direct naar inhoud van Regels
Plan: Hof van Saan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPhofvansaan-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hof van Saan met identificatienummer NL.IMRO.0384.BPhofvansaan-VG01 van de gemeente Diemen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0384.BPhofvansaan-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in functioneel en/of bouwkundig één geheel vormt met het hoofdgebouw, terwijl het in bouwkundig opzicht herkenbaar is als een ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit die door de bewoner(s) wordt uitgeoefend en die door zijn aard, omvang en intensiteit ondergeschikt is aan en passend is bij de woonfunctie.

1.7 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bed & breakfast

een bedrijf, dat met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner van de woning wordt uitgeoefend en die voorziet in een ondergeschikte, kortdurende, onzelfstandige verblijfsvoorziening voor uitsluitend logies al dan niet met ontbijt.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en kap.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een vastgoedobject, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.25 erf

de oppervlakte van het achter de voorgevelrooilijn gelegen gedeelte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw.

1.26 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.29 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.30 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.32 hospitaverhuur

de inwoning van ten hoogste 1 persoon in een woning waarbij de woonvoorzieningen worden gedeeld met de hoofdbewoner die tevens verhuurder is en waarbij de hoofdbewoner ten minste 50% van het gebruiksoppervlak bewoont (hospitaregeling);

1.33 kelder

een ondergronds (gedeelte van een) gebouw.

1.34 kleinschalige windturbines

windturbines die door de relatief beperkte effecten op de omgeving (gevaar, hinder, visuele uitstraling) in de directe leefomgeving geplaatst kunnen worden.

1.35 middeldure huurwoning

een middeldure huurwoning zoals bedoeld in de Verordening doelgroepen woningbouw Diemen 2019 of de opvolger daarvan.

1.36 nutsvoorzieningen

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling (inclusief de aan deze voorzieningen bevestigde reclameobjecten).

1.37 overbouwing

Een gedeelte van een gebouw dat zich bevindt boven een niet bebouwd deel van het maaiveld en daarmee -zo nodig- verbonden is door middel van een draagconstructie.

1.38 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.39 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.40 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein;
  • c. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend tenzij ingevolge deze regels een andere weg of hoogte is aangegeven.
1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.42 raamprostitutiebedrijf

een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt door prostituees die zichtbaar zijn vanaf de weg.

1.43 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 sociale huurwoning

een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag,

1.45 straatmeubilair

bouwwerken van beperkte omvang en met een openbare functie, zoals lantaarnpalen, gevelarmaturen, abri's, telefooncellen, zitbanken, rijwielstandaards, speelwerktuigen, gedenktekens, informatiezuilen (inclusief de aan deze bouwwerken bevestigde reclameobjecten).

1.46 verdiept

een bouwwerk dat geheel onder het maaiveld gelegen is.

1.47 voorgevel

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de naar de weg toegekeerde zijde of indien deze nog geen duidelijkheid geeft, de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in laatste instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd.

1.48 voorgevelrooilijn

de lijn aangegeven op de verbeelding danwel in afwezigheid daarvan in een bouwblok de denkbeeldige lijn door de voorgevel, welke lijn bij hoekwoningen wordt geacht te zijn doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens.

1.49 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.50 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.51 Woningdelen

wijze van onzelfstandige bewoning van een woning waarbij meerdere personen die geen onderlinge duurzame relatie hebben een woning delen, wat wordt aangemerkt als één afzonderlijk huishouden, en zich onderscheidt van kamerverhuur door onder andere het gebruik van één huurcontract voor alle bewoners.

1.52 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage berekenen

het bebouwingspercentage wordt berekend over het bouwperceel, binnen de bouwgrens.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, trappenhuizen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren (of, bij afwezigheid van gevelvlakken, tussen de buitenzijden van het dak), neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' een terreinafscheiding van ten hoogste 2 meter.

3.2.2 Voorwaardelijke verplichting - terreinafscheiding

Voorafgaand aan de ontwikkeling van de gronden dient, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4',  een terreinafscheiding van minimaal 2 meter te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingswegen, voet- en fietspaden;
  • b. verblijfsgebieden;
  • c. parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en bergingen;
  • d. pv-panelen (zonnepanelen);
  • e. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. speelvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. nutsvoorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gebouwde fietsenstallingen toegestaan;
  • b. gebouwde fietsenstallingen zijn toegestaan tot een goothoogte van 3 meter en tot een nokhoogte van 4 meter.
  • c. trafohuisjes zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van palen, masten, geluid- en luchtkwaliteitschermen bedraagt ten hoogste 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3,5 meter.

4.2.3 Voorwaardelijke verplichting - terreinafscheiding

Voorafgaand aan de ontwikkeling van de gronden dient, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4',  een terreinafscheiding van minimaal 2 meter te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. woningdelen, met een maximum van 2 personen per woning;
  • c. hospitaverhuur;
  • d. (gebouwde) parkeervoorzieningen en bergingen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. ontsluitingswegen, voet- en fietspaden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. pv-panelen (zonnepanelen);
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-parkeren' uitsluitend niet gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het maximum aantal woningen bedraagt 140;
  • c. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • f. de verticale diepte van een parkeergarage of kelder bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • g. uitbreiding van gerealiseerde hoofdgebouwen mag uitsluitend plaatsvinden door middel van aan- of uitbouwen.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag de bebouwing uitsluitend worden gerealiseerd vanaf een hoogte van 1 meter, met uitzondering van de eventuele draagconstructie;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a zijn (delen van) gebouwde parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' toegestaan buiten het bouwvlak met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 2 meter en een verticale diepte van 3,5 meter.

5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan op het erf en mogen uitsluitend worden opgericht op minimaal 1,5 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • b. het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 50% bedragen van het erf, exclusief zij- en achterpaden, met een maximale oppervlakte van 50 m2;
  • c. in afwijking van sub b mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een vrijstaande woning niet meer dan 50 % bedragen van het erf, exclusief zij- en achterpaden, met een maximale oppervlakte van 100 m2;
  • d. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de achter- en/of zijgevel van het hoofdgebouw, mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd + 0,25 meter;
  • f. op aan- en uitbouwen zijn balkonhekken toegestaan met een hoogte van niet meer dan 1,0 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' zijn uitsluitend pergola's toegelaten met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' is geen bebouwing toegestaan.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde elders bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

5.2.4 Kleinschalige windturbines

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.2.3 gelden voor het bouwen van kleinschalige windturbines de volgende regels:

  • a. kleinschalige windturbines mogen uitsluitend op hoofdgebouwen van de woongebouwen worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte van deze hoofdgebouwen tenminste 16 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van kleinschalige windturbines bedraagt ten hoogste 4,5 meter, gemeten vanaf de voet van de windturbine;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleinschalige windturbines mag de in 5.2.1 bedoelde bouwhoogte worden overschreden.

5.2.5 Woningdifferentiatie

Van de binnen het plangebied te realiseren woningen dient ten minste te worden gebouwd:

    • 1. als sociale huurwoning 30 %;
    • 2. als middeldure huurwoningen 20 %.

5.2.6 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor functies zoals genoemd in 5.1 kan slecht worden verleend als is aangetoond dat er voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan binnen het plangebied, conform de parkeernormen van de gemeente Diemen.

5.2.7 Voorwaardelijke verplichting geluid

Een omgevingsvergunning voor functies zoals genoemd in 5.1 sub a kan slecht worden verleend als is aangetoond dat er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder dan wel de vastgestelde hogere waarden en tevens wordt voldaan wordt aan de eisen uit het gemeentelijk geluidbeleid.

5.2.8 Voorwaardelijke verplichting - terreinafscheiding

Voorafgaand aan de ontwikkeling van de gronden dient, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4',  een terreinafscheiding van minimaal 2 meter te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van het bouwen van lift- en hydrofoorinstallaties, trappenhuizen, schoorstenen, antenne-installaties, zonnepanelen, en technische installaties tot een hoogte van 2,5 meter boven de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.3.2 Afwijken van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van bouwgrenzen, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding van de bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, ten hoogste 2,5 meter bedraagt en het bouwvlak met ten hoogste 5% wordt vergroot;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals vastgesteld voor Hof van Saan;
  • c. uit onderzoek blijkt dat de overschrijding van de bouwgrenzen vanuit akoestisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. uit onderzoek blijkt dat de overschrijding van de bouwgrenzen niet leidt tot onaanvaardbare schaduwwerking op naastgelegen percelen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Middeldure huurwoningen

Indien middeldure huurwoningen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening worden gerealiseerd, dan dienen deze woningen te worden gerealiseerd als middeldure huurwoning conform het thans geldende beleid van de "Verordening Doelgroepen Woningbouw Diemen 2019', met dien verstande dat (in afwijking van de daarin opgenomen minimale instandhoudingstermijn) elke middeldure huurwoning gedurende ten minste 15 jaar vanaf het eerste moment van ingebruikname als middeldure huurwoning moet worden gebruikt.

5.4.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Een woning mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken ruimte bedraagt ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning tot ten hoogste 50 m2;
  • b. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • c. horeca is niet toegestaan, uitgezonderd bed & breakfast tot maximaal 4 personen;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel in schriftelijke opdracht, zonder levering ter plaatse, en ondergeschikte, niet zelfstandige, detailhandel;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning waarbij ten hoogste 1 fte in dienstverband extra is toegestaan.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen ten behoeve van de dubbelbestemming

Voor het bouwen ten behoeve van de in lid 6.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m.

6.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden voor zover:

  • a. het doelmatig functioneren van de waterhuishouding en van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de beheerder van de waterkering.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanleggen van kabels en leidingen;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

6.3.2 Uitzondering

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • het normale onderhoud betreffen;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

6.3.3 Voorwaarden

De in lid 6.3.1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien:

  • a. het doelmatig functioneren van de waterhuishouding en waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 geluidzone - industrie
7.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

7.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 7.1.1, indien:

  • a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat - ten gevolge van geluidswerende of afschermende bebouwing en voorzieningen - het geluidsniveau aan de gevel van de woningen beneden de gestelde grenswaarden van de Wet geluidhinder blijft;
  • b. voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dit besluit is vastgesteld en wordt voldaan aan de in het besluit hogere grenswaarden opgenomen voorwaarden.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden, bouwwerken:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
  • c. voor het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
  • d. voor speelautomatenhallen.

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. het oprichten van bouwwerken voor infrastructurele en openbare voorzieningen met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 meter en de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • c. het overschrijden van de goot- en/of bouwhoogten van gebouwen met ten hoogste 10%;
  • d. het overschrijden van de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 20%;
  • e. het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor balkons, galerijen, erkers, luifels, entreepartijen, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, van gebouwen met niet meer dan 3 meter;
  • f. de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrens met maximaal 1,5 meter ten behoeve van een overbouwing, mits op een hoogte boven de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Technische uitvoerbaarheid

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hof van Saan'.