevenredig worden geschaad.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen, anders dan ten dienste van de in lid 15.1 omschreven bestemming;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen en of dempen van reeds bestaande watergangen.

15.3.2 Uitzondering

Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

15.3.3 Voorwaarden

De in lid 15.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de veiligheid van de leiding of het functioneren van de leiding niet onevenredig worden geschaad;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder;
  • c. uit het verkregen positief schriftelijk advies van de leidingbeheerder is gebleken dat de veiligheid en leveringszekerheid van de leiding niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 3' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
  • b. Het bepaalde in artikel 23.4 Voorrangsregels dubbelbestemmingen is van overeenkomstige toepassing.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat uitsluitend

gebouwd mag worden voor zover:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een inventariserend veldonderzoek heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden of plaatsing van een bouwwerk niet dieper dan 0,5 meter onder peil, of
    • 2. de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden of plaatsing van een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m², of
    • 3. uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

16.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen

Indien uit een inventariserend veldonderzoek blijkt dat archeologische waarden vanwege voorgenomen bouwactiviteiten zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

16.3 Nadere eisen
16.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen, met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien een inventariserend veldonderzoek daartoe aanleiding geeft.

16.3.2 Toepassen

De bevoegdheid onder 16.3.1 wordt toegepast met het oog op de bescherming van archeologische waarden en deze in situ te behouden

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 500 m², en op een diepte van 0,5 meter of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen, waartoe worden gerekend egaliseren, roeren, omwoelen van gronden, aanleggen en verbreden van water, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem en het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • b. het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen.

16.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.

16.4.3 Voorwaarden

De in lid 16.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de archeologische belangen of de mogelijkheden van archeologisch onderzoek niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.
  • b. Het bepaalde in artikel 23.4 Voorrangsregels dubbelbestemmingen is van overeenkomstige toepassing.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegelaten bebouwing

Voor het bouwen ten behoeve van de in lid 17.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

17.2.2 Voorwaarden bebouwing

Voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden voor zover:

  • a. het waterkerend vermogen niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de waterbeheerder.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van kabels en leidingen, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
17.3.2 Uitzondering

Het in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan.
17.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in lid 17.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de beheerder van de betreffende watergang en waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Verboden gebruik

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
  • c. voor het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
  • d. voor ligplaatsen voor woonschepen;
  • e. voor speelautomatenhallen.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. het oprichten van bouwwerken voor infrastructurele en openbare voorzieningen met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 meter en de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • c. het overschrijden van bestemmingsgrenzen en van de goot- en/of bouwhoogten van gebouwen met ten hoogste 10%;
  • d. het overschrijden van de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 20%;
  • e. het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor balkons, galerijen, erkers, luifels, entreepartijen, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, van gebouwen met niet meer dan 3 meter;
  • f. het oprichten van voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluids- en luchtkwaliteitschermen;
  • g. de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrens met maximaal 1,5 meter ten behoeve van een overbouwing, mits op een hoogte boven de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
  • h. het plaatsen van een vrijstaande antenne-installatie met dien verstande dat:
    • 1. uit een onderbouwing van de aanvrager blijkt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunningsvrije installatie, dan wel in de vorm van sitesharing bij bestaande, reeds vergunde, installaties;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 40 meter;
    • 3. de beoogde locatie is gesitueerd zoals aangegeven op de kaart “Plaatsingsmogelijkheden van GSM en UMTS antenne-installaties” (vastgesteld d.d. 5 maart 2009) zoals opgenomen in Bijlage 4 “Kaart GSM en UMTS masten”;
  • i. het plaatsen van een vrijstaande prikmast met dien verstande dat:
    • 1. uit een onderbouwing van de aanvrager blijkt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunningsvrije installatie, dan wel in de vorm van sitesharing bij bestaande, reeds vergunde, installaties of het oprichten van een installatie met de mogelijkheid van sitesharing;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 22 meter bedraagt;
    • 3. de beoogde locatie is gesitueerd binnen de bij letter h, onder 3 bedoelde gebieden of langs de hoofdinfrastructuur, waaronder wordt verstaan: gelegen langs rijkswegen, spoorwegen, waterwegen met bijbehorende bermen en taluds alsmede de Gooiseweg en de Daalwijkdreef met bijbehorende bermen en taluds;
    • 4. de beoogde locatie niet is gelegen binnen een straal van 100 meter van een andere, omgevingsvergunningplichtige, antenne-installatie.

Artikel 21 Algemene aanduiding regels

21.1 Geluidszone - industrie
21.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

21.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 21.1.1, indien:

  • a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat - ten gevolge van geluidwerende of afschermende bebouwing en voorzieningen - het geluidsniveau aan de gevel van de geluidgevoelige objecten beneden de gestelde grenswaarden van de Wet geluidhinder blijft.
  • b. voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dit besluit is vastgesteld en wordt voldaan aan de in het besluit hogere grenswaarden opgenomen voorwaarden.
  • c. voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van een wijzigingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dat besluit is vastgesteld en wordt voldaan aan de in het besluit hogere grenswaarden opgenomen voorwaarden.
21.2 Veiligheidszone - Externe Veiligheid

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' mogen geen functies voor langdurig verblijf van groepen beperkt zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijven, verpleegfuncties, e.d., worden gesitueerd, tenzij uit een nadere motivering, waarvan het advies van de Brandweer Amsterdam - Amstelland deel moet uitmaken, blijkt dat dit verantwoord is.

21.3 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation - 1' zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

21.4 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation - 2' zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

21.5 Wetgevingszone- wijzigingsgebied
21.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' wijzigen in de nieuwe bestemmingen 'Gemengd', 'Groen', 'Verkeer', 'Water' en 'Wonen'.

21.5.2 Voorwaarden voor toepassing wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid onder lid 21.5.1 mag uitsluitend worden toegepast onder voorwaarden dat:

  • a. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van de wettelijke toets aan relevante wetgeving en beleid op het moment van vaststelling van het desbetreffende wijzigingsplan.
  • b. het instandhouden van de ecologische verbindingen en zoveel mogelijk handhaven van de bestaande hoofdgroenstructuur uitgangspunten zijn bij de situering van groenvoorzieningen.
  • c. het zoveel mogelijk handhaven van de bestaande hoofdwaterstructuur, en het zoveel mogelijk inrichten met natuurvriendelijke oevers, uitgangspunten zijn bij de aanleg van nieuwe waterpartijen.
  • d. binnen het bestemmingsplangebied in elk geval de bestaande hoeveelheid oppervlaktewater gehandhaafd blijft en bij toename van de hoeveelheid van verhard oppervlak minimaal 10% daarvan aan extra wateroppervlakte gerealiseerd moet worden. Hierbij dient de doelstelling van het "Masterplan, aanpassing en verdere uitwerking" (augustus 2013), dat er binnen het bestemmingsplangebied tenminste 10.000 m2 extra water ten opzichte van de huidige situatie dient te worden aangelegd, in acht te worden genomen.
  • e. de hoofdwaterstructuur dient in elk geval te bestaan uit een aaneengesloten watersingel (slechts onderbroken door dammen met duikers ter plaatse van de wegen. Deze watersingel dient aan minimaal één zijde te zijn voorzien van een natuurvriendelijke oever (talud 1:3 of flauwer indien mogelijk). Op plekken waar het profiel te krap is voor een talud van 1:3 kan alternatief gerealiseerd worden: plas-dras oever of indien dit ook niet mogelijk is een onderwaterbak.
  • f. de bereikbaarheid voor hulpdiensten verzekerd moet zijn, zoals aangegeven in paragraaf 7.3.1. van het rapport 'Onderzoek externe veiligheid ontwikkeling Bergwijkpark-Noord te Diemen' van Antea Group d.d. 27 oktober 2014 (Bijlage 3 bij de Toelichting van CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015).
  • g. voldaan wordt aan de uitkomsten van het advies externe veiligheid van de Brandweer Amsterdam Amstelland d.d. 2 oktober 2014 (Bijlage 4 bij de Toelichting van CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015).
  • h. in het wijzigingsplan wordt opgenomen dat bij het verwezenlijken van de bestemming, en de uitvoering van werkzaamheden daartoe, dient te worden voldaan aan de Wet natuurbescherming en aan de voorwaarden die zijn neergelegd in het rapport Flora- en faunaonderzoek van Eelerwoude d.d. 19 mei 2015 (Bijlage 5 bij de Toelichting van CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015) en in het Ecologisch werkprotocol Bergwijkpark Diemen van Eelerwoude d.d. 15 oktober 2014 (Bijlage 6 bij de Toelichting van CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015).
  • i. voldaan wordt aan de uitkomsten van het akoestische onderzoek van Peutz d.d. 4 maart 2015 naar de optredende geluidsbelasting vanwege industrieterrein Verrijn Stuart (Bijlage 12 bij de Toelichting van CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015);
  • j. bij de vaststelling van de wijzigingsplannen uit een nadere analyse moet blijken welke maatregelen tot een aanvaardbare geluidsbelasting leiden, zoals geconcludeerd is in de rapportage van het akoestisch onderzoek van DGMR d.d. 19 juni 2015 (Bijlage 10 bij de Toelichting van CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015).
  • k. bij de vaststelling van de wijzigingsplannen besluiten worden genomen tot vaststelling van de hogere grenswaarden, als bedoeld in de rapportage van het akoestisch onderzoek van DGMR d.d. 19 juni 2015 (Bijlage 10 bij de Toelichting van CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015).
  • l. voldaan wordt aan de uitkomsten van nader akoestisch onderzoek naar de piekgeluiden van de inrichting, lijnwerkplaats GVB.
  • m. indien ten tijde van de vaststelling van een wijzigingsplan een nader onderzoek naar de aspecten genoemd in letters a. t/m l. heeft plaatsgevonden, kan bij de vaststelling worden besloten om voorrang te geven aan de uitkomsten van dat onderzoek boven de hiervoor onder letters a. t/m l. genoemde uitkomsten van onderzoeken, indien dit een actueler beeld geeft van de situatie en dit passend is binnen de gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.
  • n. de totaal oppervlaktes van voorzieningen, de totaal oppervlaktes van voorzieningen per wijzigingsgebied, de maximale oppervlaktes per soort voorziening, en de maximale oppervlaktes van voorzieningen per vestiging, mogen niet meer bedragen dan voor het desbetreffende wijzigingsgebied is aangegeven in het hierna onder letter o. opgenomen schema.
  • o. de bouwhoogtes en het aantal woningen mogen niet meer bedragen dan voor het desbetreffende wijzigingsgebied is aangegeven in bijgaand schema:

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPhollandpark2023-VG01_0003.png"

*) Een afwijkend woonprogramma (waaronder bijvoorbeeld een studentenhotel) met een vergelijkbare impact op verkeer- en milieuaspecten is mogelijk.

**) Deze functies mogen onderling worden herverdeeld binnen het desbetreffende wijzigingsgebied, met handhaving van de maximale gezamenlijke oppervlakte omvang en omvang per vestiging die voor de functies gelden. (Dit herverdelen is niet mogelijk tussen de deelgebieden).

  • p. indien daarmee de stedenbouwkundige kwaliteit wordt gehandhaafd, of versterkt en er geen onevenredige schaduwhinder ontstaat voor omliggende woningen, grotere bouwhoogten zijn toegestaan dan de in hiervoor bij letter o. genoemde maximum bouwhoogten, in de vorm van een maximum aantal hoogteaccenten met een maximale hoogte en oppervlakte (van het bouwvlak) per hoogteaccent, zoals in het onderstaande schema vermeld:

 bij lid 20.2.2, letter p.    
Wijzigings- gebieden     Maximaal aantal hoogteaccenten     Maximale oppervlakte (van het bouwvlak) per hoogteaccent    
    maximaal 30m hoog     maximaal 40m hoog     maximaal 52m hoog     bij hoogte- accent 30m     bij hoogte- accent 40m     bij hoogte- accent 52m    
6     4     4     0     600 m2     600 m2        

  • q. voor de woningen en voorzieningen binnen het wijzigingsgebied een parkeernorm geldt van 0,85 parkeerplaats per woning, waarvan 0,25 parkeerplaats per woning voor bezoekersparkeren op maaiveld en 0,6 parkeerplaats inpandig per woning voor bewoners binnen de bouwblokken. Van deze 0,6 wordt 0,3 parkeerplaats per woning direct inpandig binnen de bouwblokken gerealiseerd en de overige 0,3 parkeerplaats per woning inpandig gerealiseerd als buffer, voor indien daartoe de noodzaak bestaat, vanwege de noodzakelijke benodigde inpandige parkeerplaatsen voor bewoners. Het parkeren voor de aanvullende voorzieningen dient binnen de hiervoor genoemde norm van 0,25 parkeerplaats per woning voor bezoekersparkeren te worden opgelost. Voor het fietsparkeren geldt een norm van 0,25 fietsparkeerplaats per woning voor de bezoekers van de woningen en van de aanvullende voorzieningen.
  • r. voor studentenwoningen binnen het wijzigingsgebied een parkeernorm geldt van 0,1 parkeerplaats per woning.
  • s. binnen de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' geen functies voor langdurig verblijf van groepen beperkt zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijven, verpleegfuncties, en dergelijke, mogen worden gesitueerd, tenzij uit een nadere motivering, waarvan het advies van de Brandweer Amsterdam - Amstelland deel moet uitmaken, blijkt dat dit verantwoord is.
  • t. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. de woon- en werksituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. het waterbeheer;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
    • 7. de milieusituatie;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
21.6 CHW gebied

Het gebied ter plaatse van de aanduiding 'CHW gebied' is aangewezen als CHW gebied als besloten in artikel 1, sub C, onderdeel s in het Besluit van 14 augustus 2015 tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen I en II bij de Crisis- en herstelwet (tiende tranche) en tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter ten hoogste 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

22.2 Technische uitvoerbaarheid

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

22.3 Wijziging staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan de van deze planregels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en daardoor geen aanwezige bedrijven in een hogere milieucategorie worden gebracht.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Parkeernormen
23.1.1 Parkeernormen voor de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd alsmede niet worden gebruikt wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. De omgevingsvergunning voor het bouwen en/of gebruik kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Voor de woningen en gemengde functies in de bestemmingen de volgende normen:
    • 1. een parkeernorm van 0,85 parkeerplaats per woning, waarvan 0,25 parkeerplaats per woning voor bezoekersparkeren voor woningen en gemengde functies op maaiveld, en 0,6 parkeerplaats inpandig per woning voor bewoners binnen de bouwblokken.
    • 2. Voor het fietsparkeren geldt een norm van 0,25 fietsparkeerplaats per woning voor de bezoekers van de woningen. Voor het aantal fietsplekken voor bewoners geldt dat minimaal 2 fietsplekken per woning moet worden gerealiseerd dat moet worden gerealiseerd in combinatie met een inpandige berging, of in een gemeenschappelijk inpandig fietsrek.
  • d. In afwijking van artikel 23.1.1 lid c onder 1 is ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeergarage 1” toegelaten om de parkeernorm voor bezoekersparkeren op maaiveld inpandig op maaiveld te realiseren.
  • e. Ter plaatse van de bestemming 'Gemengd - 1' gelden de volgende parkeernormen:
    • 1. studentenwoningen een parkeernorm van 0,1 per studentenwoning.
    • 2. detailhandel een parkeernorm van 4 per 100 m2 b.v.o.
    • 3. sportvoorzieningen een parkeernorm van 3 per 100 m2 b.v.o.
    • 4. cultuur en ontspanning een parkeernorm van 2 per 100 m2 b.v.o.
    • 5. dienstverlenende bedrijven een parkeernorm van 2 per 100 m2 b.v.o.
    • 6. horeca een parkeernorm van 6 per 100 m2 b.v.o.
    • 7. kantoren een parkeernorm van 1,5 per 100 m2 b.v.o.
    • 8. maatschappelijke voorzieningen een parkeernorm van 2 per 100 m2 b.v.o.
    • 9. bedrijven tot en met milieucategorie 2 een parkeernorm van 2 per 100 m2 b.v.o.
  • f. Ter plaatse van de bestemming 'Gemengd - 2' gelden de volgende parkeernormen:

Functie   Parkeernorm  
Voorzieningen zoals genoemd in lid 4.1   2,5 parkeerplaatsen per 100 m2  
Studentenwoningen   0,1 parkeerplaatsen per woning  
Woningen anders dan studentenwoningen   0,6 parkeerplaatsen per woning  

  • g. Uitvoering van de parkeernormen dient plaats te vinden ter plaatse van de bestemming Gemengd - 2 alsmede ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" op het perceel aan Wisselwerking 22.
  • h. Ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' geldt voor de maatschappelijke voorzieningen (waaronder kinderopvang) een parkeernorm van 2 per 100 m2 b.v.o.
  • i. voor de bestemming Gemengd - 3 gelden, anders dan genoemd in lid 23.1 letter c, de parkeernormen volgens onderstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPhollandpark2023-VG01_0004.png"

23.2 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de vaststelling van dit plan.

23.3 Bestaande maten regeling

  • a. In die gevallen dat bestaande hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten als vergund sinds 2015 en meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande maatvoeringen als ten hoogste toelaatbaar aangehouden.
  • b. In die gevallen dat bestaand gebruik, als vergund sinds 2015, niet is overgenomen in deze regels, al dan niet in combinatie met een aanduiding op de verbeelding, wordt dit afwijkende gebruik als bestaand en toelaatbaar beschouwd op grond van dit bestemmingsplan.
  • c. In geval van heroprichting van bouwwerken na sloop is het bepaalde in sub a uitsluitend van toepassing indien dit geschiedt op dezelfde plaats als waar de sloop plaatsvindt.
  • d. De regels in sub a t/m c van artikel 28.3 zijn niet van toepassing voor gevallen waarbij sprake is van een toestemming of vergunning van tijdelijke aard.
23.4 Voorrangsregels dubbelbestemmingen


In geval van strijdigheid van de regels van (met elkaar samenvallende) dubbelbestemmingen wordt de volgende voorrangsvolgorde aangehouden:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 24.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 onder a met maximaal 10%.
  • c. Lid 24.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.2 onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Lid 24.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Holland Park 2023' van de gemeente Diemen.