direct naar inhoud van 4 Haalbaarheid van het plan
Plan: Beverwijkerstraatweg - Gasstraat Castricum
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BP00576-0001

4 Haalbaarheid van het plan

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten in relatie tot het plangebied van het bestemmingsplan Beverwijkerstraatweg / Gasstraat beschreven.

4.2 Bedrijven

Indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals een woning, mogelijk worden gemaakt in de nabijheid van bestaande bedrijven dan dient de bestaande geluidsruimte, welke vastligt in de milieuvergunning van het betreffende bedrijf, te worden gerespecteerd. Bij het toestaan van nieuwe bedrijven dient rekening gehouden te worden met de milieuruimte die in de toekomst nodig is. Hierbij kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën.Door de overheden is een risicokaart opgesteld, de provinciale risicokaart Noord-Holland. Deze kaart geeft inzicht in de woon- en werkomgeving, de risicosituaties worden hiermee in beeld gebracht.

In de omgeving van het plangebied bevindt zich een expeditiebedrijf met daarboven een bedrijfswoning op het perceel Gasstraat 1. In de milieureeks Bedrijven en MIlieuzonering wordt voor dit bedrijf een grootste afstand van 10 meter aangegeven. Ook is aangegeven dat deze richtlijn een zeer ruime marge heeft. De afstand van het bedrijf tot het nieuw te bouwen pand bedraagt ongeveer 7 meter. Het expeditiebedrijf is beperkt van omvang en de vervoersbewegingen van het bedrijf bevinden zich tussen Gasstraat 1 en 3. Gasstraat 3 is een therapiecentrum van Duin en Bos met daarboven woningen van derden.

Aan de zuidoost kant van het plangebied ligt het bedrijventerrein Castricummer Werf. Op dit terrein is voornamelijk volumineuze detailhandel gevestigd. Aan de noordzijde van het plangebied is het winkelcentrum van Castricum gelegen. Uit de provinciale risicokaart van Noord-Holland blijkt dat de bedrijven gelegen in de directe omgeving geen nadelige invloed hebben op het plangebied, ook in de toekomst niet. Geconcludeerd kan worden dat de directe omgevingssituatie de bouw van het appartementencomplex niet in de weg staat. Voorts ligt de bouwlocatie niet in de zone van een milieubeschermingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BP00576-0001_0008.png"

Figuur 4.1: Uitsnede provinciale risicokaart Noord-Holland met in rood buisleiding en gasverdeelstation Nederlandse Gasunie N.V.

4.3 Externe veiligheid

Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/ bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het BEVI heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Naast de aanwezigheid van stationaire bronnen kan transport van gevaarlijke stoffen van belang zijn bij externe veiligheid. De vigerende regels hiervoor vinden we in de circulaire RNVGS.

Uit de risicokaart van Noord-Holland (zie onder §4.2) blijkt dat het perceel Beverwijkerstraatweg 4-6 niet binnen een risicocontour gelegen is. In de nabije omgeving zijn weliswaar een buisleiding en verdeelstation van de Nederlandse Gasunie N.V. gelegen, maar de risicocontour van het verdeelstation ligt zoals blijkt uit de uitsnede op ruime afstand van het plangebied. De risicocontour van de leiding (4 meter vanuit het hart) is eveneens niet van invloed. Ook blijkt uit de risicokaart dat over de nabijgelegen spoorlijn Alkmaar-Uitgeest (traject 430) geen transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Voor de nieuwe functie van het perceel hoeft geen nader onderzoek te worden gedaan naar externe veiligheid.

4.4 Geluid

In opdracht van Bouwbedrijf Gebr. Apeldoorn B.V. te Egmond is door Schreuder Groep op 11 februari 2010 het rapport opgesteld van het akoestisch onderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd naar de te verwachten geluidbelasting op de gevels van 14 nieuw te bouwen appartementen aan de Beverwijkerstraatweg te Castricum. Dit rapport is conform de opmerkingen die de Milieudienst Regio Alkmaar (MRA) heeft gemaakt in het advies, gedateerd 22 januari 2010, op eerdere akoestische rapportages. Volgens de Wet geluidhinder is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de te verwachten geluidbelasting vanwege alle in de omgeving van de nieuw te bouwen appartementen aanwezige geluidbronnen.

4.4.1 Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs wegen geluidzones, waarbinnen bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen is 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting hebben B&W de bevoegdheid een ontheffing voor een hogere waarde te verlenen. Ontheffing in binnenstedelijk gebied is mogelijk tot 63 dB. Een eventuele ontheffing voor een hogere grenswaarde dient voor de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn verleend.

De Gasstraat, welke de noordelijke begrenzing vormt van het plangebied, kent een 30 km/uur regime. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder kent een weg waar maximaal 30 km/uur gereden mag worden geen geluidzones. Volgens de Wet geluidhinder is voor wegen zonder geluidzones geen akoestisch onderzoek noodzakelijk.

Voor de Beverwijkerstraatweg, welke het plangebied aan de westkant begrenst, geldt een 50 km/uur regime. Volgens de geluidberekeningen bedraagt de toetsingswaarde vanwege de Beverwijkerstraatweg 67 dB. Deze is hiermee 19 dB hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en 4 dB hoger dan de maximale ontheffingswaarde. De geluidbelaste voorgevel (westgevel) wordt uitgevoerd als dove gevel. Voor deze gevel behoeft geen hogere waarde te worden vastgelegd.

4.4.2 Railverkeerlawaai

Het bouwplan is eveneens gelegen binnen de zone van de spoorlijn Alkmaar-Uitgeest (traject 430). De voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt bij nieuwbouw respectievelijk 55 dB en 68 dB. Volgens de geluidberekeningen bedraagt de geluidbelasting vanwege railverkeerlawaai (traject 430) maximaal 68 dB (inclusief + 1,5 dB afspraak VROM en ProRail) en is hiermee 13 dB hoger dan de voorkeurgrenswaarde en voldoet precies aan de maximale ontheffingswaarde.

4.4.3 Maatregelen

Gezien de te verwachte hoge geluidsbelasting zullen er ingrijpende maatregelen moeten worden genomen. Om te voldoen aan de eisen uit de Wet geluidhinder zullen de volgende maatregelen worden genomen:

- De geluidbelaste gevel (voorgevel) wordt uitgevoerd als dove gevel; de gevel bevat geen te openen delen of deze delen grenzen niet aan een geluidgevoelige ruimte (ook geldt voor deze gevel een verplicht niveau van geluidwering). Derhalve behoeft voor deze gevel geen hogere waarde te worden vastgelegd.

- Geluidluwe gevels (gevels waar de geluidbelasting laag is) worden per appartement gerealiseerd aan de kant van de binnentuin.

- Het trappenhuis wordt een geheel open trappenhuis en zal zodanig worden ontworpen dat er sprake is van een niet besloten ruimte (binnentuin).

- De te openen delen worden gedimensioneerd op de eisen voor de spuiventilatie.

- Spuiventilatie vindt plaats via de geluidluwe gevel (aan de zijde van de binnentuin) en daar waar mogelijk via de buitengevel c.q. dak.

De exacte afstemming over hoe de te nemen maatregelen worden verwerkt in het definitieve ontwerp voor deze locatie zal gebeuren tijdens het bouwvergunningstraject.

4.4.4 Hogere grenswaarde

Het verlagen van de maximum snelheid op de Beverwijkerstraatweg, Stationsweg en Dorpsstraat valt niet te verwachten, omdat hier sprake is van doorgaande wegen. Overdrachtsmaatregelen langs de weg, in de vorm van een geluidscherm, zijn vanuit stedebouwkundige overwegingen eveneens niet mogelijk, gezien de ligging van het bouwplan binnen de bebouwde kom en vrijwel direct langs de weg. Het toepassen van een geluidreducerend wegdek is mogelijk, echter de kosten hiervan zijn € 138.000,00.

Om de geluidbelasting vanwege spoorweglawaai te verminderen, is een geluidscherm langs de spoorlijn mogelijk echter de kosten zijn € 267.750,00. De totale kosten van de maatregelen bedragen ruim € 405.750,00 en staan niet in verhouding met de kosten van het bouwplan.

Bovenstaande argumentatie rechtvaardigt het vaststellen van een hogere grenswaarde door de gemeente. Het rapport van Schreuder adviseert de gemeente hiervoor een procedure op te starten.

4.4.5 Conclusie

Vanuit akoestisch oogpunt is het gebouw op de voorgestelde wijze te realiseren. Om te kunnen voldoen aan het binnenniveau moeten er een aantal maatregelen worden getroffen om aan de ontheffingswaarde te kunnen voldoen. Dit stelt bijzondere eisen aan de constructie en de detaillering van het gebouw.

Daarnaast dient parallel aan de bestemmingsplanprocedure een procedure hogere grenswaarde te worden doorlopen, wat de bouw van de 14 appartementen mogelijk maakt.

4.5 Bodemkwaliteit

In het geval van bestemmingswijziging of -uitbreiding dient de bodem geschikt te zijn voor de nieuwe functie. Door Bouwbedrijf Gebroeders Apeldoorn B.V. is aan Bodembelang opdracht verleend voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de lokatie Beverwijkerstraatweg 4-6 te Castricum. De rapportage is verzorgd door T&A Survey B.V.

Uit het veldonderzoek blijkt dat de bovengrond matig tot sterk puinhoudend is. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan lood, zink, en PAK aangetroffen. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood, zink, PAK en minerale olie aangetroffen. Het ondiepe grondwater bevat een licht verhoogde concentratie aan arseen.

De aangetoonde gehalten en concentraties overschrijden de streefwaarden, maar blijven beneden de betreffende toetsingswaarden voor nader onderzoek. Nader onderzoek naar de licht verhoogde gehalten en concentraties wordt niet nodig geacht. Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de tussenwaarde overschreden.

Gegeven de beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige grondgebruik en de geplande nieuwbouw.

In zijn algemeenheid dient er rekening mee te worden gehouden dat van de lokatie vrijkomende, niet ernstig verontreinigde, grond niet zonder meer voor hergebruik in aanmerking komt. Indien vrijkomende grond niet binnen de perceelsgrenzen kan worden verwerkt, kan hergebruik elders extra kosten met zich meebrengen. Eventueel hergebruik dient te worden gerealiseerd binnen de regels van het Bouwstoffenbesluit. De gemeente Castricum is in deze bevoegd gezag.

4.6 Archeologie

In opdracht van Bouwbedrijf Gebroeders Apeldoorn B.V. zijn in november 2009 door Becker & Van de Graaf B.V. archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Beverwijkerstraatweg 6 in Castricum, gemeente Castricum.

Op basis van de resultaten van het onderzoek is de verwachting dat er in het plangebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn klein. Tot aan de Bronstijd lag het plangebied in een rivierdal en onder zeespiegelniveau en was dus totaal ongeschikt voor bewoning. Met het verlanden van het zeegat bij Castricum veranderde het plangebied in een kweldersysteem dat regelmatig overstroomde en daardoor ook niet geschikt zal zijn geweest voor bewoning. De boringen tonen verder aan dat de toplaag, die op het kweldersysteem ligt, in zijn geheel verstoord is door afgravingen en/of egalisatie. Aangetroffen aardewerkfragmenten uit de Late Middeleeuwen en Nieuw tijd zijn vermoedelijk daarvan afkomstig. Vervolgens is ten behoeve van bollenteelt of agrarisch gebruik een toemaakdek aangebracht.

Gezien de afgravingen die reiken tot in de kwelderafzettingen en gezien de ongunstige landschappelijk locatie van het plangebied, is de kans klein dat archeolgische waarden aanwezig zijn in het plangebied. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek is gebleken dat een aanvullend onderzoek niet hoeft te worden uitgevoerd.

Op 25 januari 2010 heeft StichtingCultureel Erfgoed Noord-Holland gereageerd op het rapport. Naar aanleiding van de toets door de Stichting is het archeologische rapport op onderdelen aangepast. De conclusie dat vervolgonderzoek niet nodig is, blijft ongewijzigd.

4.7 Waterhuishouding

4.7.1 Watertoets/overleg waterbeheerders

Het perceel waarop de ontwikkeling betrekking heeft ligt in het gebied dat valt onder werking van de Keur en WVO regelgeving van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat voor ieder ruimtelijk plan moet worden omschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding, de Watertoets. Op 2 decembver 2009 is door het HHNK het wateradvies over deze ontwikkeling uitgebracht.

Het plangebied is gelegen in peilgebied 04290-07 in de Castricummerpolder. Ter plaatse geldt een zomer- en winterpeil van respectievelijk -0.7/-0.85 mNAP. Binnen het plangebied is geen open water aanwezig. De dichtsbijzijnde waterlopen bevinden zich aan de westzijde van de Beverwijkerstraatweg en de noordzijde van het spoor. Werkzaamheden aan of nabij deze waterlopen zijn ontheffingsplichtig. In het huidige plan is dit niet aan de orde.

Er is bij de ontwikkeling geen sprake van toename van verharding. Het hoogheemraadschap eist daarom geen compenserende maatregelen voor het versneld afvoeren van water. Met het oog op toekomstige ontwikkelingen en de uitgangspunten van duurzaam bouwen is wel geadviseerd het hemelwater van de woningen te scheiden van het afvalwater (gescheiden stelsel). In verband met de waterkwaliteit is tevens geadviseerd in de dakbedekking geen gebruik te maken van uitloogbare materialen.

4.8 Luchtkwaliteit

Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Stb. 2007, 440), en de bijbehorende Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 1% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 0,4 microgram/m3 voor zowel fijn stof als stikstofdioxide.

De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen een invulling aan de NIBM grens. Indien er binnen de getalsmatige begrenzing van de Regeling wordt gebleven, is er geen nader onderzoek nodig. Bij de ruimtelijke ontwikkeling is er dan automatisch sprake van een niet in betekende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.

4.8.1 Luchtkwaliteit

De MRA heeft op 21 juli 2009 over het plan geadviseerd. Het bouwplan zal, als gevolg van de voertuigbewegingen van de toekomstige bewoners, vrijwel geen bijdrage leveren aan de heersende luchtkwaliteit. In dat kader kan het bouwplan worden beschouwd als zijnde "niet in betekende mate".

4.8.2 Luchtkwaliteit wegverkeer

Aan de voorzijde van het bouwplan is de drukke Beverwijkerstraatweg gelegen ter hoogte van de spoorwegovergang. Deze spoorwegovergang is gemiddels 20 tot 25 minuten per uur gesloten, waardoor er zich, ter hoogte van het bouwplan, een file ontwikkelt van stilstaand verkeer met stationair draaiende motoren. De lokale luchtkwaliteit wordt hierdoor negatief beïnvloed.

Uit een indicatieve berekening van de luchtkwaliteit ter hoogte van de gevels van het bouwplan vanwege de Beverwijkerstraatweg blijkt dat er zowel in de huidige situatie 2008 als in de toekomstige situatie 2020 net geen overschrijdingen van de jaargemiddelde normen van zowel stikstofdioxide als fijn stof plaatsvindt. Wel vindt er op een aantal dagen per jaar een overschrijding van de normen plaats. Op basis van berekeningsresultaten kan geconcludeerd worden dat de lokale luchtkwaliteit op die plaats niet goed is. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het aandeel vrachtverkeer en de congestie welke optreedt bij een gesloten overweg.

De gevel aan de zijde van de Beverwijkerstraatweg zal worden uitgevoerd als dove gevel (een gevel zonder te openen delen of deze delen grenzen niet aan een geluidgevoelige ruimte). Het aantal te openen delen in deze gevel zal derhalve minimaal zijn. Uit het ontwerp blijkt dat de gevel aan de zijde van de Beverwijkerstraatweg geen te openen delen bevat, omdat er op iedere verdieping geluidsgevoelige ruimten gesitueerd zijn aan de zijde van de Beverwijkerstraatweg. Hierdoor kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit ter plaatse geen beperking vormt voor de realisatie en aansluitend de bewoning van de 14 appartementen op deze locatie.

4.8.3 Conclusie

Het bouwplan kan worden beschouwd als zijnde "niet in betekende mate". Het plan levert vrijwel geen bijdrage aan de heersende luchtkwaliteit. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat het voorliggende plan niet van invloed is op de luchtkwaliteit ter plaatse. Uit het advies van de MRA blijkt dat de lokale luchtkwaliteit negatief wordt beïnvloed door de file van stilstaand verkeer met stationair draaiende motoren. Doordat de gevel aan de zijde van de Beverwijkerstraatweg wordt uitgevoerd als 'dove gevel' wordt de invloed van de ter plaatse heersende luchtkwaliteit op het woongenot beperkt.

4.9 Flora en fauna

De bescherming van soorten en hun leefgebieden is geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn en op nationaal niveau verankerd in de Flora- en faunawet en de vernieuwede Natuurbeschermingswet van 1998. De soortenbeschermingsaspecten uit de Habitat- en Vogelrichtlijn zijn geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet (Stb. 1998, 402) richt zich op de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden.

Alle inheemse zoogdieren (uitgezonderd bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle amfibiën en reptielen, een aantal vissen, een aantal plantensoorten en andere diersoorten zijn bij Algemene Maatregel van Bestuur (Stb. 2000, 523) beschermd.

In opdracht van Bouwbedrijf Gebroeders Apeldoorn B.V. is door IDDS een flora- en fauna onderzoek uitgevoerd op de lokatie Beverwijkerstraatweg 4-6 te Castricum. De conclusies van dit rapport worden hieronder weergegeven.

In het plangebied zijn geen soorten aanwezig of te verwachten, die in de Flora- en faunawet zijn aangemerkt als overige en streng beschermde inheemse soort en door de ingreep mogelijk schade ondervinden. Aanvullend onderzoek en eventueel een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet is dan ook niet nodig.

In het plangebied komen geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen voor. Wel maakt het plangebie dmogelijk deel uit van het foerageergebied van vleermuizen. Door de aanwezigheid van voldoende alternatieve foerageermogelijkheden in de omgeving zullen de werkzaamheden geen beduidende negatieve invloed hebben en hoeft een ontheffing niet te worden aangevraagd. Door de werkzaamheden overdag uit te voeren kan worden voorkomen dat mogelijk foeragerende/migrerende vleermuizen worden verstoord.

Aangezien het broedseizoen loopt van ongeveer 15 maart tot 15 juli wordt de kans zeer klein geacht dat tijdens de werkzaamheden (mits deze buiten het broedseizoen plaatsvinden) in gebruik zijnde nesten zullen worden aangetroffen. Voor de vogelsoorten die mogelijk binnen het plangebied foerageren (koolmees, pimpelmees) blijven na het verdwijnen van dit foerageergebied voldoende foerageeralternatieven in de directe omgeving over.

4.10 Parkeren

Bij de ontwikkeling van bouwplannen dienen de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Op basis van de parkeernorm moeten voor deze ontwikkeling 20 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Vanwege de ligging van het perceel zijn deze niet op eigen terrein te realiseren.

In een eerdere fase is de parkeerproblematiek rond dit perceel al aan de orde geweest. Bij een eerder bouwplan voor deze locatie heeft het college van B&W opgemerkt dat de toekomstige bewoners gebruik konden maken van de parkeergelegenheden in de omgeving. Bovendien kon worden afgezien van een parkeerbijdrage indien minimaal 80% van het totaal aantal appartementen als startersappartement werd gerealiseerd.

Het College zal bij de realisering van dit plan normaals de beste manier van parkeren in de Gasstraat bekijken. Het stuk grond dat de gemeente van NS Poort probeert aan te kopen zal hierbij zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Er heeft tevens een verkeersonderzoek plaatsgevonden om de werkelijke parkeerdruk in de omgeving van de Gasstraat te bepalen. Hieruit blijkt dat lansg de Gasstraat en op het parkeerterrein bij de Multimate (voorheen Big Boss) voldoende ruimte is om aan de parkeervraag te voldoen.