direct naar inhoud van Regels
Plan: Geluidzonering Boekelermeer
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BPAGeluidznBoekmr-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het paraplubestemmingsplan Geluidzonering Boekelermeer met identificatienummer NL.IMRO.0383.BPAGeluidznBoekmr-VO01 van de gemeente Castricum;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 beste beschikbare technieken

beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze bepaling luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwgrens

een grens van een bouwvlak;

1.11 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 equivalent geluidsniveau:

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);

1.16 dag-, avond- en nachtperiode

periodes die lopen voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur, voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uur en voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur;

1.17 etmaalwaarde

de hoogste waarde van het equivalente geluidsniveau in de:

  • dagperiode;
  • avondperiode + 5 dB;
  • nachtperiode +10 dB;
1.18 equivalent geluidsvermogen:

het energetisch gemiddelde van het fluctuerende geluidsvermogen van het ter plaatse gedurende een bepaalde periode optredende geluid;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 geluidemissiekental

Het equivalente geluidsvermogen per m2 terreinoppervlak, met in de avond- en nachtperiode 5 respectievelijk 10 dB lagere getalswaarde.

1.21 geluidsbelasting in dB(A):

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein of ten gevolge van een afzonderlijke inrichting, kavel of terrein op het gezoneerde industrieterrein.

1.22 geluidimmissiewaarde

de maximaal toelaatbare geluidbelasting op een immissiepunt/(zone)toetspunt (zonegrens of ander toetspunt binnen de zone) ten gevolge van de geluidemissie afkomstig van een inrichting, kavel of terrein op het gezoneerde industrieterrein

1.23 geluidsruimte:

equivalent geluidsvermogen dat wordt gedefinieerd als geluidemissiekental in dB(A)/m2 of als geluidimmissiewaarde in dB(A);

1.24 geluidzone

een op grond van artikel 40 van de Wet geluidshinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);

1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.26 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.27 relevante immissiebijdrage

een geluidbelasting ten gevolge van een inrichting op een (zone)toetspunt van meer dan 20 dB(A).

1.28 representatieve bedrijfssituatie

de toestand waarbij de inrichting volledig gebruik maakt van de vergunde capaciteit in de betreffende beoordelingsperiode conform de Handreiking Rekenen en Meten Industrielawaai 1999 (HRMI 1999).

1.29 zonegrens

de buitenste grens van de geluidzone zoals op de verbeelding vastgelegd door middel van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie'

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 geluidsruimte als geluidimmissiewaarde

Voor nog niet uitgegeven kavels (ongeadresseerd) wordt de geluidimmissiewaarde als volgt bepaald:

  • Het equivalente geluidsvermogen (Lw) van het terrein met oppervlakte S wordt bepaald door vermenigvuldiging van het op de verbeelding aangeduide geluidemissiekental E met het oppervlakte S volgens: Lw = E + 10logS.
  • In het zonebeheermodel wordt het equivalente geluidsvermogen ingevoerd met een bronhoogte van 5 m ten opzichte van het plaatselijk maaiveld en het volgende industrielawaaispectrum in de octaafbanden met middenfrequentie:
    31,5     63     125     250     500     1000     2000     4000     8000     Hz    
    43,3     48,3     53,3     57,3     61,3     62,3     60,3     59,3     57,3     dB(A)    
  • Met het ingevoerde equivalente geluidsvermogen in het zonebeheermodel wordt de geluidimmissiewaarde berekend.
  • Er geldt geen geluidimmissiewaarde indien er geen sprake is van een relevante immissiebijdrage.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene aanduidingsregels

4.1 Geluidzone - Industrie

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' uitsluitend geluidgevoelige objecten worden opgericht waarvoor een hogere waarde als bedoeld in artikel 45 van de Wet Geluidhinder is vastgesteld.

4.2 Milieuzone - bestaande geluidruimte en milieuzone - gereserveerde geluidruimte
4.2.1 Aanduidingsdoelstelling

De met 'milieuzone – bestaande geluidruimte' en 'milieuzone - gereserveerde geluidruimte' aangeduide gronden zijn mede bedoeld voor het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte op het industrieterrein, alsmede het bevorderen van een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidruimte. Met het oog hierop gelden, voor zover sprake is van een relevante immissiebijdrage, de volgende regels.

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bestaande geluidruimte' mag de geluidsruimte als geluidimmissiewaarde niet meer bedragen dan de in Bijlage 1 opgenomen toetsingswaarden in dB(A) per adres voor de immissietoetspunten, die zijn opgenomen in Bijlage 2.
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gereserveerde geluidruimte' geldt een maximale geluidsruimte als immissiewaarde die wordt bepaald op grond van de regels zoals opgenomen in 2.1, rekening houdend met het geldende emissiekental zoals opgenomen op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'standaard geluidsruimte in dB(A)'.

4.2.2 Specifieke gebruiksregels

Binnen de aanduidingen 'milieuzone – bestaande geluidruimte' en 'milieuzone - gereserveerde geluidruimte' is het navolgende gebruik niet toegestaan:

  • a. het gebruik van de gronden door bedrijven voor zover dit gebruik een grotere geluidsruimte tot gevolg heeft dan is aangegeven in artikel 4.2.1;
  • b. het in gebruik hebben van:
    • 1. bedrijven waarvoor volgens de in Bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven een afstand voor het aspect geluid geldt van 100 m of meer; dan wel
    • 2. bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 3, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen aan de onder 1 genoemde bedrijven;

zonder te beschikken over een akoestische rapportage waaruit de door de inrichting gebruikte geluidsruimte, ingedeeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.1, blijkt;

  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, tenzij het gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

4.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen
  • 1. Ter plaatse van de aanduidingen 'milieuzone – bestaande geluidruimte' en 'milieuzone - gereserveerde geluidruimte' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • 2. Uitzondering
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 is geen omgevingsvergunning voor het slopen vereist indien
    • a. de bouwhoogte van te slopen gebouwen niet meer bedraagt dan 6 m;
    • b. de gevellengte van te slopen gebouwen niet meer bedraagt dan 10 m.
  • 3. Voorwaarden
    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend indien:
    • a. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de sloop van het bouwwerk geen toename van de geluidbelasting vanwege alle bestaande bedrijven gezamenlijk geeft op de zonegrens, dan wel op bestaande of geprojecteerde woningen binnen de geluidzone, of;
    • b. zekerheid is verkregen dat na de sloop geluidafschermende voorzieningen worden gerealiseerd waardoor de geluidsbelasting op de geluidzone, dan wel op de bestaande en geprojecteerde woningen binnen de geluidzone gelijk blijft of afneemt.
  • 4. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden om het bepaalde onder 3b. zeker te stellen.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a teneinde een grotere geluidsruimte op een bouwperceel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
    • a. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
    • b. de totale beschikbare geluidsruimte binnen de zone;
  • 2. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidsruimte is aangetoond
  • 3. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • a. ondanks toepassing van de best beschikbare technieken en een qua milieuhinder zo goed mogelijke terreinindeling, een grotere geluidsruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidsruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidsbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
    • b. door het toestaan van een grotere geluidsruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen niet wordt overschreden.
  • 4. in de omgevingsvergunning worden toetsingswaarden voor immissietoetspunten vastgesteld voor het bedrijf of de nieuwe bedrijfsactiviteiten, die niet mogen worden overschreden. Deze toetsingswaarden mogen maximaal eenmalig met 1 dB worden verhoogd ten opzichte van de immissiewaarden zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels;
  • 5. voor zover ten aanzien van de inrichting waarvoor de afwijking wordt gevraagd een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 sub e Wabo is vereist, wordt de afwijking als onderdeel van deze omgevingsvergunning opgenomen;

Artikel 6 Overige regels

Van toepassingsverklaring

Het bepaalde in de regels (voorschriften) en op de verbeelding (plankaarten) van de bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   IMRO code   gemeente   datum vaststelling  
Bedrijventerreinen   NL.IMRO.0383.BPC12Bedrijventrn-VS01   Castricum   11-4-2013  
Buitengebied Castricum   NL.IMRO.0383.BPBuitengebied-VS02   Castricum   8-10-2014  
Buitengebied Castricum, herziening regels   NL.IMRO.0383.BPBuitengebHerzreg-VS01   Castricum   11-6-2015  
Buitengebied Castricum, partiële herziening   NL.IMRO.0383.BPBuitengePartherz-VS01   Castricum   11-6-2015  
Reparatieplan Castricum   NL.IMRO.0383.BP16reparatieplan-VS01   Castricum   19-1-2017  

en de op deze bestemmingsplannen betrekking hebbende herzieningen blijft van kracht met dien verstande dat:

  • de verbeeldingen (plankaarten) worden aangevuld met de verbeelding van dit plan;
  • de regels (voorschriften) worden aangevuld met de regels van dit plan;
  • in geval van strijdigheid van bepalingen de regels van dit bestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Geluidzonering Boekelermeer.