direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Duinstruweel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BP21259-ON01

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling Duinstruweel op de locatie Puikman 1 te Castricum en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Castricum. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Castricum. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22a.’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk;

1.2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

1.2.1 TAM-omgevingsplan

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Duinstruweel;

1.2.2 omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Castricum;

1.2.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.2.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.2.6 aan-huis-gebonden beroep

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.2.7 afhankelijke woonruimte

woonruimte welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.2.8 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.2.9 archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.2.10 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.2.11 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.2.12 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.2.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.2.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.2.15 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.2.16 bestaand(e)
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.2.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.2.18 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.2.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.2.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.2.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een zolder;

1.2.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.2.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.2.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.2.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.2.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.2.27 duinlandschap

een (gecreëerd) duinlandschap naar het beeld zoals dit is vastgelegd in paragraaf 2.3 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 is opgenomen bij deze planregels;

1.2.28 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.2.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.2.30 gebouwerf

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij dit TAM-omgevingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.2.31 gestapelde woning

een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd;

1.2.32 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.2.33 nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.2.34 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.2.35 omgevingsplanactiviteit bouwwerken

Omgevingsplanactiviteit bestaande uit:

  • a. een bouwactiviteit;
  • b. het in stand houden van een bouwwerk; en
  • c. het gebruiken van het te bouwen bouwwerk.
1.2.36 parkeergarage

een gebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik;

1.2.37 parkeervoorziening

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.2.38 peil
  • a. gebouwen waarvan de hoogte is aangegeven op de verbeelding zijn uitgedrukt in meters (0 meter is +0,64m NAP);
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld na gereedkomen bouw.
1.2.39 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor tenminste twintig jaar na de eerste ingebruikname is verzekerd;

1.2.40 sociale koopwoning

koopwoning waarbij een in een gemeentelijke verordening bepaalde maximale koopprijs van toepassing is en waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor tenminste tien jaar na de eerste ingebruikname is verzekerd;

1.2.41 verbeelding

de verbeelding van het TAM-omgevingsplan 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Duinstruweel';

1.2.42 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Het besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing;
  • 2. De regels in afdeling 22.2 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk;
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'Duinstruweel', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BP21259-ON01.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 3.1 tot en met 3.4.

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.2 de lengte, breedte of diepte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.4 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het in dit artikel bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt, liftschachten mogen 1 meter boven de bovenkant van de afgewerkte dakrand uitsteken.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 4 Groen

4.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Groen'.

4.2 Functieomschrijving

Een als 'Groen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. duinlandschap;
  • b. privétuinen en terrassen ten behoeve van de aangrenzende woningen behorende bij de functie 'Wonen' (Artikel 7);
  • c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. groenstructuren;
  • f. beplantingen;
  • g. langzaamverkeerroutes;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • j. in- en uitritten;
  • k. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. verhoogd en/of verlaagd maaiveld, grondkeringen, waterdichte keerwanden en paden;
  • n. trappen en overige bouwkundige voorzieningen ter overbrugging van hoogteverschillen tussen de woningen en het landschap, oprit en straat;

met de daarbij behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, verharding ten behoeve van opstelplaatsen, (ondergrondse) containers, infiltratievoorzieningen en water ten behoeve van de wateraanvoer- en afvoer, waterberging of sierwater.

4.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

Op deze gronden mogen ten behoeve van de functie 'Groen' uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen in de vorm van een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' en uitsluitend gebouwd beneden maaiveld;
  • b. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met dien verstande dat:
    • 1. in totaal één bouwwerk is toegestaan;
    • 2. de maximale bouwhoogte 2 meter bedraagt;
    • 3. het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 25 m2 bedraagt.
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van fietsvoorzieningen met dien verstande dat:
    • 1. in totaal drie bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
    • 2. de maximale bouwhoogte 1,5 meter bedraagt;
    • 3. het oppervlak per bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 7 m2 bedraagt.
  • d. speelvoorzieningen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt;
  • e. gebouwde erfafscheidingen uitsluitend zijn toegestaan voor zover dat is aangegeven in paragraaf 2.3.3 en paragraaf 2.3.4 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze planregels, waarbij de hoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Regels voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 4.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren;

  • a. het aanbrengen en/of het aanleggen van erfafscheidingen;
  • b. het aanleggen van aarden wallen;
  • c. het aanleggen van bovengrondse en/of ondergrondse energie- en/of telecommunicatie- en/of transportkabels en/of transportleidingen;
  • d. het wijzigen van het verkavelingspatroon door het dempen en/of het graven en/of het verdiepen en/of het vergroten en/of het anderszins herprofileren van (erf)sloten en/of andere watergangen en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen;
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit TAM-omgevingsplan, met een daarvoor verleende omgevingsvergunning
  • c. zijn opgenomen in paragraaf 2.3 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze planregels;
4.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
4.4.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

5.2 Functieomschrijving

Een als 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.

5.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 6 meter.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2'.

6.2 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

6.3 Beoordelingsregels behorende bij de binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen functies, gelden de volgende bouwregels:

6.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder archeologisch onderzoek een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, waarbij het nieuw te bebouwen oppervlak groter is dan 500 m2 of de grondbewerking dieper is dan 0,4 vanaf het maaiveld.

6.3.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; of
  • b. schade door de bodemingreep kan worden voorkomen of voldoende kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften;
  • c. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere functies, waarmee deze functie samenvalt.
6.3.3 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch onderzoek als bedoeld in lid 6.3.1 blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:

  • a. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
6.3.4 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden
6.4.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
  • a. Ter plaatse van de in deze functie bedoelde gronden in Artikel 6 is het niet toegestaan om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
    • 2. het ophogen van gronden;
    • 3. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
    • 4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
    • 5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 6.4.2 en lid 6.4.3 in acht is genomen;
    • 2. een oppervlakte kleiner dan 100 m² beslaan;
    • 3. een oppervlakte groter dan 100 m2 beslaan en de grondbewerking niet dieper is dan 0,5 meter vanaf het maaiveld;
    • 4. het normale onderhoud en beheer betreffen.
6.4.2 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.
6.4.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; of
  • b. schade door de bodemingreep kan worden voorkomen of voldoende kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften';
  • c. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere functies, waarmee deze functie samenvalt.

Artikel 7 Wonen

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Wonen'.

7.2 Functieomschrijving

Een als 'Wonen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. wonen in een duinlandschap, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
    • 2. mantelzorg;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, (fietsen)bergingen, paden en verhardingen, tuinen en terrassen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

7.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de functieaanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. binnen de functieaanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • c. de functieaanduiding 'bouwvlak' mag voor 100% worden bebouwd;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. bijgebouwen zijn niet als afzonderlijk bouwwerk toegestaan maar zijn onderdeel van het hoofdgebouw;
  • f. gebouwde erfafscheidingen uitsluitend zijn toegestaan voor zover dat is aangegeven in paragraaf 2.3.3 en paragraaf 2.3.4 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze planregels, waarbij de hoogte maximaal 1,5 meter bedraagt
7.4 Specifieke functieregels
7.4.1 Aantal woningen
  • a. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. minimaal 29% van de woningen als bedoeld in lid 7.4.1 sub a, moet gebruikt worden als sociale huurwoning en/of sociale koopwoning.
7.4.2 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Gebruik van ruimten binnen een woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • c. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • d. degene die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • e. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge het Besluit activiteiten leefomgeving zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;
  • f. bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals omschreven in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • g. er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
  • h. er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

7.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze functie wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de functieomschrijving als bedoeld in lid 7.2, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de woning als bed & breakfast;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding maatvoering en bouwgrenzen
8.1.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:

  • a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van bouwhoogten te overschrijden;
  • b. de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te overschrijden.
8.1.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 8.1.1 sub a wordt slechts verleend indien de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van bouwhoogten tot maximaal 10% wordt overschreden en:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
    • 3. het ten goede komt aan de beoogde landschappelijke kwaliteit, de landschappelijke inpassing zoals vastgelegd in paragraaf 2.3 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen en stedenbouwkundige kwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 en 4 van het beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen;
  • b. de omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 8.1.1 sub b wordt slechts verleend indien de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 meter wordt overschreden en:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
    • 3. het ten goede komt aan de beoogde landschappelijke kwaliteit, de landschappelijke inpassing zoals vastgelegd in paragraaf 2.3 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen en stedenbouwkundige kwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 en 4 van het beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen;

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle functies wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
  • b. het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
  • e. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Voldoende parkeergelegenheid
10.1.1 Parkeren bouwen
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt voldaan aan de parkeernormen die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen Castricum 2020, en indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging bij het bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en wordt toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, wanneer voldaan wordt aan artikel 2.3 van de "Nota Parkeernormen Castricum 2020", dan wel diens rechtsopvolger.

10.1.2 Parkeren gebruik
  • a. Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het wijzigen van het gebruik van gronden voor zover dit leidt tot een hogere parkeernorm dan het bestaande gebruik;
  • b. Van een strijdig gebruik zoals genoemd onder sub a is geen sprake als wordt voldaan aan de parkeernormen die zijn neergelegd in de "Nota Parkeernormen Castricum 2020", en indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging bij het bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het onder a bepaalde wanneer voldaan wordt aan artikel 2.3 van de "Nota Parkeernormen Castricum 2020", dan wel diens rechtsopvolger.
10.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inrichting
10.2.1 Voorwaardelijke verplichting

Onverminderd het bepaalde in Artikel 4 Groen, Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied en Artikel 7 Wonen mogen de gronden en bouwwerken binnen deze functies enkel worden gebruikt indien het plangebied binnen vijf jaar na afgifte van de omgevingsvergunning van de bouw van de eerste te bouwen woning is voorzien in de aanleg en de ontwikkeling van landschappelijke inpassingsmaatregelen overeenkomstig de randvoorwaarden voor landschappelijke inpassing zoals bedoeld in paragraaf 2.3 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 is gevoegd bij deze regels. Na realisatie van de inpassingsmaatregelen dienen de betreffende voorzieningen te worden onderhouden en in stand te worden gehouden.

10.2.2 Vergunningplicht voor afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 voor het verlengen van de termijn waarbinnen moet worden voorzien in de aanleg en de ontwikkeling van de landschappelijke inpassingsmaatregelen zoals bedoeld in lid 10.2.1, mits:

  • a. voldoende aannemelijk is gemaakt wat maakt dat de aanleg en de ontwikkeling van de landschappelijke inpassingsmaatregelen niet binnen de in lid 10.2.1 gestelde termijn kan worden gerealiseerd; en
  • b. de termijn met niet meer dan twee jaar wordt verlengd.
10.3 Voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteit

Onverminderd het bepaalde in Artikel 7 is het verboden om een woning in gebruik te nemen en in gebruik te hebben, zolang deze niet is gebouwd overeenkomstig de eisen ten aanzien van beeldkwaliteit zoals opgenomen in hoofdstuk 3 en 4 van het landschappelijk inrichtings- en beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 is opgenomen bij deze planregels.