Plan: | CHW-bestemmingsplan Holland Park West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0384.BPHollandparkWest-VG01 |
Het gebied Holland Park, in het zuiden van de gemeente Diemen, is volop in ontwikkeling. Ooit is het ontwikkeld als monofunctioneel kantorengebied, aansluitend op de werkgebieden in Amsterdam-Zuidoost. Tijdens de crisis kreeg het gebied echter te maken met grote leegstand. Omdat duidelijk werd dat de vraag naar kantoren laag zou blijven, maar de behoefte aan woningen in de regio Amsterdam zou gaan toenemen, heeft de gemeente besloten om het gebied te transformeren naar een woongebied. De locatie is daar ook uitstekend geschikt voor, gezien de goede bereikbaarheid met trein en metro en de bereikbaarheid van voorzieningen.
Het eerste project, Campus Diemen Zuid, is inmiddels gerealiseerd. De 1e fase van Holland Park is volop in ontwikkeling. De komende jaren volgen nog twee fases: Holland Park West en Holland Park Zuid. Na voltooiing van deze fases is een bijzonder woongebied met ruim 5.000 woningen tot stand gekomen. Dit bestemmingsplan biedt de planologische grondslag voor de ontwikkeling van het gebied Holland Park West.
Het plangebied is opgenomen in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet. Dat betekent dat in aanvulling op de Wro nadere regels gesteld kunnen worden voor het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. In dit bestemmingsplan zijn in dat kader extra regels opgenomen.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in het zuidwesten van de gemeente Diemen. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Gooiseweg in het westen, het Zilvermeeuwpad in het zuiden en het Waterhoenpad in het noorden. De verlegde Bergwijkdreef, die ook de westgrens van het nieuwe centrale park zal vormen, vormt de oostgrens. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Bergwijkpark 2015". Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 21 januari 2016.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Bergwijkpark 2015 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voor het plangebied gelden de bestemmingen Groen en Water. Daarmee is de huidige inrichting van het gebied vastgelegd. in het zuidelijk deel geldt de dubbelbestemming Leiding - Leidingstrook, ter bescherming van ondergrondse leidingen die daar lopen. Verder ligt op het gebied de gebiedsaanduiding veiligheidszone - externe veiligheid. Met deze aanduiding zijn functies voor langdurig verblijf van groepen beperkt zelfredzame personen uitgesloten.
Het plangebied maakt deel uit van een grotere zone, waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt (wetgevingzone - wijzigingsgebied 6). Hiermee heeft het college de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen en woningbouw mogelijk te maken. Binnen deze zone mogen maximaal 1.300 woningen worden gerealiseerd. Op deze manier is in het plangebied een (organische) transformatie naar een woongebied mogelijk gemaakt. In het plangebied is ook een Brede school voorzien. Deze is echter niet mogelijk op basis van de wijzigingsbevoegdheid. Daarom is besloten om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
Het plangebied ligt in de voormalige Venserpolder. Tot in de jaren '60 werd dit gebied gebruikt als agrarisch land. In de jaren '50 van de vorige eeuw werd de spoorweg aangelegd, een eerste wijziging van het agrarische uiterlijk. De grote transitie van het gebied begon vanaf het einde van de jaren '60. De Venserpolder, samen met de zuidelijk gelegen Bijlmermeerpolder, werd geschikt gemaakt voor grootschalige stadsuitbreiding. De oorspronkelijke polderstructuur is daarbij geheel verwijderd om plaats te maken voor een rationele invulling, gebaseerd op de stedenbouwkundige ideeën van die tijd. Deze gingen onder andere uit van functiescheiding, verhoogde infrastructuren en hoogbouw.
Het plangebied maakt zelf deel uit van het gebied Holland Park. Dit gebied is in de jaren '80 en '90 ontwikkeld als onderdeel van het grotere monofunctionele kantorengebied Bergwijkpark. Het zuidelijk deel van dit gebied ligt aan de overzijde van de Gooiseweg.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Figuur 2.1 Ontwikkeling omgeving plangebied (1960, 1970, 1990, 2000. bron: topotijdreis.nl)
Tijdens de vastgoedcrisis, het gevolg van de kredietcrisis die van 2007 tot circa medio 2011 duurde, kwam de markt voor kantoren vrijwel tot stilstand. Dat leidde tot grote leegstand op de kantoorlocaties. Omdat duidelijk werd dat de vraag naar kantoren laag zou blijven maar de behoefte aan woningen in de regio Amsterdam zou gaan toenemen, is besloten om het gebied te transformeren naar woongebied. Hiervoor is in 2012 het Strategisch Masterplan Holland Park opgesteld. Op basis van dit Masterplan is Campus Diemen gerealiseerd. In augustus 2013 is een aangepaste versie opgesteld, het Masterplan Bergwijkpark, aanpassing en verdere uitwerking. Holland Park wordt op dit moment gerealiseerd.
Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het westelijke deel van het Holland Park. In de bestaande situatie is dit gebied onbebouwd. Het wordt omsloten door wandelpaden (Waterhoenpad, Reigerpad en Zilvermeeuwpad) en de padenstructuur van het Holland Park. Door het plangebied loopt een watergang, die onderdeel uitmaakt van de waterstructuur in Holland Park. Met name het westelijk deel van het gebied is intensief beplant met bomen.
Figuur 2.2 bestaande situatie Holland Park
De ruimtelijke context
Het plangebied ligt in het gebied Holland Park. Holland Park ligt in het zuiden van Diemen, tegen de grens van Amsterdam. Door de gebundelde tracés van de spoor- en metrolijn is het enigszins afgescheiden van de rest van Diemen. Het ligt in intensief stedelijk gebied, dat over de gemeentegrens doorloopt. Het stedelijk gebied wordt doorkruist door infrastructuren, vaak verhoogd aangelegd en met een ruim profiel, en begeleid door groenstructuren.
Holland Park zelf wordt omsloten door infrastructuren met een bovenlokaal karakter: de Daalwijkdreef in het zuiden en de Gooiseweg in het westen. De spoor- en metrolijn begrenzen het gebied aan de noordzijde. Door deze infrastructuren is het gebied goed ontsloten voor verschillende modaliteiten: de wegen geven een directe autoverbinding met voorzieningenclusters en het nationaal snelwegstelsel, trein en metro geven directe OV-verbindingen met onder andere het centrum van Amsterdam. In en rond het gebied ligt tevens een fijnmazig fietsnetwerk.
In de omgeving van Holland Park liggen voornamelijk woonwijken: ten noorden ligt de wijk Diemen Zuid, ten zuiden de Bijlmermeer. In de omgeving liggen ook niet-woonfuncties. Westelijk ligt Bergwijkpark, met kantoorfuncties die de vastgoedcrisis hebben weten te doorstaan, onder andere dankzij de aanwezigheid van enkele grote bedrijven. Ten oosten ligt het bedrijventerrein Verrijn Stuart en de werkplaats van het GVB. Winkelfuncties zijn op korte afstand aanwezig in onder andere winkelcentrum De Kruidenhof in Diemen en de Ganzenpoort in Amsterdam-Zuidoost. Een uitgebreider aanbod van functies is aanwezig in het centrum van Diemen of bij Amsterdamse Poort.
Holland Park
Holland Park is de afgelopen jaren getransformeerd van monofunctioneel kantoorgebied naar woongebied. Holland Park bestaat uit diverse deelgebieden. Centraal wordt een park gerealiseerd.
In het noordwestelijk deel, tegen station Diemen Zuid, is Campus Diemen Zuid gerealiseerd. Hierbij is een voormalig kantoorcomplex getransformeerd naar studentencampus. Het complex in Diemen Zuid bestaat uit 5 gebouwen met ruim 900 appartementen en ruim 4.500 m² commerciële ruimte, zoals kleinschalige winkels (waaronder een kleine supermarkt), horeca en sportfaciliteiten. Daarna is de Campus Diemen Zuid uitgebreid met 774 appartementen en een beperkte hoeveelheid extra voorzieningen.
In het noordoosten van het gebied, tussen de stations Diemen Zuid en Verrijn Stuartweg, wordt de woonwijk Holland Park ontwikkeld. In deze wijk worden op dit moment 2.500 appartementen gerealiseerd. Holland Park zal worden gerealiseerd in de vorm van woonblokken, die deels door grachten worden omringd. Deze grachten, in combinatie met verspringende rooilijnen, afwisselende architectuur en diverse openbare ruimte, zorgen voor een eigen stedelijke identiteit.
Holland Park Zuid
Tussen het Zilvermeeuwpad en de Daalwijkdreef ligt het gebied Holland Park Zuid. Dit gebied bestaat uit 4 losse clusters van gebouwen die worden gescheiden door groen, water en infrastructuur. De bebouwing is geclusterd en is, gezien de schaal van de omliggende openbare ruimte, relatief laag (2 tot 5 bouwlagen). Op dit moment zijn in dit gebied vijf verschillende gebruikers aanwezig. Doelstelling is om dit gebied de komende jaren tot een hoogwaardig en samenhangend woongebied. Daarbij wordt uitgegaan van de realisatie van 4 blokken met appartementengebouwen van in totaal maximaal 1.500 woningen. Het Chw-bestemmingsplan Holland Park Zuid, dat deze ontwikkeling mogelijk maakt, is op 26 september 2019 vastgesteld.
Figuur 2.3 ligging van deelgebieden Holland Park
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de meest bepalende beleidsdocumenten. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Gemeente Diemen ligt binnen de regio Noordwest-Nederland. Voor deze regio gelden onder meer de volgende opgaven van nationaal belang:
Het plangebied ligt in de invloedsfeer van de mainport Schiphol. Hiervoor geldt het Luchthavenindelingbesluit (LIB). De planontwikkeling moet hieraan worden getoetst. In het plangebied spelen verder geen nationale belangen.
Het rijksbeleid voor Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ('Wijzigingswet', 2003). De ruimtelijke consequenties van de Wijzigingswet staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting. Het plangebied ligt binnen de zone van het LIB Schiphol. Dit betekent dat nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen getoetst moet worden aan het Luchthavenindelingbesluit (LIB).
Indien uit toetsing blijkt dat nieuwbouw niet mogelijk is binnen de wetgeving van het Luchthavenindelingbesluit kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (namens de bewindslieden) voor een beperkt aantal categorieën ontheffing verlenen; de afgifte van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar op basis van artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. In paragraaf 5.7 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en het LIB voor dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling (meer dan 11 woningen) binnen bestaand stedelijk gebied.
Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking: beschrijving behoefte
De relevante woonregio is de subregio Amstelland-Meerlanden, binnen Noord-Holland Zuid.
Figuur 3.1 Relevante subregio Amstelland-Meerlanden (Bron: prognose 2017-2040, provincie Noord-Holland)
De Noordelijke Randstad is een populair woon- en werkgebied. De behoefte aan extra woningen neemt nog decennia toe (bevolkingsprognose 2017-2040). In de regio Amsterdam bedraagt de vraag naar woningen in de periode 2017-2030 ca. 99.000 woningen.
In de gemeente Diemen, binnen de deelregio Amstelland-Meerlanden is de eigen behoefte in de periode 2017-2030 berekend op 3.200 woningen. Diemen geeft daarnaast mede invulling aan de enorme woningbehoefte van Amsterdam.
Figuur 3.2 Woningbehoefte Regio Amsterdam en subregio Amstelland-Meerlanden (Bron: prognose 2017-2040, Provincie Noord-Holland)
In de gemeente Diemen zijn tot 2030 plannen opgenomen voor ruim 3.800 woningen (www.plancapaciteit.nl). Holland Park fase 1, Holland Park Zuid en Holland Park West zijn opgenomen in de plancapaciteit monitor van Noord Holland. Zowel op MRA niveau als op deelregio-niveau wordt gewerkt aan het verhogen van de woningbouwcapaciteit en het versnellen van de woningbouwproductie.
![]() |
![]() |
![]() |
Figuur 3.3 Woningbouwplannen Diemen (Bron: plancapaciteit.nl)
Regionale afstemming
Met het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP) en de Oplegger (juli 2017) hebben de gemeenteraden afspraken gemaakt over de kwalitatief- en kwantitatief benodigde woningbouwcapaciteit, op basis van de woningbehoefteberekeningen van de provincie, per gemeente. De concrete woningbouwlocaties geven de gemeenten weer in de Plancapaciteit monitor van de provincie Noord - Holland. In het RAP is geconstateerd dat er onvoldoende harde plancapaciteit is in de marktregio Amstel-Meerlanden (ruim 9.000 woningen).
Voor appartementen zijn vraag en plancapaciteit nagenoeg in evenwicht. Binnen dit segment is de lichte overprogrammering aan stedelijke appartementen een gevolg van de grote druk op de woningmarkt in combinatie met de wens om de woningbouw zoveel mogelijk binnenstedelijk uit te voeren. In verband met de locatiekenmerken kunnen niet altijd grondgeboden woningen worden uitgevoerd; om toch te voldoen aan de vraag van woningzoekenden vindt er dan verdichting plaats.
Jaarlijks stemmen de gemeenten regionaal de voortgang met elkaar af. Deze inzage in en regionale afstemming van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwcapaciteit volstaat als regionale afspraak in de zin van de Provinciale Verordening Ruimte.
Bouwen rond OV-knooppunten
In de Oplegger Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (juli 2017) wordt ook specifiek ingezet op woningbouw rond OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft knooppuntenbeleid onder meer vastgelegd in het rapport Maak Plaats! De provincie wil dat minimaal 50% van de nieuwe woningen wordt gebouwd binnen bestaand bebouwd gebied en binnen 1.200 meter rondom een treinstation. De gemeenten in de stadsregio onderschrijven dit beleid en geven daar zowel lokaal als in MRA-verband invulling aan. In de regio Amstelland-Meerlanden ligt een aantal belangrijke OV-knooppunten. Rondom deze locaties wordt gekeken naar mogelijkheden voor verdichting. Zo worden nabij station Diemen-zuid 4.500 woningen gerealiseerd.
Geconcludeerd wordt dat binnen de looptijd van het bestemmingsplan behoefte is aan de ontwikkeling van woningen in het plangebied.
Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. Ook voldoet het bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie voor de provincie Noord-Holland vastgesteld. De hoofdambitie in de Omgevingsvisie is als volgt: “Noord-Holland heeft een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten we ons op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven”.
De provincie heeft vijf samenhangende bewegingen geschetst. Deze bewegingen laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die ze wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Voor het plangebied is de beweging 'metropool in ontwikkeling' relevant. Hierbinnen zet de provincie in op het vergroten van de agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem. Nieuwe ontwikkelingen voor wonen en werken worden zoveel mogelijk via binnenstedelijke verdichting opgevangen. De provincie zet ook in op het aanpassen van het totale mobiliteitssysteem aan de drukker wordende metropool. Hiermee blijft het gehele stedelijke gebied bereikbaar. De metropolitane ontwikkeling brengt grote opgaven met zich mee. Er ligt een zware druk op tal van kwaliteiten, zowel binnen de kernen als in de omringende landschappen. Het is zaak de basiskwaliteit voor gezondheid en veiligheid te behouden.
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen.
Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. Per 14 januari 2019 is de meest recente gewijzigde versie van de PRV vastgesteld.
Voor dit plan is het volgende van belang.
Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Beoordeling voor het plangebied
De ontwikkeling betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling die regionaal is afgestemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is positief doorlopen (zie paragraaf 3.2.3). Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan artikel 5a van de verordening.
Eén van de uitvoeringsprogramma's van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 heeft betrekking op OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft met de Vereniging Deltametropool uitgangspunten geformuleerd waarin de kansen voor knooppuntontwikkeling in Noord-Holland centraal staan. Dit is de nota Maak Plaats!
Een doelstelling is om rondom OV-knooppunten de gebieden beter te benutten voor wonen en andere stedelijke functies. Dit betekent het intensiveren van het ruimtegebruik, het veraangenamen van het verblijf rond het knooppunt, en het verbeteren van de overstapmogelijkheden. In de Structuurvisie staat, dat op basis van onderzoek van alle knooppunten in Noord-Holland, en de mogelijkheden tot betere benutting van de stedelijke gebieden, de provincie zich zal inzetten op de ontwikkeling van de meest kansrijke locaties. De provincie wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar wil ook ruimte bieden voor de bouw van woningen, kantoren en voorzieningen. De provincie wil gemeenten helpen om de benutting van bestaand bebouwd gebied te optimaliseren en dit geldt vooral voor de binnenstedelijke ruimte rondom knooppunten van openbaar vervoer. De 60 treinstations en de 4 belangrijke busstations van Noord-Holland zijn op de structuurvisiekaart aangewezen als potentiële locaties voor stedelijke verdichting.
De transformatie van het plangebied is een voorbeeld van stedelijke verdichting nabij het OV-knooppunt Diemen Zuid, volgens de Nota Maak Plaats!
Toetsing
De uitgangspunten van dit bestemmingsplan voldoen aan de bovengenoemde punten en dus aan het beleid met betrekking tot de Knooppuntontwikkeling volgens de beleidsnota Maak Plaats! Het aanwezig zijn van een OV knooppunt in/nabij het plangebied is één van de positieve aspecten bij de ontwikkeling van het plangebied.
De Stadsregio Amsterdam (SRA) was tot eind 2016 een samenwerkingsverband van lokale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Met ingang van 1 januari 2017 is de Stadsregio Amsterdam opgeheven en zijn de taken voor wat betreft (openbaar) vervoer en verkeer overgegaan naar de Vervoerregio Amsterdam (VRA).
De VRA heeft op 12 september 2016 de 'Strategische Visie Mobiliteit' vastgesteld. In deze visie wordt als eerste vastgesteld dat er sprake is van een groeiende automobiliteit, een groeiend aandeel fietsverkeer, meer luchtverkeer en een groeiend goederenvervoer. Specifiek voor de metropoolregio Amsterdam is hier bovenop sprake van een ambitie om tot 2040 in totaal 240.000 woningen extra te realiseren. Daarbij wordt ingezet op transformatie en bestrijding van leegstand, terwijl er tegelijk aandacht moet zijn voor de ontsluiting en aansluiting van de klassieke 'groeikernen' in de regio en de ontsluiting van het buitengebied ten behoeve van recreatie. Dit vereist grote investeringen in OV en verkeer, integratie van vervoersmodaliteiten en innovatieve oplossingen, zoals de toepassing van 'smart mobility'. Voor wat betreft de gemeente Diemen wordt de gemeente deels aangemerkt als centrumstedelijk gebied en deels als stedelijk woon-werkgebied. Het plangebied wordt aangeduid als een centrumstedelijk gebied. De strategische uitgangspunten die daarbij een rol spelen zijn:
Centrumstedelijk
Voor dit gebied bestaat het volgende beeld:
Op 12 december 2017 heeft de VRA het Beleidskader Mobiliteit vastgesteld als uitwerking van de bovengenoemde Strategische Visie. De VRA zet in op:
De opgave voor de centrumstedelijke gebieden is het versterken van aantrekkelijke en multifunctionele milieus voor wonen, werken en voorzieningen in hoge dichtheden. In zowel oude als nieuwe centra is de verkeersdruk hoog vanwege het vele herkomst- als bestemmingsverkeer en de interne verplaatsingen.
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt de transformatie van het gebied naar een nieuw woongebied mogelijk. Voor langzaam verkeer wordt aangesloten op de fijnmazige fiets- en wandelstructuur. Tevens liggen 2 metrohaltes binnen loopafstand van het plangebied. Het bestemmingsplan sluit mede daarom aan op de uitgangspunten van het 'Beleidskader Mobiliteit' voor het plangebied, waarin voor deze locatie wordt gestuurd op het belang van de fiets, het openbaar vervoer en lopen.
Het bestemmingsplan is niet in strijd met provinciale en regionale belangen zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie NH2050, de Provinciale Ruimtelijke Verordening en het beleid op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid.
In deze structuurvisie is uitgewerkt welke ruimtelijke ontwikkelingen Diemen in de toekomst te wachten staat, en waar welke activiteiten plaats gaan vinden. Waar wordt nog woningbouw ontwikkeld, waar ligt de nadruk op natuur en recreatie en waar is juist bereikbaarheid en bedrijvigheid belangrijk? Welke sociale verbanden kunnen met ruimtelijke ingrepen worden versterkt? De structuurvisie is vooral een richtinggevend document voor het beleid en voor de ruimtelijke plannen.
De algemene ambitie/visie luidt als volgt: "in 2040 is Diemen een duurzaam, stedelijk dorp op het grensvlak van Amsterdam en de Diemerscheg, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Diemen heeft een bijzondere ligging, omdat het ingeklemd ligt tussen het grootstedelijke Amsterdam en de Diemerscheg, de groene en recreatieve uitloper van het Groene Hart. De Diemerscheg is bij een groot publiek bekend en van de recreatieve mogelijkheden wordt intensief gebruik gemaakt".
De ambitie/visie schetst een gewenst beeld van Diemen in 2040 en vormt daarmee de kapstok voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Om deze ambitie ook daadwerkelijk te kunnen verwezenlijken dient een aantal ruimtelijke opgaven te worden opgepakt. Van de zeven geformuleerde opgaven is met name de opgave 'het versterken van het bestaande stedelijk gebied' van belang voor het plangebied: De gemeente Diemen zet in op herontwikkeling van het gebied Holland Park tot een woon/werkgebied. De locatie leent zich voor een gedifferentieerd woningbouwprogramma.
Figuur 3.4 Uitsnede structuurvisie Diemen: transformatiegebied wonen, werken, voorzieningen
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt de transformatie van het gebied naar een nieuw woongebied mogelijk en past daarmee binnen de uitgangspunten van de structuurvisie. Uitgangspunt is een gedifferentieerd woningbouwprogramma, omdat dit vooralsnog één van de laatste grote herontwikkelingslocaties van Diemen is.
Sterke wijken
Diemen kent van oudsher drie wijken: Diemen Centrum, Diemen Zuid en Diemen Noord. Door de ligging, maar ook door de opbouw van de woningvoorraad en de voorzieningen heeft elk van deze drie wijken een eigen karakter. Met de realisatie van de grote nieuwbouwprojecten Plantage de Sniep en Holland Park komt hier verandering in. De nieuwbouwontwikkelingen zijn een welkome aanvulling op het bestaande woonaanbod in Diemen. Door het grote aandeel koopwoningen in deze twee wijken heeft dat ook heel eigen doelgroepen aangetrokken. De eengezinswoningen in de Plantage de Sniep hebben veel jonge gezinnen naar Diemen gehaald. De gestapelde bouw in Holland Park trekt daarentegen een meer divers publiek aan, waaronder starters en senioren.
Nieuwe wijken
Met de twee grote nieuwbouwontwikkelingen Plantage de Sniep en Holland Park ziet de gemeente in feite twee nieuwe wijken in Diemen ontstaan, die beide ook een eigen karakter hebben en een mooie aanvulling zijn op het woningaanbod in de aangrenzende wijken:
Verscheidenheid aan mensen en aan woonmilieus
Op plekken waar ruimte is voor nieuwbouw wordt die ruimte benut om aan de vraag naar schaarse segmenten in de woningvoorraad te voldoen, alsmede om differentiatie aan te brengen in de wijk en de aangrenzende buurt. Hiermee streeft de gemeente naar het spreiden van huishoudens, als het gaat om inkomens maar ook om leeftijd en gezinssamenstelling, over de gemeente en de verschillende wijken.
Stevige nieuwbouwopgave sociale huurwoningen
De afgelopen jaren is er in Diemen stevig doorgebouwd. Na de bouw van voornamelijk koop- en vrije sector huurwoningen zal de komende jaren ook sterk worden ingezet op de bouw van sociale huurwoningen. De eerste van deze sociale huurwoningen zullen gerealiseerd worden op Plantage de Sniep. Daarnaast moet de komende jaren een flinke slag gemaakt worden bij de volgende fases van nieuwbouw in Holland Park. Maar ook bij andere nieuwbouwontwikkelingen in Diemen zal voortaan een deel van de woningen langdurig als sociale huurwoning bestemd moeten worden, om de ambitie van 1085 sociale huurwoningen te realiseren. Het minimale aandeel van sociale huurwoningen per ontwikkeling heeft de gemeente daarbij vastgesteld op 30%. Corporaties zijn de aangewezen partijen voor het ontwikkelen van sociale huurwoningen, maar andere partijen worden niet uitgesloten wanneer deze met een initiatief komen.
Sturen op het middenhuursegment
De gemeente wil zich inspannen voor het dichten van de kloof tussen de sociale huur en de vrije sector. Het aanbod van woningen in het middenhuursegment stimuleert de doorstroming van huishoudens op de woningmarkt. Voor de locaties die zich nu in de fase van planvorming bevinden en ook bij toekomstige plannen is het middenhuursegment daarom onderdeel van het woningbouwprogramma. De ambitie is om met de locaties die nu in de fase van planvorming zitten 600 woningen in het middenhuursegment te realiseren. De recent in werking getreden wijziging van het Bro zorgt ervoor dat de geliberaliseerde woningen voor middelhuur opgenomen kunnen worden als categorie in het bestemmingsplan. Bovendien is het doel om deze huurwoningen langdurig voor het middensegment te behouden en deze woningen zoveel mogelijk aan inwoners van Diemen toe te wijzen.
Doelgroepenverordening
Per 1 mei 2019 is de Verordening doelgroepen woningbouw Diemen 2019 in werking getreden. Deze verordening legt voor de categorieën sociale huurwoning en geliberaliseerde woning voor middenhuur (ook wel: middeldure huurwoning) een aantal bepalingen vast. Deze bepalingen betreffen de maximale huurprijs, de doelgroep en de instandhoudingstermijn van beide categorieën woonruimte. De (toekomstige) woningen in het plangebied Holland Park West vallen onder het bepaalde in deze zogeheten doelgroepenverordening.
Verruimen van het aantal nultredenwoningen
De grote nieuwbouwopgave biedt Diemen een goede mogelijkheid om het aantal nultredenwoningen flink uit breiden. Zeker bij de gestapelde bouw in Holland Park is het vereiste van nul treden de norm.
Toetsing
Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is een gedifferentieerd woningbouwprogramma. Daarvan zal minimaal 30 % in de categorie sociale huurwoning en minimaal 24 % in de categorie geliberaliseerde woning voor middenhuur gerealiseerd worden. Deze aantallen zijn ook vastgelegd in dit bestemmingsplan. Daarmee wordt invulling gegeven aan het woningbeleid van de gemeente.
Het natuurbeleid van de gemeente Diemen is vastgelegd in het Natuurbeleidsplan Diemen. Het in stand houden en verbeteren van de ecologische verbindingen en van de leefomstandigheden van plant- en diersoorten in Diemen en het afstemmen hierop van de recreatieve mogelijkheden voor fietsers en wandelaars is als streven genoemd.
Uit de Natuurwaardenkaart blijkt, dat de gemeente Diemen een natuurrijke gemeente is. Op de Natuurwaardenkaart wordt de natuurwaarde van een bepaalde gebiedseenheid uitgedrukt in een cijfer van 1 tot en met 5. Uit de Natuurwaardenkaart blijkt dat een groot deel van het plangebied laag scoort, met een 1, met uitzondering van het huidige park, dat in categorie 3 is ondergebracht.
Over het gebied Holland Park wordt in het Natuurbeleidsplan het volgende geschreven: “Het gebied tussen Gooiseweg, Daalwijkdreef en het metrospoor zal worden omgevormd van een grootschalig kantorengebied tot een gemengd woon/werkgebied. Hierbij zal uiteindelijk 60.000 m2 openbaar groen en water worden gerealiseerd (op een totaal planoppervlak van circa 42 hectare). De huidige natuurwaarden liggen in de randen van het gebied (talud Gooiseweg en rond het opstelterrein van de Metro) en in het huidige park. Bij de herinrichting blijft het groene talud van de Gooiseweg gehandhaafd. Het park zal verdwijnen. Hiervoor in de plaats komt wijkgroen, waarbij waterpartijen een belangrijke rol zullen spelen”. Als actie wordt genoemd: “Alle waterpartijen in het plangebied Holland Park worden natuurvriendelijk uitgevoerd. Het talud van de Gooiseweg wordt met struweel en takkenrillen ontoegankelijk gemaakt”.
Toetsing
In de ontwikkeling van Holland Park West is de kwaliteit van water en groen van belang ter compensatie van het vervallen van het huidige park. In dit bestemmingsplan zijn dan ook regels gesteld ten aanzien van de (kwaliteit van) het te realiseren groen en water.
In het Groenplan wordt met betrekking tot Holland Park, en het park zelf (het centrale park) aangegeven dat het park is omringd door kantoren in een ruime stedelijke structuur en dat om het park ecologisch ingerichte watergangen liggen die in de wijk doorlopen. Het park functioneert volgens het Groenplan matig. Er zijn weinig gebruikers door het ontbreken van woongebieden in de directe nabijheid; het wordt voornamelijk benut door passanten en in het zuidelijk deel is er enige verblijfsrecreatie. De kwaliteit van de groenvoorzieningen is over het algemeen goed. Het park is plaatselijk echter onoverzichtelijk en sociaal onveilig.
Het Groenplan heeft de volgende doelstellingen:
Streefbeeld voor de toekomstige planontwikkeling:
Figuur 3.6 Bestaande groenstructuur van het Holland Park en omgeving (bron: Groenplan Diemen)
Voorstellen volgens het Groenplan ten behoeve van de herinrichting van het gebied Holland Park:
Toetsing
In dit bestemmingsplan wordt de groenstructuur geborgd en versterkt. De groenstructuur krijgt een belangrijke functie voor het woon- en leefklimaat van de nieuwe bewoners. De realisatie van de woningen in het plangebied draagt bij aan de instandhouding van de groen- en waterstructuur in het Holland Park.
Het bestemmingsplan is niet in strijd met gemeentelijke belangen zoals deze zijn opgenomen in de Structuurvisie Diemen, de Woonvisie Diemen en het gemeentelijke beleid voor natuur en groen.
Zoals beschreven in Hoofdstuk 2 ligt het plangebied in een gebied met veel ontwikkelingen. Het eerste project, Campus Diemen Zuid, is recent uitgebreid. De 1e fase van Holland Park is volop in ontwikkeling.
De komende jaren volgen nog twee fases: Holland Park West en Holland Park Zuid. Alle drie de fases van Holland Park worden opgezet op basis van een eigen (landschappelijke) identiteit: in de 1e fase ligt de nadruk op water. Holland Park West, nu onderdeel van het park, zal worden ontwikkeld als Parkbuurt; Holland Park Zuid als Natuurbuurt. Het zal resulteren in een bijzonder woongebied met ruim 5.000 woningen. Het centraal gelegen park zal als schakel tussen de verschillende plandelen gaan fungeren. De basis van deze ontwikkeling is gelegd in het Strategisch Masterplan 2012 en het Masterplan Bergwijkpark aanpassing en verdere uitwerking (augustus 2013).
Figuur 4.1 Groene identiteiten als drager van de buurt (bron: BKP Holland Park West en Zuid; gemeente Diemen)
Groen- en waterstructuur
Ook de groen- en waterstructuur heeft een structurerende functie in de uiteindelijke inrichting. De bestaande waterstructuur vormt daarvoor de basis. Deze zal behouden en versterkt worden, en door de drie deelgebieden lopen. Door bomen langs deze structuur wordt tevens een robuuste groenstructuur gerealiseerd.
Figuur 4.2 Groenstructuur Holland Park West en Zuid (bron: BKP Holland Park West en Zuid; gemeente Diemen)
Ontsluitingsstructuur
Het gebied zal ontsloten worden via de bestaande ontsluitingen in het noorden en zuiden van het gebied. De noordelijke ontsluiting takt via de Bergwijkdreef en de Diemerdreef bij Duivendrecht aan op de Gooiseweg; de zuidelijke ontsluiting takt via de Daalwijkdreef op deze weg aan. In het gebied wordt voorzien in een ringontsluiting waar alle deelgebieden op aantakken. Voor langzaam verkeer zal worden aangesloten op de fijnmazige fiets- en wandelstructuur.
Figuur 4.3 Verkeersstructuur (bron: BKP Holland Park West en Zuid; gemeente Diemen)
Holland Park West is momenteel onderdeel van het huidige Bergwijkpark. Voor dit gebied wordt een transformatie voorzien naar een woongebied. Daarmee wordt een vervolg gegeven aan de ontwikkeling van Holland Park. Zoals hierboven beschreven zal dit gebied gethematiseerd worden als Parkbuurt.
Voor dit plandeel is het uitgangspunt om kwaliteiten toe te voegen die in de andere plandelen onderbelicht zijn gebleven. Daarmee wordt het gehele gebied op een hoger ruimtelijk en sociaal kwaliteitsniveau gebracht. Dat betekent concreet meer ruimte voor gezinnen met kinderen, meer ruimte voor lagere inkomensgroepen, extra aandacht voor groen en extra aandacht voor duurzaamheid. Deze uitgangspunten zijn vertaald in een Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE), een beeldkwaliteitplan en een duurzaamheidsnota, die kaderstellend zijn voor de verdere ontwikkeling van het plangebied. De gronden in Holland Park West zijn in eigendom van de gemeente. De ontwikkeling zal door een private partij opgepakt worden. Voor de selectie van deze private partij is een aanbestedingstraject doorlopen. Het SPvE, het beeldkwaliteitplan en de duurzaamheidsnota vormden hierbij de selectiecriteria. Deze paragraaf is op basis van deze documenten en het door de private partij ingediende schetsontwerp opgesteld.
Functionele opzet
Holland Park West zal primair ontwikkeld worden als woongebied. In het gebied zullen woningen in appartementengebouwen komen. Om het beoogde sociale kwaliteitsniveau te krijgen zal daarvan minimaal 30,0 % in de sociale huur en 24,0 % in de middeldure huur gerealiseerd worden. Daardoor wordt het gebied bereikbaar voor een grotere doelgroep.
Naast de woonfunctie wordt in het gebied ruimte geboden aan andere functies. Dat zijn enerzijds kleinschalige commerciële functies (met uitzondering van horeca en detailhandel) in de plinten. Deze zorgen voor levendigheid en werkgelegenheid in het gebied. Verder zal in het gebied een brede school van ca. 5.500 m2 b.v.o. gerealiseerd worden. Op een brede school wordt niet alleen basisonderwijs gegeven, er vindt ook kinderopvang plaats. Bovendien kunnen hier ook andere sociaal-maatschappelijke activiteiten plaatsvinden. Door realisatie van de Brede School krijgt het gebied een belangrijke maatschappelijke functie voor het gehele gebied Holland Park.
Figuur 4.4 Functionele opzet (bron: Schetsontwerp Holland Park West, Xplore)
Ruimtelijke opzet
Holland Park West wordt ontworpen als parkbuurt. Het wordt een groene buurt met kleinschalige voorzieningen. Holland Park West krijgt een autoluw karakter, de openbare ruimte stimuleert de bewoners om te bewegen. Het parkeren voor bewoners wordt opgelost in ondergrondse, gebouwde parkeervoorzieningen. Belangrijk is dat parkeeroplossingen de relatie tussen de begane grond- of beletagewoningen en de straat niet in de weg zitten. Parkeergarages zijn daarom ofwel half of volledig verdiept, ofwel liggen terug uit de voorgevelrooilijn, zodat deze nergens het beeld van de straatwanden bepalen.
Figuur 4.5 Ruimtelijke opzet (bron: Schetsontwerp Holland Park West, Xplore)
De bebouwing zal bestaan uit bouwblokken die aan de oost- en westzijde een geslotener karakter hebben. Aan de oostzijde om de rand van het park te versterken, aan de westzijde vanwege de geluidbelasting als gevolg van de Gooiseweg. De bebouwing wordt speels gepositioneerd wat bijdraagt aan een grote variatie in openbare ruimtes. De bebouwing wordt opgericht in 5 tot 6 bouwlagen. Vanuit het midden van het plangebied loopt de bouwhoogte geleidelijk op tot enkele hoogteaccenten op de hoeken van maximaal 7 tot 9 bouwlagen.
Figuur 4.6 Overzicht van bebouwing (bron: Schetsontwerp Holland Park West, Xplore)
Brede school
Een belangrijke functie in het gebied is de Brede School. In het voortraject heeft de gemeente Diemen een locatieonderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn vier locaties afgewogen op de aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid (spoor, Schiphol) en geluid (wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer). Uit deze analyse is locatie D als voorkeursvariant naar voren gekomen. De begrenzing van locatie D wordt met een rood vierkant aangegeven. In ieder geval een deel van de bebouwing van de Brede School dient gerealiseerd te worden binnen de blauwe arcering, zodat deze bebouwing de singel zal accentueren. De voorkeursvariant (locatie D) wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan.
Figuur 4.7 Onderzochte locaties Brede School
Groenstructuur
Voor de ontwikkeling van Holland Park West wordt het bestaande park grotendeels bebouwd. Dat betekent in principe een afname van groen. Het uitgangspunt is daarom om de kwaliteit van het nieuwe groen in de plandelen West en Zuid een hoogwaardig karakter te geven. In dit bestemmingsplan, maar ook in het bestemmingsplan Holland Park Zuid, wordt daarom gebruik gemaakt van de mogelijkheid vanuit de Crisis- en herstelwet om extra kwaliteitseisen aan het groen te stellen.
Figuur 4.8 Groen- en waterstructuur (Schetsontwerp Holland Park West, Xplore)
Bezonning
Voor de ontwikkeling Holland Park West is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 1. In deze studie is voor vier maatgevende dagen (21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december) op een aantal tijdstippen gekeken naar de schaduwwerking. 21 juni is de langste dag, 21 december de kortste. De dagen 21 maart en 21 september vallen daar tussenin. In december staat de zon het laagste en gaat vroeg onder. Die dag is dan ook sprake van schaduwwerking op de gevels van de bebouwing, hoewel delen van de bebouwing nog steeds zon krijgen. Uit de bezonningsstudie blijkt dat er op de andere data nauwelijks sprake is van schaduwwerking. Op 21 maart en 21 september om 9.00 uur is sprake van een schaduwwerking op de bestaande bebouwing. De ontwikkeling leidt dus niet tot onaanvaardbare bezonning op de bestaande bebouwing.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 720 woningen, minimaal 1.500 m2 en maximaal 3.100 m2 b.v.o. ondersteunende voorzieningen en een brede school (maximaal 5.500 m2 b.v.o.). Voor het vigerende bestemmingsplan Bergwijkpark 2015 is een PlanMER opgesteld. Hierin is uitgegaan van maximaal 5.170 nieuwe woningen en 15.730 m2 b.v.o. aan voorzieningen voor het gehele gebied (exclusief de Campus Diemen Zuid, zie figuur 5.1).
Figuur 5.1 programma planMER
Het programma dat met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt blijft binnen de kaders van dit planMER. Dit wordt hieronder aangetoond.
Woningen
In onderstaande tabel is aangegeven met welke aantallen de planMER rekening hield en hoeveel woningen inmiddels gerealiseerd zijn.
Tabel 5.1 programma
Fase | planMER | Vergund | Gepland | Verschil | |||
1 | 340 | 251 | -89 | ||||
2 | 1.200 | 946 | -254 | ||||
3 | 680 | 358 | 290 | -32 | |||
4 | 530 | ||||||
5 | 380 | 1.5001 | |||||
6 | 1.300 | 7202 | |||||
7 | 440 | -430 | |||||
X | 300 | 774 | 474 | ||||
Totaal | 5.170 | 2.329 | 2.510 | -331 |
1De 1.500 woningen die gepland zijn voor Holland Park Zuid, behoren qua ligging tot fase 4, 5, 6 (gedeeltelijk) en 7 zoals weergegeven in figuur 5.1
2De 720 woningen die gepland zijn voor Holland Park West liggen eveneens in fase 6 zoals weergegeven in figuur 5.1
Tot nu toe zijn van de onderzochte 5.170 woningen 2.329 woningen vergund / gerealiseerd. Gepland zijn 2.510 woningen. Dit is inclusief de ontwikkelingen Diemercircle, Holland Park Zuid en Holland Park West. Na realisatie van deze ontwikkelingen zouden er dus 331 woningen minder gerealiseerd zijn dan waar de planMER van uitgegaan is. De toevoeging van 720 woningen die het bestemmingsplan CHW-bestemmingsplan Holland Park West mogelijk maakt past binnen het kader dat in het kader van het vigerende bestemmingsplan onderzocht is.
Voorzieningen
Het bestemmingsplan maakt ook de toevoeging van voorzieningen mogelijk. Dat betreft een oppervlakte van 5.500 m2 b.v.o. aan maatschappelijke functies (ten behoeve van een brede school) en 1.500 tot maximaal 3.100 m2 b.v.o. aan gemengde functies. In het planMER is uitgegaan van 15.730 m2 b.v.o. aan voorzieningen, verdeeld over een aantal fasen. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op (een deel van) fase 6. In dit gebied is in de planMER uitgegaan van 2.600 m2 b.v.o. aan voorzieningen. De planMER houdt dus rekening met minder ruimte voor voorzieningen dan waar het bestemmingsplan van uitgaat. Bovendien is de oppervlakte uit fase 6 ook deels aangewend voor de ontwikkeling Holland Park Zuid.
In de eerste fasen van Holland Park zijn de volgende oppervlakken gerealiseerd:
fase | MER | daadwerkelijk gerealiseerd | saldo m2 b.v.o. | ||
fase 1 | 750 m2 b.v.o. | 907 m2 b.v.o. | - 157 m2 b.v.o. | ||
fase 2 | 3.500 m2 b.v.o. | 1.700 m2 b.v.o. | 1.800 m2 b.v.o. | ||
fase 3 (prognose) | 2.500 m2 b.v.o. | 1.020 m2 b.v.o. | 1.480 m2 b.v.o. | ||
fase X (Campus Diemen Zuid) | 3.000 m2 b.v.o. | 3.000 m2 b.v.o. | - | ||
- | |||||
totaal gerealiseerd / gepland | 9.750 m2 b.v.o. | 6.627 m2 b.v.o. | 3.123 m2 b.v.o. |
Er is binnen deze fasen dus circa 3.100 m2 b.v.o. minder aan voorzieningen gerealiseerd / geprognotiseerd. Verder maakt het bestemmingsplan Holland Park Zuid maakt 6.438 m2 b.v.o. aan voorzieningen mogelijk.
Dat betekent dat er in totaal (6.627 + 6.438 =) 13.065 m2 b.v.o. aan voorzieningen gerealiseerd / geprognotiseerd is. Met het aantal dat dit bestemmingsplan maximaal mogelijk maakt (8.600 m2 b.v.o.) komt de totale oppervlakte aan voorzieningen op 21.665 m2 b.v.o.. Dat is meer dan waar de planMER van uitgaat. De oppervlakte van de beoogde brede school valt daarmee niet binnen de in het planMER onderzochte bandbreedte. Op het niveau van de hele gebiedsontwikkeling betreft het een zeer beperkte afwijking, die niet van invloed is op de effectbeoordeling zoals opgenomen in het planMER. De brede school is meegenomen als onderdeel van het totale programma dat als uitgangspunt is gehanteerd voor de sectorale toetsing zoals opgenomen in de volgende paragrafen. Uit de informatie uit het planMER in combinatie met de resultaten en conclusies zoals die zijn opgenomen in dit hoofdstuk blijkt dat belangrijke nadelige milieugevolgen zonder meer kunnen worden uitgesloten. Wel dient rekening gehouden te worden met de randvoorwaarden en mitigerende maatregelen die gesteld zijn in het MER. Deze zijn opgenomen in de milieuparagrafen.
Conclusie
In het kader van het bestemmingsplan Holland Park West is geen nieuwe mer-procedure noodzakelijk. Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Toetsingskader en onderzoek
De locatie Holland Park West wordt de komende jaren ingevuld met een ontwikkeling van maximaal 720 woningen. Verder komen er ondersteunende voorzieningen en een brede school.
Verkeersstructuur
Het plangebied is ontsloten via de verlegde Bergwijkdreef naar de Daalwijkdreef in het zuiden en de Diemerdreef in het noorden. Via deze wegen is het plangebied via de S112 ontsloten richting de A9 (zuiden) en A10 (noorden). De genoemde wegen zijn gebiedsontsluitingswegen. De maximum snelheid op de verlegde Bergwijkdreef en de Daalwijkdreef bedraagt 50 km/u. Op de Gooiseweg (S112) bedraagt de maximum snelheid 70 km/u.
Ontsluitingsstructuur
Het gebied zal aan de oostzijde ontsloten worden op de ringstructuur, die in het Holland Park wordt voorzien.
Het plangebied is eveneens goed te bereiken met het openbaar vervoer. De metrohalte Diemen-Zuid en treinstation Diemen Zuid liggen op loopafstand van het plangebied (250 meter). Verder ligt de bushalte van lijn 44 tussen treinstation Bijlmer Arena en Diemen Noord vlakbij het plangebied.
Voor langzaam verkeer zal worden aangesloten op de fijnmazige fiets- en wandelstructuur. Een belangrijke beleidsdoelstelling zowel op lokaal als regionaal niveau is het gebruik van de fiets te stimuleren en de kwaliteit van het fietsnetwerk te verhogen. Daarom wordt bij grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen ook ingezet op mogelijkheden om het fietsnetwerk te optimaliseren. De fietsverbinding ten oosten van de Gooiseweg is belangrijk als schakel in het regionale fietsnetwerk. In het fietsnetwerk van de Vervoerregio Amsterdam zijn een aantal andere routes opgenomen die door Holland Park lopen. Deze zijn in figuur 5.3 weergegeven met een doorgetrokken lijn. Aanvullend daarop is het van belang de lokale fietsverbindingen te behouden en te verbeteren naar station Diemen Zuid en Amsterdam Zuidoost.
Figuur 5.2 Verkeersstructuur (bron: BKP Holland Park West en Zuid; gemeente Diemen)
Figuur 5.3 Fietsverkeersstructuur
Parkeren
De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van het voorgenomen programma en wordt voorzien binnen het plangebied. Door de stedelijke ligging, de goede openbaar vervoer verbindingen en de goede bereikbaarheid voor langzaam verkeer is een parkeernorm van 0,6 voor de woningen overeengekomen. Hiernaast geldt voor de bezoekers van de woningen en de gemengde functies een parkeernorm van 0,25 per woning. De parkeercapaciteit voor de bewoners wordt opgelost in gebouwde parkeervoorzieningen. Deze parkeervoorzieningen worden geheel of gedeeltelijk verdiept. De parkeercapaciteit voor bezoekers wordt opgelost in de openbare ruimte.
In Holland Park West zal het gebruik van de fiets gestimuleerd worden. Daarom worden per woning 2 inpandige fietsparkeerplaatsen in een afsluitbare fietsenstalling gerealiseerd. Bovendien wordt per woning 0,25 fietsparkeerplaats in de openbare ruimte aangeboden.
De school krijgt parkeerontheffingen in de openbare ruimte. Verder zullen er in de omgeving parkeerplaatsen aanwezig zijn voor halen en brengen op basis van het medegebruik van parkeerplaatsen die worden gerealiseerd op basis van de norm 0,25 parkeerplaats per woning voor bezoekers van woningen en voorzieningen.
Voor fietsparkeren geldt een norm van 22,5 fietsparkeerplaats per klas(lokaal). Hiervoor wordt een gebouwde fietsenstaling voor minimaal 400 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Indien nodig worden in overleg met het bevoegd gezag extra plekken in de openbare ruimte gerealiseerd, op het maaiveld nabij de brede school.
Verkeersgeneratie
Omdat de woningen een hoge dichtheid hebben en op een ideale afstand van het openbaar vervoer liggen, is tabel A6 van de CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren) gehanteerd. Het type woonmilieu is bepaald door de buitencentrum ligging, maar wel met een hoge dichtheid.
Tabel 5.2 Verkeersgeneratie in mvt/etmaal toekomstig gebruik (woningen)
Functie | Aantal woningen |
Kencijfer CROW* (per woning) |
Verkeersgeneratie |
Vrije sector (46%) | 331 | 3,9 per woning | 1.290,9 mvt/etmaal |
Middel huur (24 %) | 173 | 2,8 per woning | 484,4 mvt/etmaal |
Sociale huur (30 %) | 216 | 2,8 per woning | 604,8 mvt/etmaal |
Totaal | 720 | 2.380,1 mvt/etmaal |
De verkeerstoename als gevolg van de woningbouw bedraagt circa 2.380 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Voor de gemengde voorzieningen (uitgaande van maximaal 3.100 m2 b.v.o.) en de brede school kan eveneens aan de hand van CROW kencijfers een verkeersgeneratie worden berekend. Dit wordt berekend in tabel 5.3.
Tabel 5.3 Verkeersgeneratie in mvt/etmaal toekomstig gebruik (ondersteunende voorzieningen en brede school)
Functie |
Functie benaming CROW |
Hoeveelheid (m2 b.v.o.) |
Kencijfer CROW* (per 100 m2 b.v.o.) |
Verkeersgeneratie |
Bedrijven | Bedrijfsverzamelgebouw | 400 | 6,4 | 26 |
Dienstverlening | Commerciële dienstverlening | 400 | 10,6 | 42 |
Kantoren | Kantoor (zonder balie) | 400 | 5,6 | 22 |
Maatschappelijke voorzieningen | Wijkcentrum | 1.300 | 39,8 | 517 |
Sportvoorzieningen | Sporthal | 600 | 9,45 | 57 |
Kinderdagverblijf | Kinderdagverblijf | 6 groepen** | Online CROW tool | 195 |
Brede school | Basisschool (60% onderbouw) |
25 klassen*** | Online CROW tool | 1.351 |
Totaal | 2.210 mvt/etmaal |
* sterk stedelijk, rest bebouwde kom, gemiddeld kencijfer
** uitgangspunt: 16 kinderen per groep
*** uitgangspunt: 30 leerlingen per klas
Op basis van kencijfers van het CROW geldt voor de brede school en de maximale hoeveelheid gemengde functies voorzieningen een totale verkeersgeneratie van circa 2.210 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Dit leidt tot een totale toename van 4.590 mvt/etmaal als gevolg van deze ontwikkeling (woningen + gemengde functies + brede school). Naar verwachting zal het toenemende verkeer zich redelijk verspreiden in de omliggende wegen. In het verkeersonderzoek ontwikkeling Bergwijkpark te Diemen (Goudappel Coffeng, 2015) is onderhavige ontwikkeling meegenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen problemen op het gebied van verkeersafwikkeling zijn te verwachten.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en per openbaar vervoer. De parkeerbehoefte zal geheel binnen het plangebied worden gerealiseerd. De verkeerstoename zal zich naar verwachting verspreiden over de omliggende wegen en zal niet leiden tot knelpunten. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkelingen dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
In 2014 is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door RSM voor het bestemmingsplan Bergwijkpark 2015. Het plangebied van bestemmingsplan Holland Park West bevindt zich op de deellocatie 12 van het bodemonderzoek. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in de grond van het plangebied lichte verontreinigingen met zware metalen, PAK, olie en PCB’s aangetoond zijn en dat in het grondwater sprake is van lichte verontreinigingen met barium en xylenen. De aangetoonde lichte verontreinigingen in grond en grondwater staan het voorgenomen gebruik (bewoning) niet in de weg. Vervolg onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Mocht tijdens de herontwikkeling grond vrijkomen, dan is deze naar het zich nu laat aanzien herbruikbaar. Voor een formele beoordeling op herbruikbaarheid is het verkennend bodemonderzoek echter niet geschikt. Tegen de tijd dat duidelijk is welke partijen grond vrijkomen en elders hergebruikt zouden moeten worden, zullen deze partijen grond middels een AP04 partijkeuring onderzocht moeten worden.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Toetsingskader
Besluit op de ruimtelijke ordening
Artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) verplicht in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Kaderrichtlijn water
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal en stroomgebiedsgericht aan te pakken. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan de gestelde waterkwaliteitseisen, die afhankelijk zijn van onder meer het type water. De uit de KRW voortkomende milieudoelstellingen en maatregelen zijn verwerkt in de waterbeheerplannen van de waterschappen. Vanaf 22 december 2015 zijn de geactualiseerde stroomgebiedbeheerplannen van kracht.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.
Keur
Op 1 november 2017 is de meest recente Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) in werking getreden. De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de water aan- en afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de Keur zijn verschillende geboden en verboden opgenomen, waarop echter door het waterschap ontheffing kan worden verleend.
Beleid
Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.
Het oorspronkelijke waterplan is in december 2014 tussentijds gewijzigd voor de implementatie van het rijksbeleid en de daarvoor benodigde rijksacties die volgen uit het voorstel voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in het Deltaprogramma 2015. Vanaf 2016 is het nationale waterplan voor de periode 2016-2021 van kracht.
Anders omgaan met water; Waterbeleid in de 21ste eeuw
Dit kabinetsstandpunt uit december 2000 geeft de overkoepelende visie van het Rijk weer op de aanpak van veiligheid en wateroverlast. In dit beleidsstuk wordt de watertoets geïntroduceerd om te voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt, door bijvoorbeeld landinrichting, de aanleg van infrastructuur of woningbouw.
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
In mei 2011 sloten het Rijk, de provincies, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen en de vereniging van waterbedrijven Nederland het Bestuursakkoord water. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam, klimaatbestendig en doelmatiger te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2020 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
Waterbeheerplan 2016-2021 Waterschap AGV
Het waterschap heeft de zorg voor het regionale watersysteem: optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Belangrijke kernwoorden daarbij zijn ‘duurzaam’ en ‘kosteneffectief’. Het waterschap vindt de intrinsieke waarde van water als beeldbepalend element in de leefomgeving heel belangrijk. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en ‘robuust’ (toekomstbestendig) watersysteem.
In het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 zijn de volgende strategische doelen voor de langere termijn (2030) opgenomen:
Om de strategische doelen te behalen ligt de focus van het Waterschap (AGV) op onder andere de volgende punten:
Gemeente Diemen
In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Diemen (2019-2023) is het rioleringsbeleid van de gemeente Diemen vastgelegd. Het vGRP bevat klimaatbestendigheidsnormen. Het stelt dat plangebieden in Diemen-Zuid bestand moeten zijn tegen wateroverlast in panden (inclusief parkeergarages) bij een bui met een uursom van 120 mm. Tijdens extreme buien wordt "water op straat" tijdelijk geaccepteerd.
Onderzoek
Huidige situatie
Het plangebied ligt in zijn geheel in de Venserpolder. De huidige drooglegging is 1,40 tot 1,50 meter. Voordat het huidige gebied Holland Park werd ontwikkeld bestond het gebied voornamelijk uit laagveen en daarna uit weiland. Vervolgens is op die gronden een zandlaag aangebracht en gebouwd.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied ligt een primaire watergang. De ligging van de watergang (hydrovak) is weergegeven in figuur 5.4. Voor de watergang geldt een beschermingszone van 5 meter voor het onderhoud van de watergang. Naast de watergang is het gebied grotendeels verhard met groenstroken langs de watergang en de Bergwijkdreef.
Figuur 5.4 Overzicht watergangen, waterkeringen en kunstwerken in het plangebied. Bron: Legger waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan een secundaire waterkering, ter hoogte van de Daalwijkdreef. In figuur 5.4 is de secundaire waterkering weergegeven met bijbehorende beschermingszone. Verder zijn in de omgeving van het plangebied geen waterkeringen aanwezig.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk gescheiden rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Voor de beoogde ontwikkeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de waterparagraaf van het vigerende bestemmingsplan. De ontwikkeling bestaat uit de transformatie van een groen gebied naar een woonwijk. Binnen de woonwijk krijgt groen meer aandacht in de vorm van natuurvriendelijke oevers en meer onverhard oppervlak in de wijk.
Waterkwantiteit
Voor de waterkwantiteit wordt binnen de kaders van de waterbalans, die is opgesteld voor het bestemmingsplan Bergwijkpark 2015, gebleven. Deze waterbalans gaat voor de gehele ontwikkeling Holland Park (dus van de delen Holland Park, Holland Park Zuid en Holland Park West) uit van toename aan verharding van 34.813 m2. De compensatie-eis voor de toename van het verhard oppervlak van het waterschap is 10% (3.482 m²). De compensatie wordt met name gezocht in de nieuw aan te leggen watergangen in de ontwikkeling Holland Park 1e fase. De toename van het wateroppervlak tussen de huidige situatie en de toekomstige bedraagt 12.415 m². Dit resulteert in een positieve waterbalans van 8.933 m². De oppervlakte aan verharding zal dus binnen de kaders blijven.
De beoogde ontwikkeling gaat uit van nieuwbouw. De bestaande watergang in het gebied zal daarbij behouden blijven. Er worden mogelijk nieuwe bruggen of duikers gerealiseerd. Indien dat gebeurt, worden beheerafspraken met het waterschap gemaakt.
Waterstructuur algemeen
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het hemelwater wordt voor zover mogelijk via DIT-riolen tijdelijk in de bodem geïnfiltreerd en vervolgens naar het polderwater afgevoerd. Directe (in)filtratie van hemelwater in de bodem is vanwege de veen- en kleibodem niet mogelijk. Bij een overschot aan hemelwater wordt dit geloosd op het oppervlaktewater (omliggende sloten).
Klimaatadaptatie
Conform het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Diemen (vGRP 2019-2023) moet de invulling en uitwerking van het bestemmingsplan klimaatadaptief zijn. Met collegebesluit 'klimaatbestendig handelen en denken' is het aandacht besteden aan klimaatadaptatie in bijvoorbeeld bestemmingsplannen per januari 2020 een nog nadrukkelijker onderdeel geworden van het gemeentelijke beleid.
Voor een klimaatadaptieve invulling en uitwerking van het bestemmingsplan, dienen bij de herinrichting maatregelen getroffen te worden in lijn met hoofdstuk 3.3.3 van het vGRP. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in 'kansrijke', 'aanvullende' en 'meewerkende maatregelen' en dragen integraal bij aan het tegengaan van wateroverlast, hittestress en eventuele droogte.
Figuur 5.5 toont de klimaatatlas van het Amstel-, Gooi- en Vechtgebied. Hierin is de berekende waterdiepte op het maaiveld bij een bui van 120 millimeter in een uur weergegeven. Met name langs het Zilvermeeuwpad en de waterstructuur door het plangebied zijn enkele aandachtsgebieden aanwezig. Bij de inrichting van het gebied dient rekening te worden gehouden met het ontlasten van deze aandachtsgebieden. Hierbij zijn de genoemde maatregelen uit hoofdstuk 3.3.3 van het vGRP van toepassing.
Figuur 5.5 Wateroverlastlocaties na een extreme bui van 120 millimeter in 1 uur. Bron: klimaatatlas Amstel-, Gooi- en Vechtgebied
Hittestress wordt bestreden door de aanplant van groenvoorzieningen en bomen. Deze voorzieningen hebben doorgaans te lijden onder het uitzakken van de grondwaterstand tijdens (extreme) droogte. De gemeente Diemen past drainage infiltratie transport (DIT) riolering toe om het uitzakken van de grondwaterstand te voorkomen. Deze riolering staat in directe verbinding met het oppervlaktewater. Door het voorkomen van lage grondwaterstanden gedurende een droge periode wordt de droogtestress voor groenvoorzieningen zo veel mogelijk beperkt.
Figuur 5.6 geeft een indicatie van de gevoeligheid van het plangebied en de omgeving voor hittestress op basis van de huidige inrichting. Hieruit valt op te maken dat het plangebied in de huidige situatie relatief koel is. Deze eigenschap moet zoveel mogelijk behouden blijven. Bij het herinrichten van het plangebied wordt gewerkt met groene daken en polderdaken, met waterbuffering en veel hoogwaardig groen en wordt de bestaande waterstructuur behouden.
Figuur 5.6 Hittestress. Bron: klimaatatlas Amstel-, Gooi- en Vechtgebied
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Daarbij komt een extensief beheerregime ten behoeve van een hogere natuurwaarde.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
De beoogde ontwikkeling realiseert bruggen en steigers binnen de beschermingszone van de primaire watergang. Hiervoor dient een vergunning aangevraagd te worden bij het waterschap.
Conclusie
De toename van verharding wordt ruimschoots gecompenseerd. De beoogde woningbouw heeft geen nadelige gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Indien binnen de beschermingszone van de primaire watergang bruggen en steigers aangelegd worden is een vergunning noodzakelijk.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wet Natuurbescherming zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Onderzoek en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of het Natuur Netwerk Nederland (figuur 5.7).
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer, ligt op een afstand van circa 4 kilometer. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitat zijn Botshol en Naardermeer op een afstand van 7 en 9 kilometer.
Met het programma Aerius is een berekening gemaakt van de gebruiksfase. Voor de aanlegfase is getoetst dat de maximaal toegestane stikstofemissie per jaar vele malen hoger is dan dat redelijkerwijze voor deze ontwikkeling op jaarbasis mag worden verwacht. Voor de aanlegfase dient dit voorafgaand aan de uitvoering nogmaals beoordeeld te worden op basis van een projectspecifieke berekening. Er wordt dus geen stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr verwacht.
Voor de gebruiksfase zijn twee berekening uitgevoerd. Eén berekening is uitgevoerd voor de ontwikkeling Holland Park West. Tevens is een berekening uitgevoerd waarbij tevens de cumulatie met de ontwikkeling Holland Park Zuid is meegenomen. Uit deze berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Er is voor de gebruiksfase dus geen vergunning voor de Wet Natuurbescherming nodig. Het memo met de berekening is opgenomen in Bijlage 3.
Figuur 5.7 Plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden. Bron: AERIUS Calculator.
Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Het rooien van planten is onderdeel van de ontwikkeling. Daarom is in het kader van het MER een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit dateert uit 2013/2014. In 2019 is het ecologisch veldonderzoek geactualiseerd. Dit onderzoek is uitgevoerd voor zowel het gebied Holland Park Zuid als Holland Park West. In het gebied Holland Park West zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Het aspect soortenbescherming vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen zijn:
De minister van Infrastructuur en Milieu kan een verklaring van geen bezwaar geven, zodat nieuwe bebouwing of functiewijziging toch mogelijk is.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt ook binnen de contour uit het LIB voor toetshoogtes. Dit betekent dat beperkingen gelden bij bebouwing dat hoger is dan 146 m NAP. De beoogde woningbouw zal hieraan voldoen (artikel 2.2.2 a).
Het plangebied ligt binnen de contour uit het LIB voor beperking windturbines en laser (artikel 2.2.4 LIB). De ontwikkeling omvat zowel geen windturbine als laser. Deze contour vormt dan ook geen belemmering. Tot slot is het plangebied gelegen binnen de contour uit het LIB voor toetshoogtes radar. In verband met het correct functioneren van radarapparatuur geldt een toetshoogte van 68-70 meter NAP. Ook hieraan zal de beoogde ontwikkeling voldoen.
Beperkingen ten aanzien van het aspect externe veiligheid worden besproken in paragraaf 5.7.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Aan de hand van de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen worden getoond zijn de risicobronnen in beeld gebracht. In Tabel 5.4 staat een overzicht van de risicobronnen rond het plangebied met de afstand tot het plangebied, de PR 10-6 contour en de afstand van het maatgevende invloedsgebied.
Tabel 5.4. Overzicht risicobronnen met relevante afstanden
Risicobron | Afstand tot plangebied | PR 10-6 contour | Invloedsgebied van het GR | ||
Bodycote Hardingscentrum Diemen | 450 meter | Terreingrens | 35 meter (toxisch) | ||
LPG tankstation: Gooiseweg 50 | 780 meter | 45 meter | 150 meter (explosief) | ||
Spoor: Trajectnummer 30CM.4 | 470 meter | 6 meter | 4 kilometer (toxisch) 460 meter (GF3) | ||
Spoor: Trajectnummer 30CBY.3 | 1400 meter | 1 meter | 4 kilometer (toxisch) 460 meter (GF3) |
||
Route gevaarlijke stoffen Diemen | 350 meter | 0 meter | 355 meter (GF3) |
Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6 contour of het invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Daarnaast bevinden zich rond het plangebied geen relevante transportroutes van gevaarlijke stoffen plaats over het water of door buisleidingen.
Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6 contour van het spoor. Wel valt het plangebied binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het spoor waar gevaarlijke stoffen over worden vervoerd (noordelijk en westelijk van het plangebied). Doordat het plangebied verder dan 200 meter van de transportroute is gelegen is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel wordt een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6 contour van de route gevaarlijke stoffen Diemen. Het aantal transporten van deze route is beperkt en door de ligging buiten 200 meter van de transportroute is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel is hieronder een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Schiphol
Het plangebied ligt niet in de LIB1-contour 'sloopzone woningen vanwege externe veiligheid' en LIB3-contour 'beperkingengebied kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten'. Wel ligt het plangebied grotendeels binnen het 'afwegingsgebied geluid en externe veiligheid' (figuur 5.8). Ter plaatse van dit afwegingsgebied geldt dat buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties zijn toegestaan. De planlocatie bevindt zich in bestaand stedelijk gebied waardoor woningbouw mogelijk is. Daarnaast geldt in dit afwegingsgebied dat in de toelichting van dit bestemmingsplan gemotiveerd moet worden op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval. Deze motivatie wordt opgenomen in de verantwoording van het groepsrisico.
Figuur 5.8 Ligging plangebied (rode omlijning) en de LIB5-contour (geel vlak) afwegingsgebied geluid en externe veiligheid Schiphol. Bron: Webapplicatie LIB Schiphol
Verantwoording van het groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg is voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd aan de Veiligheidsregio, dit is te vinden in bijlage 4.
Situatieschets
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het westelijke deel van het Holland Park. In de bestaande situatie is dit gebied onbebouwd. Ooit is het ontwikkeld als monofunctioneel kantorengebied, aansluitend op de werkgebieden in Amsterdam-Zuidoost. Tijdens de crisis kreeg het gebied echter te maken met grote leegstand. Omdat duidelijk werd dat de vraag naar kantoren laag zou blijven, maar de behoefte aan woningen in de regio Amsterdam zou gaan toenemen, heeft de gemeente besloten om het gebied te transformeren naar een woongebied. De locatie is daar ook uitstekend geschikt voor, gezien de goede bereikbaarheid met trein en metro en de bereikbaarheid van voorzieningen.
Het plangebied ligt in een gebied met veel ontwikkelingen. In Holland Park West zullen 720 woningen in appartementengebouwen komen. Naast de woonfunctie wordt in het gebied ruimte geboden aan andere functies. Dat zijn enerzijds kleinschalige commerciële functies (met uitzondering van horeca en detailhandel) in de plinten. Deze zorgen voor levendigheid en werkgelegenheid in het gebied. Verder zal in het gebied een brede school van ca. 5.500 m2 b.v.o. gerealiseerd worden. Op een brede school wordt niet alleen basisonderwijs gegeven, er vindt ook kinderopvang plaats. In het plangebied zullen er geen risicovolle installaties of bronnen worden opgeslagen. Er zal dus geen sprake zijn van domino-effecten.
Overwegingen
Risicoprofiel
Er spelen in het plangebied geen andere veiligheidsthema's zoals verkeersveiligheid of sociale veiligheid. De kans op een vliegtuigongeval binnen het plangebied is zeer klein te noemen. Deze is in ieder geval kleiner dan 1 op de 1 miljoen per jaar, gelet op de ligging buiten de LIB 3 zone. Een kans van 1 op de 1 miljoen per jaar wordt in het algemeen (bij andere risicobronnen) als zo gering gezien dat het risico aanvaardbaar wordt geacht. Er wordt uiteraard alles aan gedaan om het vliegverkeer zo veilig mogelijk te laten verlopen. De (rijks)overheid stelt strenge eisen aan luchthavens, de verkeersleiding en luchtvaartmaatschappijen. De eisen gelden voor vliegtuigen (technische veiligheid), maar ook voor persoonlijke veiligheid. Er zijn regels voor bemanningen, voor mensen die op of in de buurt van de luchthaven werken en voor reizigers. De rijksoverheid controleert of de organisaties aan de gestelde eisen voldoen. De gemeente kan geen maatregelen treffen om ongelukken met vliegverkeer te voorkomen (bronmaatregel).
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.
De nood- en hulpdiensten treden in het geval van een vliegtuigongeval volgens het hiervoor geldende protocol op. De kwaliteit van de nood- en hulpdiensten wordt door intensieve monitoring steeds verbeterd. Sinds de Bijlmerramp zijn de lokale rampenplannen verbeterd. Lokale bestuurders zijn en worden getraind in het leiding geven tijdens crisissituaties. Dit wordt periodiek herhaald en geëvalueerd.
De planlocatie wordt ontsloten via de Bergwijkdreef die aansluit op de Daalwijkdreef in het zuiden en de Diemerdreef in het noorden. De Daalwijkdreef sluit in westelijke en oostelijke richting aan op het wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Daalwijkdreef van de bronnen af worden gevlucht. Toegankelijkheid door de hulpdiensten wordt verzekerd door voldoende standplaatsen te voorzien, met toegang tot zowel de voor- als achterkant van elk blok. De meeste gebouwen zijn vanaf de straatkant - de rand van de buurt - bereikbaar door hulpdiensten. De blokken gelegen aan de binnenkant van het gebied zijn bereikbaar via een aantal strategisch geplaatste standplaatsen.
Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningbouw, een school en een kinderopvang. De aanwezige personen zijn over het algemeen zelfredzaam. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden.
In de ontwikkeling is ook een Brede school opgenomen. De aanwezige personen zijn het over het algemeen verminderd zelfredzaam. Bij de keuze om de Brede school te positioneren is het aspect externe veiligheid nadrukkelijk meegewogen. Er is gekozen voor een locatie op een zo groot mogelijke afstand tot het spoor en met vluchtmogelijkheden naar het zuiden. Mocht er iets gebeuren, dan zullen de medewerkers de aanwezigen begeleiden. Er worden centraal in het plan twee verzamelplaatsen voorzien, één aan elke kant van de singel. Bewoners van de buurt en personeel en kinderen van de brede school kunnen in het geval van nood veilig naar deze centrale open plaats vluchten.
Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. Bij verdere concretisering van het bouwplan, en met de name de detaillering van de Brede school, zal in overleg met de gemeente en Veiligheidsregio, bekeken worden welke veiligheidsmaatregelen in dit geval genomen dienen te worden.
Conclusie
Het risicoprofiel van het plangebied is onderzocht. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 5.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied worden woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van het MER voor bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Bergwijkpark 2015 is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. De beoogde ontwikkeling valt binnen de kaders van het bestemmingsplan. Op basis van dit onderzoek is de ontwikkeling haalbaar. Verder onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Gooiseweg en Bergwijkdreef. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Wet geluidhinder
Onderzoek en conclusie
Het plangebied wordt (deels) belast met geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer en luchtvaart. Bovendien is er geluid afkomstig van de brede school die gelegen is binnen het plangebied. Ten behoeve van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5.
Uit onderzoek naar de geluidbelasting ter plaatse van het plan Holland Park West blijkt het volgende.
Brede school
Wegverkeer, railverkeer en luchtvaart
Cumulatief
De gecumuleerde geluidbelasting wordt in de meeste gevallen bepaald door luchtvaartlawaai. Bij de woningen rond het speelplein van de brede school en de woningen langs de Gooiseweg is er wel sprake van relevante samenloop van geluidbelastingen.
Hogere waarden
Er zijn hogere waarden noodzakelijk als gevolg van de Gooiseweg en de Bergwijkdreef. Bij de in onderstaande tabel aangegeven woningen en objecten wordt een hogere waarde ter hoogte van de maximale ontheffingswaarde aangevraagd. Het besluit hogere waarden is opgenomen in Bijlage 6.
Tabel 5.6: besluit hogere waarden
Locatie |
Aantal woningen/ objecten |
Ontheffingswaarde | Bron |
Bouwblok A | 59 | 53 dB | Gooiseweg |
Bouwblok B | 110 | 53 dB | Gooiseweg |
Bouwblok C | 15 | 53 dB | Gooiseweg |
Bouwblok D | 44 | 53 dB | Gooiseweg |
Bouwblok K | 87 | 53 dB | Gooiseweg |
Bouwblok M | 98 | 53 dB | Gooiseweg |
Bouwblok N | 23 | 53 dB | Gooiseweg |
Bouwblok Q | 61 | 49 dB | Gooiseweg |
School en kinderdagverblijf | 2 (geen woningen) |
51 dB | Gooiseweg |
Bouwblok F | 30 | 55 dB | Bergwijkdreef |
Bouwblok G | 33 | 55 dB | Bergwijkdreef |
Bouwblok I | 16 | 55 dB | Bergwijkdreef |
Bouwblok J | 35 | 55 dB | Bergwijkdreef |
Bouwblok O | 20 | 55 dB | Bergwijkdreef |
Bouwblok P | 17 | 55 dB | Bergwijkdreef |
Bouwblok Q | 61 | 55 dB | Bergwijkdreef |
Nadere eisen
Bij het ontwerp van de nieuwe woningen dient rekening gehouden te worden met de extra eisen uit het gemeentelijk ontheffingenbeleid ten aanzien van een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte. Bij het ontwerp van de nieuwe woningen en de maatschappelijke functies dient rekening gehouden te worden met extra eisen aan de geluidwering van de gevel, om de maximale binnenwaarde te kunnen garanderen. De toetsing van het gemeentelijk ontheffingenbeleid wordt verschoven naar de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit wordt geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
Het plangebied maakt deel uit van een gemengde gebied, gelet op de ligging nabij drukke verkeerswegen en de toekomstige mix van woonfuncties en plintfuncties in bijvoorbeeld het aangrenzende Holland Park Zuid. De omringende woningen veroorzaken geen milieuhinder.
In de omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. Ter plaatse van de beoogde woningen is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Onderdeel van de beoogde ontwikkeling in het plangebied zijn gemengde functies. Dit zijn functies zoals bedrijven, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. Deze functies zullen kleinschalig van opzet zijn. De oppervlakte per vestiging is beperkt tot 600 m2 voor een maatschappelijke voorzieningen en tot 200-300 m2 voor de andere functies. Hiermee is geborgd dat deze inpasbaar zijn in een woongebied.
Verder is een brede school onderdeel van de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Vanwege het milieuaspect geluid, bedraagt de richtafstand tot woningen in een rustige woonwijk 30 meter. In een gemengd gebied zoals het plangebied, bedraagt de richtafstand 10 meter. Hieraan wordt niet voldaan. Direct aangrenzend op de brede school worden woningen mogelijk gemaakt. Daarom wordt in paragraaf 5.9 een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woningbouw sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Voor het akoestisch onderzoek ten behoeve van de brede school wordt verwezen naar paragraaf 5.9.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek
In het vigerende bestemmingsplan ligt in het plangebied een leidingenstrook met de dubbelbestemming “Leiding – Leidingenstrook”. Dat betekent dat de gronden ter plaatse, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd zijn voor transportleidingen. Deze dubbelbestemming wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Binnen de leidingenstrook worden geen wijzigingen aangebracht, de leidingstrook staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Onderzoek
Cultuurhistorie
Het plangebied kent een relatief korte geschiedenis. Het veengebied Venserpolder werd rond de elfde eeuw ontgonnen, waarna de eerste bewoners zich vestigden op een terp in Oud Diemen. Dit oudste deel van Diemen is de plek van de voormalige kerk en de huidige begraafplaats. In de 17e eeuw werden de Weespertrekvaart en de Muidertrekvaart gegraven. De Diemerbrug vormde de overgang over de trekvaart waar toen een economisch knooppunt ontstond. Daardoor verplaatste het centrum van Diemen zich meer in zuidelijke richting. Vanaf hier begon Diemen zich meer te ontwikkelen. In de 18e en 19e eeuw werden de drooggelegde meren in gebruik genomen als landbouwgrond.
In de jaren '60 vond de verdere ontwikkeling van Diemen in noordelijke richting plaats. Het plangebied werd pas ontwikkeld rond de jaren '70 en '80, voor die tijd was er weinig tot geen bebouwing aanwezig en werd dit enkel gebruikt als weiland. Door deze late ontwikkeling kent het plangebed weinig cultuurhistorische waarden. Er zijn geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanwezig. Wel is het plangebied ingericht op basis van de stedenbouwkundige uitgangspunten van die tijd.
De nieuwe inrichting van het plangebied sluit aan bij die uitgangspunten: grootschalige bebouwing in een groene setting, verhoogde ontsluitingsstructuren en een fijnmazige fietsstructuren.
Archeologie
Uit het archeologiebeleid van de gemeente Diemen blijkt dat voor het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde geldt. De gemeente Diemen heeft een gemeentelijke archeologiekaart waarin de gemeente is verdeeld in vijf gebieden:
1. Rekening houden met archeologie.
2. Rekening houden met archeologie, behalve bij zeer kleine plannen.
3. Rekening houden met archeologie bij middelgrote en grote plannen.
4. Bij grondverstorende werkzaamheden tijdig contact opnemen met het NISA te Lelystad.
5. Bij grote plannen archeologie in planproces integreren.
Figuur 5.9 Gemeentelijke archeologie kaart gemeente Diemen
Het plangebied valt in het gebied "Bij grote plannen archeologie in planproces integreren". Gezien de lage archeologische verwachtingswaarden is het niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek te verrichten.
Conclusie
Gelet op de lage archeologische en cultuurhistorische waarden vormt dit aspect geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel wordt bij het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden de meldingsplicht uit de Erfgoedwet in acht genomen.
De duurzaamheidsambities van de gemeente Diemen voor de ontwikkeling van Holland Park West zijn hoog. De gemeente zet daarbij in op de thema's energieneutraal, circulair, klimaatadaptief en ecologie. In dit bestemmingsplan is het duurzaam bouwen als voorwaarde opgenomen in artikellid 14.3. De regel is zo opgesteld, dat de gemeente haar beleid ten aanzien van duurzaamheid kan aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen of technieken.
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan. Een bestemmingsplan is dus belangrijk, want het bepaalt wat mag op een perceel en dus ook wat niet mag.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.
Voor het gehele plangebied zijn de bestemmingen Groen, Maatschappelijk, Verkeer, Water en Wonen opgenomen. Daarnaast geldt de dubbelbestemming Leiding - Leidingstrook.
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Deze bestemmingen zijn gebaseerd op de bestemmingen zoals opgenomen in het CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015. Op die manier ontstaat een eenduidig planologisch toetsingskader.
Een groot deel van de gronden binnen het plangebied hebben de bestemming Groen. Hier zijn groenvoorzieningen en de hoofdgroenstructuur van Holland Park West voorzien. Bovendien worden de half en/of volledig verdiepte parkeergarages grotendeels binnen deze bestemming gerealiseerd. Ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen op de naastgelegen gronden is ter plaatse van een aanduiding tevens speel- en pleinruimtes toegestaan.
Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn maatschappelijke functies, waaronder een brede school, mogelijk. Voor de footprint en de totale oppervlakte van de gebouwen voor de maatschappelijke functies geldt een maximale oppervlakte. Ook de maximale bouwhoogte is vastgelegd. Voor deze bouwhoogte is een specifieke afwijkingsmogelijkheid met bijbehorende voorwaarden opgenomen.
De gronden met de bestemming Verkeer zijn in hoofdzaak bedoeld voor wegen, voet- en fietspaden en verblijfsgebied, maar uiteraard ook voor bijbehorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen.
De hoofdwatergang door het plangebied is aangeduid met de bestemming Water.
Tot slot zijn binnen de bestemming Wonen de functies wonen en gemengde functies mogelijk. Binnen deze bestemming gelden enkele aanvullende regels, zoals het maximum aantal woning dat is vastgesteld op 720. Bovendien is middels functieaanduidingen vastgelegd op welke locaties in het plangebied uitsluitend sociale huurwoningen en middenhuurwoningen gerealiseerd mogen worden en in stand moeten worden gehouden. De maximale bouwhoogtes zijn vastgelegd. Voor de bouwgrenzen en bouwhoogtes zijn enkele specifieke afwijkingsmogelijkheden met bijbehorende voorwaarden opgenomen.
In de bestemming is ook ruimte voor gemengde functies. In de plint komt ruimte voor commerciële functies en maatschappelijke functies, zoals bedrijvigheid, kantoren en dienstverlening. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden, zoals de maximale oppervlakte en de oppervlakte per bedrijfsvestiging. Om te voorkomen dat er overlast voor de woningen ontstaat, wordt gebruik gemaakt van een Bedrijvenlijst. Deze is als bijlage in de regels opgenomen.
Artikel 8 Leiding - Leidingstrook
In het gebied liggen een aantal leidingen. Deze leidingen worden beschermd met deze dubbelbestemming.
Voor het gehele plangebied gelden de algemene regels. Deze worden in deze paragraaf beschreven.
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat de overgedragen grond nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
In dit artikel staan activiteiten genoemd die verboden zijn uit te voeren binnen het plangebied.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel geeft aan dat het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is. Voor het plangebied gelden de beperkingen zoals bedoeld in artikel 2.2.2 a en artikel 2.2.4. Met de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerzone worden deze belangen geborgd.
Tot slot is er een aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' opgenomen binnen de bestemming Wonen. Ter plaatse van die aanduiding kunnen met gebruik making van deze wijzigingsbevoegdheid gemengde functies worden toegestaan, zoals bedoeld in artikellid 7.5.2, tot een maximum van 3.100 m2 b.v.o. gemengde functies binnen het gehele plangebied (inclusief de directe gebruiksmogelijkheden).
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' zijn te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Deze bepaling geeft de mogelijkheid tot het beperkt wijzigen van bestemmingen voor noodzakelijke en geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen.
In deze bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Ook staan in dit artikel de parkeernormen en de ambities en vereisten op het gebied van duurzaamheid en beeldkwaliteit, zoals deze in dit plan worden gerealiseerd.
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Deze regel bevat de titel van het plan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. In dit geval had de gemeente de eigendom over de gronden. De gemeente verkoopt de gronden aan de partij die geselecteerd is op basis van een aanbesteding. In de grondprijs zijn de gemeentelijke kosten verdisconteerd en in de koopovereenkomst zijn afspraken over fasering en nadere eisen opgenomen. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd. Daarmee is sprake van een economisch uitvoerbaar bestemmingsplan.
Inleiding
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.
Voorontwerp
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de wettelijke overlegpartners. De reacties van de overlegpartners zijn samengevat en beantwoord in de Nota vooroverleg en inspraakreacties in bijlage 7. Deze reacties zijn, voor zover nodig, verwerkt in het bestemmingsplan.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft bovendien in het kader van de inspraak zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.
Ontwerp
In de fase van het voorontwerp bestemmingsplan is de aanbesteding van de uitvoering van Holland Park West afgerond en gegund. Op basis van de winnende inschrijving is het globale voorontwerp bestemmingsplan uitgewerkt naar een gedetailleerd ontwerp bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er is in deze periode één zienswijze ontvangen. Verder is er door de provincie Noord-Holland een opmerking, geen zienswijze zijnde, gemaakt. De zienswijze en de opmerking zijn samengevat en beantwoord in de Reactienota zienswijzen in bijlage 8. De zienswijze en de opmerking geven geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.
Vaststellings- en beroepsfase
Het vast te stellen bestemmingsplan is op enkele punten aangepast ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. De wijzigingen bestaan grotendeels uit herformuleringen van enkele regels. Verder geeft het bouwplan van de initiatiefnemer, dat parallel aan dit bestemmingsplan wordt opgesteld, aanleiding om een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid op te nemen voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte op één specifieke locatie en om op de verbeelding op een paar locaties het bestemmingsvlak 'Wonen' beperkt te vergroten. Deze aanpassingen zijn beschreven in de Nota van wijzigingen in bijlage 9.
Het bestemmingsplan wordt vervolgens vastgesteld door de gemeenteraad. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan. Daarbij wordt opgemerkt dat, omdat het bestemmingsplan meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt, de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Dat betekent dat voor dit bestemmingsplan de versnelde behandeling bij de Raad van State geldt.