direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Mezenlaan 19 Bussum
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Mezenlaan 19 te Bussum bevindt zich het woonzorgcomplex De Gooise Warande. De wens is om een kleinschalig gebouw met appartementen te ontwikkelen op het terrein van de Gooise Warande op de plek waar nu het restaurant aanwezig is. Het restaurant wordt dan verplaatst naar de binnentuin. De te realiseren appartementen worden als reguliere woningen gerealiseerd, aanvullend op het huidige woonzorgcomplex. Om de woningen te kunnen realiseren en om het restaurant te verplaatsen wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De projectlocatie is gelegen aan de Mezenlaan 19 te Bussum. Op de locatie is een senioren zorgcentrum gevestigd. De gehele projectlocatie is omringt door de Ceintuurbaan, de Nachtegaallaan, de Mezenlaan en de Leeuweriklaan. Ten noordoosten van de projectlocatie zijn woningen gelegen met daarachter de Amersfoortsestraatweg en de A1. De projectlocatie weergegeven met de rode stippellijn betreft het gehele perceel van het zorgcentrum. Het gebied waar de beoogde ontwikkeling plaats vind is aangeduid als plangebied met de gele stippellijn in figuur 1.

Figuur 1: Luchtfoto plangebied (bron: QGIS, eigen bewerking)

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0001.png"

De gehele projectlocatie, zoals is af te lezen in figuur 1, vormt het kadastrale perceel BSM01-D-6448 van de gemeente Gooise Meren.

1.3 Geldende ruimtelijke plannen

Bestemmingsplan “De Engh-Mezenlaan 19'

Ter plaatse van het projectgebied is het bestemmingsplan “De Engh-Mezenlaan 19” geldend. Dit plan is op 29 juli 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Bussum. Het plangebied heeft de bestemming 'Maatschappelijk en 'Tuin'. Voor het deel van het plangebied wat is gelegen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' geldt een bouwvlak, waarbinnen gebouwd mag worden met een bouwhoogte van 4 meter. Figuur 4 bevat een uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan. Vervolgens worden de relevante bepalingen uit de regels weergegeven, voor zover relevant voor de ontwikkeling en daarmee niet limitatief.

Figuur 2: Uitsnede verbeelding (bron: QGIS, eigen bewerking)

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0002.png"

Artikel 3 – Maatschappelijk
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een woonzorgcomplex;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

Artikel 3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
c. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.


Artikel 4 Tuin
Artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Artikel 4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 4.3 Specifieke gebruiksregel
Het gebruik van de gronden ten behoeve van het parkeren, behoudens ter plaatse van een oprit naar een garage of ter plaatse van een oprit naar een parkeerplaats naast het complex, is niet toegestaan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages;
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Artikel 5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1 Gebouwen
a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd
b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven bouwhoogte;

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
 


Toets aan bestemmingsplan
De ontwikkeling van 36 seniorenwoningen is op een drietal onderdelen in strijd met het geldende bestemmingsplan. De strijdigheden zijn gelegen in:

  • De enkelbestelbestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming staat geen zelfstandige woningen toe;
  • De enkelbestemming 'Tuin'. Deze bestemming staat geen woningen en restaurant toe;
  • Het bouwvlak bij de enkelbestemming 'Maatschappelijk'. Binnen dit bouwvlak staat een bouwhoogte van maximaal 4 meter toe. De beoogde ontwikkeling overschrijdt deze maximale bouwhoogte.

Om de genoemde strijdigheden weg te nemen en het project planologisch mogelijk te maken, wordt een planologische procedure doorlopen aan de hand van voorliggend nieuw op te stellen bestemmingsplan.

Paraplubestemmingsplan 'parkeernormen Gooise Meren”

Dit parapluplan is op 3 april 2019 door de gemeenteraad vastgesteld. Via dit paraplubestemmingsplan wordt een nieuw artikel opgenomen waarin het beleid met betrekking tot parkeernormen wordt geregeld. Dit artikel gaat gelden voor de bestemmingsplannen die helemaal nog niet voorzien in een parkeerregeling. De bestemmingsplannen die al parkeernormen bevatten vallen buiten de reikwijdte van dit paraplubestemmingsplan. Dit zijn de bestemmingsplannen 'Bredius' en 'De Krijgsman'. Het paraplubestemmingsplan heeft dus alleen betrekking op het laten doorwerken van de gemeentelijke parkeernormen voor zover deze nog niet zijn opgenomen in vigerende bestemmingsplannen.

In dit paraplubestemmingsplan wordt aangehaakt bij het parkeerbeleid dat geldend is op het moment van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Toets aan bestemmingsplan

In paragraaf 4.12 wordt nader ingegaan op het aspect verkeer en parkeren.

Paraplubestemmingsplan 'Archeologie Gooise Meren'

Dit paraplubestemmingsplan is op 21 december 2022 vastgesteld door de gemeenteraad. In opdracht van de gemeente heeft NMF Erfgoedadvies een nieuwe verwachtingen- en beleidskaart opgesteld. Op de nieuwe kaart en in de toelichting zijn de onderscheiden archeologiegebieden (verwachtingszones) omschreven. Daarnaast zijn de beleidsregimes beter onderbouwd op basis van nieuwe kennis en inzichten. Om het nieuwe beleid juridisch-planologisch te borgen is een paraplubestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan geldt aanvullend op de geldende bestemmingsplannen en heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente.

Toets aan bestemmingsplan

In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op het aspect archeologie.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een uitgebreide planbeschrijving gegeven en wordt nog kort ingegaan op de huidige situatie. Hoofdstuk 3 behandeld het relevante rijks-, provinciaal-, en gemeentelijk beleid. De toets aan de omgevingsaspecten vindt plaats in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 kent de juridische planbeschijving waarin een toelichting op de te hanteren bestemmingen wordt gegeven en hoofdstuk 6 behandeld de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Plangebied en omgeving

Het plangebied ligt aan de oostzijde van Bussum nabij de rijksweg A1 en wordt omgeven door de Amersfoortsestraatweg, de Leeuweriklaan, de Mezenlaan, de Nachtegaallaan en de Ceintuurbaan. Het complex, bestaande uit drie flatgebouwen die haaks op elkaar staan, is door middel van twee inritten bereikbaar. Op de Nachtegaallaan is een inrit naar een parkeergelegenheid voor bewoners. De hoofdingang bevindt zich aan de Mezenlaan.

In de omgeving is veel gevarieerde woningbouw aanwezig. Rondom het plangebied staan vrijstaande woningen, gestapelde woningen, twee-onder-één-kapwoningen en rijenwoningen. Ook zijn er nog enkele maatschappelijke functies aanwezig in de omgeving, zoals een verzorgingstehuis, een tandartsenpraktijk en een basisschool. Als gevolg van de verschillende bouwstijlen en bouwperioden kan gesproken worden van een gedifferentieerd bebouwingsbeeld. Aan de noordoostzijde van het plangebied is aan de Amersfoortsestraatweg een wooncomplex aanwezig. De Amersfoortsestraatweg ligt parallel aan de rijksweg die hoger is gelegen dan het plangebied en aangrenzende gebied. Van de rijksweg gaat een sterke barrièrewerking uit. Het aan de overzijde van de rijksweg gelegen villagebied wordt volledig aan het zicht onttrokken.

Op het perceel staan drie flatgebouwen haaks op elkaar. Het complex is omgeven door een tuin. De goothoogte van beide oost-west georiënteerde flatgebouwen is 12 m en de goothoogte van het tussenliggende deel bedraagt 9 m. Aan de oostzijde bevinden zich nog twee bijgebouwen van ongeveer 7 en 4 m hoog.

In de huidige situatie is op de projectlocatie zorgcentrum De Gooise Warande gevestigd. De Gooise Warande is in eigendom van woningbouwvereniging de Alliantie en wordt gedeeltelijk door Vivium gehuurd. Het betreft hier geen traditioneel verzorgingstehuis, maar een comfortabel thuis, met de service en zorg die de bewoners willen of nodig hebben. Zo kunnen de bewoners zo lang mogelijk op zichzelf blijven wonen. Bij de Gooise Warande kunnen op verschillende plaatsen ontmoetingen plaatsvinden en meegedaan worden aan verschillende activiteiten. Daarnaast biedt de omgeving veel wandelmogelijkheden, bevindt zich op loopafstand een bushalte en zijn de bewoners met de auto binnen vijf minuten op de A1 richting Amersfoort en Amsterdam.

Figuur 3: bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0003.png"

2.2 Beschrijving ontwikkeling

Programma

Het doel is om 36 seniorenwoningen (65+) toe te voegen aan de projectlocatie. Het initiatief is gericht op actieve senioren met geen of beperkte zorgbehoefte. Deze groep bewoners kan, vrijwillig gebruik maken van faciliteiten die de Gooise Warande biedt. Anderzijds kunnen deze bewoners ook ondersteuning bieden aan huidige bewoners. De woningen worden op de locatie van het huidige restaurant gerealiseerd dat gesloopt wordt. Het restaurant kan dan weer terugkomen aan de achterzijde van de bestaande vleugel aan de Mezenlaan.

Het gebouw zou daarbij functioneel en programmatisch zo veel mogelijk los van het zorgcentrum moeten komen te staan (bijvoorbeeld door middel van een eigen entree) en enkel zelfstandige woningen bevatten. De nieuwbouw zal daarbij zowel ruimtelijk als visueel een bescheiden relatie aan met het bestaande bebouwing, doordat het verbonden is met het bestaande complex. De woningen en de bewoners zelf zijn geen onderdeel van de zorg/Vivium.

Stedenbouwkundige motivatie

Het huidige complex van De Gooise Warande, gerealiseerd in 1958, wordt gekenmerkt door een naoorlogse structuur en opzet qua stedenbouw en architectuur. Deze structuur van haaks geplaatste langgerekte lineaire gebouwonderdelen in ruim opgezet groen is typerend voor deze tijd. De architectonische uitstraling en gevelopbouw, een horizontaal en verticaal raster van balkons en raampartijen, zorgt voor dieptewerking in de gevel en is helder van opzet. Het complex bestaat uit drie separate appartementenvleugels van respectievelijk 4, 3 en 4 lagen hoog en wordt in de hoek van de Mezenlaan/Leeuweriklaan – rondom de hoofdentree – afgerond met een verbijzondering, waarin de entree, de gemeenschappelijke ruimte en de keuken zijn gesitueerd. Het huidige restaurant is later toegevoegd (2011) en vormt de huidige beëindiging van het complex. 

In de planvorming voor de toevoeging van het nieuwe woongebouw (op de plaats van het huidige restaurant en gemeenschapsruimte) is – na diverse overleggen in omgevingstafels (zie verslagen elders in dit rapport) in de buurt en afstemming met de Commissie CRK&E – besloten deze naoorlogse structuur te continueren en een nieuwe vleugel toe te voegen van 4 bouwlagen aan de Mezenlaan. Langs de Leeuweriklaan wordt het gebouw teruggebracht naar 3 bouwlagen. Bij de uitwerking van de architectonische uitstraling van het nieuwe volume is gekozen voor aansluiting op het bestaande ensemble. Door middel van het gebruik van passende referenties is gekozen voor een hedendaagse vertaling van dezelfde ontwerpprincipes en gevelopzet.

Figuur 4: impressies nieuwbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0005.png"

Het nieuw te bouwen restaurant komt in het Binnenhof van het complex en vormt de nieuwe verbijzondering in vorm en oriëntatie in het orthogonaal opgezette complex (incl. de beoogde nieuwbouw). Hierdoor wordt duidelijk dat dit deel van het gebouw nadrukkelijk een andere functie heeft dan de omliggende woonbebouwing.

Figuur 5: impressie nieuwbouw restaurant binnentuin

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0006.png"

Het parkeren voor de nieuwbouwappartementen wordt rondom het complex (op eigen terrein) opgelost; zowel in de binnentuin als nabij de entree op de hoek Mezenlaan/Leeuweriklaan worden nieuwe parkeerplaatsen gepland. Tevens worden de huidige vrijstaande garageboxen aan de noordzijde van het plangebied gesloopt, waardoor er aan de zijde van de Ceintuurbaan ruimte wordt gemaakt waar extra parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Op deze wijze kan het parkeren op eigen terrein worden gefaciliteerd, alhoewel er in het openbare gebied nog voldoende capaciteit is. Zie hiervoor ook paragraaf 4.12.

Figuur 6: Impressie parkeeroplossing

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0007.png"

De ingrepen in het binnenhof en omgeving van het complex is mede aanleiding voor een nieuw landschappelijk inrichtingsvoorstel. 

Landschap

De aanpassingen in de terreininrichting is een gevolg van een vernieuwing van het gebouw van de Gooise Warande. De sloop van het restaurant en bouw van nieuwe woningen en restaurant in de binnentuin heeft meerdere gevolgen. Door de toevoeging van nieuwe woningen zullen er meer parkeerplaatsen nodig zijn en de situering van het restaurant in de binnentuin vraagt om een aanpassing van de tuin zelf. Dit alles met behoud van zoveel mogelijk bomen, het verbeteren van de ecologische kwaliteit en het toevoegen van meer variatie in de beplanting van het terrein.

Het terrein valt op te delen in een deel gekoppeld aan de openbare ruimte en de omliggende straten en een deel welke meer als binnentuin functioneert. Voor het omliggende terrein is er gezocht naar mogelijkheden voor uitbreiding van het parkeren passend binnen de situatie. Hierdoor worden er aan de westzijde van het terrein bestaande parkeergarages verwijderd en parkeren in de openlucht toegevoegd. Het andere deel van het noodzakelijke parkeerterrein is in de binnentuin gesitueerd.

De privé tuinen aan de buitenzijde worden afgeschermd met heesters. Voor deze heesterrand komen slingerende plantvakken met vaste planten. Door het gebruik van insect minnende beplanting wordt op deze manier ook de ecologische kwaliteit verhoogd. Ook worden er een aantal inheemse boomsoorten toegevoegd.

De binnentuin ondergaat een soort gelijke aanpak. De parkeervakken worden omzoomd door een veelsoortige haag en ook hier worden slingerende vaste plantenvakken toegevoegd om de indeling te versterken. Slingerende paden verbinden het gebouw, het restaurant en het parkeren. Het terras van het restaurant komt deels in de schaduw te liggen van de nieuw te planten bomen en heeft zicht op de plantvakken en de nieuwe vijver welke een belangrijke toevoeging is aan de ecologische kwaliteit en teven als regenwateropvang fungeert.

De rand aan zijde van de 5 Donjons wordt voorzien van extra bomen en groenblijvende heesters om hier weer een nieuw biotoop te ontwikkelen voor allerlei zangvogels en tegelijkertijd het zicht op de binnentuin te filteren.

Figuur 7: Impressies terreinontwerp bestaand en nieuw

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0010.png"

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Per 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

Figuur 8: Afwegen met de NOVI. Bron: Nationale Omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0011.png"

De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities: wat willen we bereiken? Vervolgens worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

De vier prioriteiten

De Uitvoeringsagenda beschrijft de vier prioriteiten. De opgaven uit de toelichting kunnen veelal niet apart van elkaar worden aangepakt. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten.

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Drie afwegingsprincipes
Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: '(a) het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms echt onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegingsproces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:

  • Combineren boven enkelvoudig
  • Kenmerken & identiteit
  • Afwentelen voorkomen

Relatie tot ontwikkeling

Er zijn een aantal nationale belangen die relevant zijn voor deze ontwikkeling. Het gaat dan om de volgende belangen:

  • realiseren van een goede leefomgeving;
  • waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • beperken van klimaatverandering;
  • waarborgen van waterveiligheid en klimaatbestendigheid;

Al deze bovengenoemde belangen zijn ook in provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid verwerkt (zie paragraaf 3.2 en 3.3). Deze belangen zijn allen verwerkt in voorliggend plan. Zo wordt een goede, gezonde en veilige leefomgeving voor de toekomstige bewoners gerealiseerd door onder andere geen gebruik meer te maken van fossiele brandstoffen om het gebouw te verwarmen. Dit beperkt tevens de klimaatverandering. Daarbij zijn de woningen omringd door een groene tuin en voldoet de bouw aan de geluidseisen om een fijn woonklimaat te garanderen. Met de realisatie van 36 seniorenwoningen wordt een bijdrage geleverd aan de woningbehoefte en terugdringen van het woningtekort. In het kader van het voorkomen van wateroverlast wordt tevens aandacht besteed aan het opvangen en bergen van hemelwater, en met name piekbuien.

Conclusie

Het bouwplan is in lijn met een aantal nationale belangen uit de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen en legt daarmee nationale ruimtelijke belangen vast. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen per onderwerp (één onderwerp per titel) aangegeven welke beperkingen er per welk (ruimtelijk) gebied gelden.

Relatie tot ontwikkeling

Het Barro legt geen restricties op voor de locatie waar de ontwikkeling wordt voorzien.

Conclusie

Het Barro vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Het Bro stelt vanuit de Rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. Onderwerpen zoals Ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp, aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De relevante onderwerpen voor onderhavig project worden behandeld in hoofdstuk 4, waarin de ruimtelijke en milieutechnische aspecten worden behandeld.

Relatie tot ontwikkeling

Het Bro legt geen restricties op voor de locatie waar de ontwikkeling wordt voorzien.

De Ladder voor duurzame verstedelijking is voor het eerst geïntroduceerd in de SVIR en is als motiveringseis verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De projectlocatie maakt onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling omvat 36 seniorenwoningen en kan daarmee, gelet op de aard en omvang van de planologische wijziging, worden getypeerd als nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. In het kader van de Ladder van duurzame verstedelijking, dient de behoefte aan de ontwikkeling te worden aangetoond.

Binnen het plan worden 36 woningen gerealiseerd. Op dit moment zijn er op de geplande locatie geen woningen aanwezig (maar een restaurant) en betreft het hier dan ook een toevoeging van 36 woningen. Dit valt boven de grens van 11 woningen die ten grondslag ligt aan of een project aan te merken is als stedelijk ontwikkelingsproject in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Uit voornamelijk het regionale en gemeentelijke beleid blijkt de behoefte aan woningen, waarin de vraag naar seniorenwoningen groot blijkt. De voorgenomen ontwikkeling voorziet immers in 36 seniorenwoningen op een locatie gelegen bij een bestaand wooncomplex voor senioren met een goede bereikbaarheid, voldoende activiteiten en ontmoetingsplekken in de omgeving om eenzaamheid tegen te gaan. Gelet hierop kan gesteld worden dat er voldoende behoefte is voor de woningen van de beoogde ontwikkeling.

Daarnaast is het project terug te vinden op de woningbouwmonitor van de provincie Noord-Holland (plancapaciteit.nl). Op deze monitor is de voorliggende ontwikkeling aangegeven met status 'optie' voor de realisatie van 36 appartementen. Het project is derhalve al regionaal afgestemd en vormt een onderdeel van de 'zachte' plancapaciteit.

Conclusie

Het Bro vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.

3.2 Provinciaal- en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

De Omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 19 november 2018. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsvisie richt zich op lange termijn ambities en –doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het 'waarom' en ten dele over het 'wat'. Onder de hoofdambitie, 'balans tussen economische groei en leefbaarheid', zijn samenhangende ambities geformuleerd. De ambities zijn uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen worden meerdere ontwikkelprincipes gehanteerd. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen.

De bijbehorende deelambities zijn:

  • 1. Leefomgeving: een gezonde en veilige basiskwaliteit van de leefomgeving, met als doel:
    • a. een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland;
    • b. het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving;
    • c. het vergroten van de biodiversiteit in Noord-Holland.
  • 2. Gebruik van de leefomgeving: ruimtelijke ontwikkelingen faciliteren, met als doel:
    • a. een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor;
    • b. vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter met elkaar in overeenstemming brengen;
    • c. dat de inwoners en bedrijven van Noord-Holland zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden;
    • d. het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en cultuurhistorie.
  • 3. Energietransitie: Noord-Holland als samenleving in 2050 klimaatneutraal en gebaseerd op hernieuwbare energie.

Relatie tot ontwikkeling

Het projectgebied is gelegen in het bestaande verstedelijkte gebied van de provincie. In voorliggend geval is sprake van een intensivering van het stedelijk gebied. Er is sprake van een toevoeging van 36 woningen voor zelfstandige senioren gelegen aan het zorgcentrum voor senioren. Ten aanzien van klimaatbestendigheid wordt aandacht besteed aan de opvang van hemelwater (piekbuien) en het opnieuw inrichten van de groene buitenruimte in het kader van het verbeteren van de fysieke leefomgeving. Zie hiervoor ook paragraaf 4.13 Water. Ten aanzien van de provinciale omgevingsvisie kan worden gesteld dat het gebruik van de leefomgeving wordt versterkt en de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleidskader.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de voornoemde ambitie van de provincie om het gebruik van de leefomgeving te versterken.

3.2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland

Op 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020. In deze verordening zijn regels opgenomen die de provinciale belangen beschermen. De verordening vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.

In hoofdstuk 6 van de omgevingsverordening zijn instructieregels opgenomen. Dit zijn regels die door decentrale overheden in acht moeten worden genomen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De instructieregels zien onder meer op nieuwe stedelijke ontwikkelingen, bijzonder landschap, verblijfsrecreatie en detailhandel.

Relatie tot ontwikkeling

De regels behorende bij de volgende onderdelen zijn van toepassing op de beoogde ontwikkeling:

  • Bodemsanering;
  • Datacenters uitgesloten;
  • Ontgrondingen en
  • Regionale verdringingsreeks Amstel, Gooi en Vecht – Regionale verdringingsreeks AGV.

Bodemsanering

Degene die de sanering feitelijk uitvoert op grond van een saneringsplan waarmee Gedeputeerde Staten op basis van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming hebben ingestemd, meldt uiterlijk een week voor de feitelijke aanvang van de grondsanering, respectievelijk de grondwatersanering schriftelijk bij Gedeputeerde Staten de aanvangsdatum van de grondsanering, respectievelijk de grondwatersanering. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op het aspect bodem.

Datacenters

Artikel 6.21c stelt dat ter plaatse van de projectlocatie ruimtelijke plannen die van toepassing zijn op het werkingsgebied 'datacenters uitgesloten', niet wordt voorzien in nieuwe datacenters met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 en een elektrisch aansluitvermogen van meer dan 5 MVA. De beoogde ontwikkeling voorziet niet in de realisatie van een datacenter, waardoor artikel 6.21c niet relevant is voor de ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

Ontgrondingen

Afdelingen 4.4, 7.3 en 9.2 van de Omgevingsverordening zien toe op vrijstellingen voor ontgrondingen, het indienen van een ontgrondingenvergunning en eventuele schadevergoeding. De beoogde ontwikkeling voorziet in de bouw van 36 seniorenwoningen. In paragraaf 4.14 wordt nader ingegaan op het aspect water.

Regionale verdringingsreeks Amstel, Gooi en Vecht

Afdeling 6.10 van de Omgevingsverordening ziet toe op water. Artikel 6.83 geeft aan dat in het geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort dat er in het werkingsgebied regionale verdingingsreeks regio AGV prioriteit wordt toegekend aan het gebruik van industrieel proceswater en de tijdelijke beregening van kapitaalintensieve gewassen. Dit heeft verder geen invloed op de beoogde ontwikkeling. Echter wordt het aspect water in volgend hoofdstuk nader behandeld.

Gelet op de aard van de ontwikkeling zijn tevens regionale afspraken ten aanzien van woningbouw relevant. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 3.2.3 van voorliggende toelichting. Kortheidshalve wordt hier vermeld dat de ontwikkeling past binnen het regionale woonakkoord.

Conclusie

Aan de regels zoals opgenomen in de PRV wordt, voor zover relevant in het kader van voorliggende ontwikkeling, voldaan.

3.2.3 Woonakkoord regio Gooi en Vechtstreek

De regio Gooi en Vechtstreek heeft een traditie van samenwerking op het gebied van wonen en hebben samen veel bereikt. Er zijn veel woningen bijgekomen. Toch blijft de druk op de woningmarkt groot. Er wordt ervaren dat dit meer inzet vraagt dan ooit. De woningbouw-, verstedelijkings- en transformatieopgave zijn verbonden met de opgaven voor klimaatadaptatie, leefbaarheid en leefomgeving. Deze verstrengeling en stapeling van opgaven vraagt om een hecht en effectief regionaal samenspel. Samen willen zij waar maken dat er voldoende, betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen komen, zodat de huidige en toekomstige inwoners een fijne woonplek hebben in de regio Gooi en Vechtstreek.

Het woonakkoord kent twee speerpunten en acht actiepunten. Daarnaast zijn er vier ambities.

Speerpunten:

  • 1. Een woning voor iedereen.
  • 2. Gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie.

Actiepunten:

  • 1. Maatwerkafspraken in regionale woonakkoorden.
  • 2. De provincie biedt kennis, meedenkkracht en hulp.
  • 3. Versnellen woningbouwproductie.
  • 4. Samenwerking stimuleren.
  • 5. Gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen.
  • 6. Meer flexibiliteit in de woningmarkt.
  • 7. Stimuleren circulair bouwen.
  • 8. Leveren van informatie en monitoring

Ambities:

  • 1. De vitale en toegankelijke regio: meer (betaalbare) woningen bouwen en de kloof tussen huur en koop dichten
  • 2. De juiste woning op de juiste plek: in relatie tot de integrale opgave (o.a. milieu, werkgelegenheid, leefbaarheid en landschap)
  • 3. Integraliteit en stapeling van opgaven: keuzes maken, consequenties afwegen & leren door experimenteren
  • 4. Waar maken: het regionale samenspel.

Relatie tot ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling is in lijn met het actiepunt 'samenwerking stimuleren' omdat de woningen die nabij gebouwd worden bestemd zijn voor senioren die zelfstandig kunnen wonen. De woningen zijn gelegen aan een wooncomplex voor senioren waardoor de bewoners van de te realiseren woningen mee kunnen doen met activiteiten vanuit het zorgcentrum en er meer sociale contacten worden gelegd.

Daarnaast is de ontwikkeling in lijn met de ambities van het woonakkoord. Zo worden er betaalbare woningen gerealiseerd voor senioren, gelegen nabij een zorgcentrum voor senioren. Hierdoor verbetert de leefbaarheid, gezien de senioren deel kunnen nemen aan activiteiten en in een omgeving wonen waar voldoende faciliteiten en mogelijkheden zijn voor ouderen.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met het regionale woonakkoord.

3.2.4 Woondeal Metropool Regio Amsterdam

In de woondeal maken het Rijk, provincie Noord-Holland en gemeenten in de MRA afspraken over woningbouw en het verbeteren van de leefbaarheid. De basis hiervoor ligt in de Nationale Woon- en Bouwagenda. In het afgelopen jaar is gewerkt aan een nieuwe woondeal die op 15 maart 2023 bestuurlijk is ondertekend door de regiogemeenten. De bouwopgave in de woondeal volgt de afgesproken opgave in het Regionaal Woonakkoord. Overige afspraken zijn in nieuwbouw: 2/3 betaalbaar realiseren (sociale huur, middenhuur en betaalbare koop), toegroeien naar minimaal 30% sociale huur in de lokale woningvoorraad en het huisvesten van aandachtsgroepen.

Relatie tot ontwikkeling

Met voorliggende ontwikkeling worden 36 seniorenwoningen gerealiseerd in de sociale sector. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan het toegroeien naar minimaal 30% sociale huur in de lokale woonvoorraad.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de woondeal.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek 2016 - 2030

Het functioneren van de woningmarkt in de regio Gooi en Vechtstreek kan niet los worden gezien van de ontwikkelingen in nabijgelegen regio's. Met de regio Utrecht ten zuiden, de regio Amersfoort ten oosten en de regio Amsterdam ten noorden, vormt de regio Gooi en Vechtstreek als het ware een schakel tussen deze belangrijke woningmarktregio's in Nederland. In al deze regio's is de druk op de woningmarkt de komende jaren groot. Dit betekent een extra opgave om te zoeken naar voldoende woningbouwmogelijkheden.

De regio Gooi en Vechtstreek wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine of grote huishoudens en goed of slecht ter been. De regio ontleent haar identiteit voor een groot deel aan de diversiteit aan landschappen en woonmilieus en is daardoor een aantrekkelijk vestigingsgebied voor al deze groepen. Het behouden en, waar mogelijk, versterken van deze diversiteit aan woonmilieus waarborgt de vitaliteit van de regio ook in de toekomst. Zeker tot 2040 wordt nog een groei van de bevolking voorzien. Het passend faciliteren van deze groei, in combinatie met het behoud van de natuur- en cultuurhistorische waarden, vormt de komende jaren één van de belangrijkste uitdagingen voor de regio. Nieuwbouw zal nodig blijven en voorziet niet alleen in een directe woningbehoefte, maar wordt ingezet als strategisch instrument om de doorstroming in wijken op gang te brengen. De regio zet in op drie sleutelambities:

  • 1. beweging op de woningmarkt;
  • 2. identiteit en diversiteit;
  • 3. samenwerking.

Relatie tot ontwikkeling

Met voorliggend plan wordt een bijdrage geleverd aan het versterken voor het woonmilieu voor ouderen, waarbij hier aansluitend op een zorgcentrum zelfstandige woningen voor ouderen wordt gerealiseerd. Bijkomend voordeel is dat de nieuwe bewoners weer zorgen voor doorstroming door het achterlaten van een woning. Dit is in lijn met de noodzaak tot meer bouwen en meer doorstroming in de sociale sector en in het (lage) middensegment, zoals verwoord in het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020.

Verder zijn bij voorliggend initiatief in een vroeg stadium diverse belanghebbenden betrokken, zoals beschreven in paragraaf 6.2.

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat het plan in lijn is met de Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek 2016-2030.

3.3.2 Omgevingsvisie Gooise Meren

Het aantal ouderen neemt toe. Dit vraagt om meer geschikte woonruimte voor deze groep. De ontgroening en vergrijzing zorgt voor een onevenwichtige bevolkingssamenstelling waardoor voorzieningen (verder) onder druk komen te staan. Het is een uitdaging Gooise Meren ook aantrekkelijk en toegankelijk te houden voor jongeren en jonge gezinnen. Betaalbare woningen en voldoende passende voorzieningen zijn hiervoor een voorwaarde.

Het unieke karakter van iedere kern wordt benut voor economische kansen. Inwoners en ondernemers geven aan dat de kwaliteiten van de kernen verder versterkt kunnen worden. De uitdaging van de kern Bussum zit hem in het benutten van een compact en aantrekkelijk winkelgebied. Een gebied waarin winkels, ambachtelijkheid, nieuwe dienst- en zorgverlening, horeca, kunst/cultuur en groen zijn verweven, met ruimte voor ontmoeting en onderscheidend ten opzichte van de omliggende gemeenten.

Er zijn een aantal kernkwaliteiten opgenomen in de omgevingsvisie:

  • Goed leven in Gooise Meren: ruim en rustig wonen met een hoge leefkwaliteit
  • Verbondenheid in de kernen met een uniek historisch en onderscheidend karakter
  • Een natuur- en erfgoedparel
  • Het hart van Nederland.

Naast de kernkwaliteiten heeft de gemeente ook de 'Schijf van Vijf voor Gooise Meren' opgesteld, bestaande uit:

  • 1. De leefomgeving (nog) mooier en gezonder maken
  • 2. Samen werken en veilig op weg in de regio
  • 3. Samen leven in buurt, wijk en gemeente
  • 4. Natuur- en erfgoedparels verder versterken en
  • 5. Verduurzaming inzetten als vliegwiel voor de toekomst.

Relatie tot ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling voorziet met name op het goed leven in Gooise Meren en samen leven in buurt, wijk en gemeente. De locatie waar de seniorenwoningen gevestigd zullen worden zal zowel voor de huidige bewoners van het zorgcentrum als de toekomstige bewoners van de seniorenwoningen een positief effect hebben. De zelfstandige bewoners kunnen meedoen aan activiteiten waardoor eenzaamheid wordt tegengegaan en de bewoners van het zorgcentrum hebben meer sociale contacten en kunnen op pad en activiteiten ondervinden met de zelfstandige bewoners.

Verduurzaming is daarnaast ook een belangrijk aspect. Het bestaande gebouw is inmiddels al verduurzaamd en er is een installatie aangelegd waarop de nieuwbouw kan aansluiten met warmteterugwinning vanuit de MV. Dit kan de totale warmwatervoorziening inclusief die van de nieuwbouw voorzien.

De leefomgeving wordt aangepakt door de omliggende tuin opnieuw in te richten en daar ook aandacht te besteden aan klimaatbestendige maatregelen zoals waterberging en vergroening. De woningen worden conform de laatste eisen van BENG gerealiseerd en er is aandacht voor het tegengaan van geluid waardoor een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners kan worden gewaarborgd.

Conclusie

De ontwikkeling is in lijn met de Omgevingsvisie Gooise Meren.

3.3.3 Woonvisie Gooise Meren

Op 12 juli 2017 is de Woonvisie Gooise Meren 2017-2025 vastgesteld door de raad van de gemeente Gooise Meren. In de lokale woonvisie schetst de gemeente haar visie op het wonen in de gemeente Gooise Meren. Er zijn twee belangrijke redenen om deze Woonvisie Gooise Meren op te stellen. Zoals op alle beleidsterreinen, speelt de harmonisatie van beleid na de gemeentelijke fusie, een belangrijke rol. De drie voormalige gemeenten hadden ieder hun eigen woonbeleid en dit is met deze woonvisie geïntegreerd tot één beleidslijn voor de gemeente Gooise Meren. De tweede belangrijke aanleiding is de Woningwet 2015. Deze nieuwe wet heeft de nodige gevolgen voor de wijze waarop gemeente, woningcorporaties en huurdersvertegenwoordigers samenwerken. Zo is er een beleidscyclus geïntroduceerd waarin deze drie partijen jaarlijks in overleg treden en prestatieafspraken maken.

De gemeente Gooise Meren heeft voor haar grondgebied een woonvisie opgesteld. In de woonvisie staan de volgende kernkwaliteiten centraal:

  • 1. Voldoende en gedifferentieerd woningaanbod
  • 2. Doorstroming stimuleren
  • 3. Vergroten van kansen voor starters op de woningmarkt
  • 4. Een toekomstbestendige woningvoorraad
  • 5. Verduurzaming van de woningvoorraad.

Relatie tot ontwikkeling

Door de oplopende vergrijzing in het land is er steeds meer behoefte aan niet al te grote en dure woningen voor senioren. De realisatie van geclusterd wonen nabij het bestaande zorgcentrum voor senioren zorgt ervoor dat ouderen 'samen' zijn, gemakkelijk contact kunnen leggen met andere bewoners en daarmee zowel voorziet in woningaanbod als in het voorzien in leefbaarheid voor de senioren. Doordat senioren verhuizen komen er weer meer verschillende type woningen op de markt wat op zijn beurt zorgt voor het stimuleren van de doorstroming.

Veel ouderen en inwoners met fysieke beperkingen en/of chronische ziekten blijven langer zelfstandig wonen. Bij voorkeur in de zelfstandige woning waarin men al woonde of anders in een andere meer aangepaste zelfstandige woning. De ontwikkeling voorziet in het aanbod van zelfstandige woningen voor ouderen waarmee wordt bijgedragen aan een toekomstbestendige woningvoorraad.

In de woonvisie wordt aangegeven dat minimaal 1/3 deel van de ontwikkelingen binnen de gemeente uit sociale huurwoningen moeten bestaan. In voorliggend geval wordt hier ruim aan voldaan, doordat alle woningen in het sociale huursegment zitten.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de Woonvisie Gooise Meren.

3.3.4 Samen sneller Duurzaam Gooise Meren

De gemeente Gooise Meren streeft naar een toekomstbestendige en duurzame gemeente. De basis voor het bereiken van een toekomstbestendig Gooise Meren is samenwerken. Daarom heeft de gemeente op 31 mei en 1 juni 2017 het werkatelier Samen Sneller Duurzaam Gooise Meren georganiseerd. In twee dagen tijd is met inwoners, ondernemers, verenigingen, maatschappelijke organisaties, politici en ambtenaren de basis gelegd voor het actieplan Samen Sneller Duurzaam Gooise Meren. Het actieplan laat de uitdagingen zien: het creëren van een breed duurzaam bewustzijn bij iedereen die in Gooise Meren woont of werkt. Hierin zijn acht duurzaamheidsopgaven uitgewerkt: 

  • Alle gebouwen en woningen aangesloten op niet-fossiele energie
  • Slimmere en groenere mobiliteit
  • Een afvalloze samenleving
  • Gezond lokaal voedsel
  • Biodiversiteit als maat der dingen
  • Een waarderende economie
  • Duurzaam onderwijs
  • Samen duurzaam voor(t)leven

Relatie tot ontwikkeling

Binnen het project wordt aandacht besteed aan duurzaamheid. Er worden diverse duurzaamheidsmaatregelen getroffen, waarvan voor een aantal (denk aan alle bouwkundige duurzaamheidseisen) de nadere uitwerking plaats heeft buiten het kader van voorliggende ruimtelijke procedure en bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan bod komt. Op hoofdlijnen kunnen wel al enkele maatregelen omschreven worden. Zo wordt nieuwbouw conform de BENG-eisen gerealiseerd. Het bestaande gebouw is inmiddels al verduurzaamd en er is een installatie aangelegd waarop de nieuwbouw kan aansluiten met warmteterugwinning vanuit de MV. Dit kan de totale warmwatervoorziening inclusief die van de nieuwbouw voorzien. Verder zal ook rekening worden gehouden met de mogelijkheden voor natuurinclusief bouwen waarbij aandacht is voor gierzwaluw- en vleermuiskasten en biodiversiteit.

Klimaatadaptatie en verminderen van hittestress gebeurt door bijvoorbeeld het beperken van verharding, vasthouden van hemelwater, toepassen van zo veel mogelijk groen en bepalen van plekken met open verharding.

Conclusie

Het initiatief is in de lijn van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid.

3.3.5 Welstandsnota Gooise Meren

Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Doel van het welstandsbeleid is het welstandstoezicht helder, effectief en controleerbaar onder woorden te brengen. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van de welstandsnota van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.

Een van de belangrijkste pijlers onder de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Bussum.

De welstandscriteria bestaan uit objectcriteria voor veel voorkomende (kleine) bouwwerken en gebiedsgerichte welstandscriteria.

Relatie tot ontwikkeling

Voor de ontwikkeling van de nieuwbouw aan de Mezenlaan zijn de gebiedsgerichte criteria van toepassing. De planlocatie valt binnen het welstandsgebied "Rechte uitbreidingswijken (gebied 15)". Er geldt hier een 'gewoon' welstandsniveau, waarbij het beleid gericht is op het behoud en beheer van de samenhang van rijen en blokken. Nieuwbouw en wijzigingen moeten worden ingepast in de op herhaling gebaseerde opzet van de buurten. Hiervoor zijn diverse welstandscriteria opgesteld ten aanzien van de ligging, massa, architectonische uitwerking en materiaal en kleur. Het bouwplan zal bij de nadere uitwerking en omgevingsvergunningaanvraag moeten voldoen aan deze criteria. Bij de stedenbouwkundige opzet van voorliggend plan zijn deze criteria al meegenomen als uitgangspunt.

Conclusie

De nieuwbouw die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is qua massaliteit en stedenbouw in lijn met de criteria uit de Welstandsnota, bij de aanvraag omgevingsvergunning moeten de overige criteria ten aanzien van architectuur, materiaal en kleur in acht worden genomen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Erfgoedwet

De Erfgoedwet bevat de geldende wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is primair een gemeentelijke opgave. De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Dit volgt uit een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg. De Erfgoedwet is een voorloper op de Omgevingswet, welke naar verwachting in 2023 in werking treedt.

Archeologische Verwachtingen- en Beleidskaart gemeente Gooise Meren 2021

Vanuit het archeologisch beleid en reeds eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken volgt dat delen van de gemeente archeologisch waardevol kunnen zijn. Op basis van de verschillende (verwachtings-) waarden is de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. De verschillende verwachtingswaarden en de bijbehorende voorwaarden om binnen deze zone's te mogen bouwen, zijn vastgelegd in het paraplubestemmingsplan Archeologie Gooise Meren (vastgesteld op 21 december 2022).

Relatie tot ontwikkeling

De projectlocatie is op grond van het geldende bestemmingsplan (paraplubestemmingsplan Archeologie Gooise Meren) aangemerkt met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'.

Figuur 9: Uitsnede paraplubestemmingsplan Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0012.png"

Dit betekent dat deze gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Archeologisch onderzoek is nodig voor bouwplannen met een oppervlakte van meer dan 50 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 30 cm onder het maaiveld.

Met voorliggend project wordt meer dan 50 m2 aan oppervlak gebouwd en wordt waarschijnlijk dieper gegraven dan 30 cm. Dit betekent dat voor de aanvang van de werkzaamheden onderzocht moet zijn of archeologische waarden zich binnen het projectgebied bevinden. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zal te zijner tijd een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd om dit inzichtelijk te maken.

In voorliggend bestemmingsplan wordt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" overgenomen op de verbeelding en in Artikel 7 van de regels om te waarborgen dat dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag.

Conclusie

Hiermee staat het aspect archeologie de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.2 Bezonning

Op de locatie is de nieuwbouw gepland van een appartementengebouw met 36 appartementen, waarbij het gedeelte aan de Mezenlaan 4 bouwlagen en het gedeelte aan de Leeuweriklaan 3 bouwlagen hoog is. Ook wordt er een restaurant in de binnentuin toegevoegd. Met een bezonningsonderzoek is nagegaan wat het effect is van deze geplande nieuwbouw op de bezonningsduur ter plaatse van woningen rondom van het plangebied.

In de Nederlandse wetgeving zijn echter geen specifieke voorschriften opgenomen voor bezonning en ook de gemeente Gooise Meren heeft geen beleid op het gebied van bezonning en daarom geen sprake van een in Bussum geldende standaard. Dit betekent uiteraard niet dat het aspect bezonning bij dit soort binnenstedelijke ruimtelijke ontwikkelingen kan worden genegeerd. Om deze reden is er in het kader van dit bestemmingsplan een bezonningsonderzoek uitgevoerd door Woonwerk architecten, zie bijlage 1. Hierbij is er een vergelijking van de huidige bebouwing van de Mezenlaan 19 en de nieuwe toekomstige situatie gemaakt, zoals weergegeven in de onderstaande verbeeldingen op een aantal momenten in het jaar (maart, juni, september en december) op verschillende tijdstippen (resp. 9, 12 en 17 uur). Voor de volledigheid zijn deze situaties, zowel mét als zonder bomen, beschouwd.

Gezien de weinige hoeveelheid zonuren in december worden die momenten echter niet verder meegenomen in de vergelijking.

Om te beoordelen of sprake is van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken of de bezonningsduur verandert ten opzichte van de huidige situatie. De bebouwing van het woongebouw naast de huidige entree (hoek Mezenlaan/Leeuweriklaan) heeft – gezien haar bouwhoogte – de meeste impact op de bezonning. In de beoogde toekomstige situatie neemt de bezonningsduur door deze toevoeging van zowel bij de appartementen van het complex zelf (ochtend) als de appartementen aan de Leeuweriklaan (namiddag/avond) enigszins af. Het verschil met de huidige situatie is echter beperkt. Er is daarom geen sprake van een onaanvaardbare afname van bezonning.

Het toevoegen van het toekomstige restaurant in het binnenhof heeft minder effecten op de omliggende bebouwing, maar ook daarbij zullen enkele appartementen op de BG-verdieping van het bestaande complex een iets lagere bezonningsduur hebben. Het merendeel van de schaduw valt echter in de binnentuin en/of wordt veroorzaakt door de reeds aanwezige bebouwing. Het verschil met de huidige situatie is echter zeer beperkt. Er is daarom – ook bij deze toekomstige toevoeging - geen sprake van een onaanvaardbare afname van bezonning.

Conclusie

Het aspect bezonning staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.3 Bodem

Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.

De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.

Relatie tot ontwikkeling

De ontwikkeling omvat de realisatie van woningen. Woningen betreffen gevoelige functies in het kader van de Wbb, waarvan de gebruikers beschermd dienen te worden tegen onacceptabele verontreinigen in de bodem waarmee zij in aanraking kunnen komen. Ten behoeve van de planrealisatie is derhalve een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau Mos. De rapportage d.d. 17 juli 2023 is opgenomen in de bijlagen als bijlage 2. De resultaten worden hieronder samenvattend besproken.

Historisch bodemonderzoek

Op basis van de beschikbare informatie is het niet mogelijk om een uitspraak te doen over de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderhavige onderzoekslocatie. Voor een groot deel van de bodem zijn er geen bodemkwaliteitsgegevens bekend op de onderhavige locatie.

De bodem van de onderzoekslocatie wordt als verdacht beschouwd op het voorkomen van sterke verontreiniging. Bij voorgaande bodemonderzoeken in de nabije omgeving zijn sterke verontreinigingen met PAK in de grond aangetoond. Ook in zintuiglijk schone bodem zijn er sterke verontreinigingen aangetoond.

Op basis van de huidige gegevens zijn er geen concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbestverdachte materialen op het maaiveld of in de bodem van de locatie. Echter kan niet worden uitgesloten dat er mogelijk asbest aanwezig is. Indien er tijdens werkzaamheden op of in de bodem van de onderzoekslocatie gebroken of verweerde asbestverdachte materialen worden aangetroffen, wordt de bodem van de locatie als asbestverdacht beschouwd.

Op basis van onderhavig historisch onderzoek is er een bodemonderzoek noodzakelijk voor het huidige gebruik van de locatie. Voorafgaand aan eventuele nieuwbouw of herinrichting op de percelen waarbij werkzaamheden in of met de grond zijn voorzien, is het noodzakelijk om een verkennend bodemonderzoek uit te voeren om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie vast te stellen. Tevens wordt geadviseerd om bij het aantreffen van bijmengingen van puin in de bodem een verkennend onderzoek naar asbest in de bodem uit te voeren.

Dit verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd voordat dit bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Het aspect bodem vormt een voorwaarde voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie. Alhoelwel er geen tuinen worden gerealiseerd, is het voor de bouw van het nieuwbouwdeel nodig een verkennend bodemonderzoek uit te laten voeren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd en is voor de vaststelling van dit bestemmingsplan gereed.

Conclusie

Het aspect bodem staat de uitvoerbaarheid van dit bestemingsplan niet in de weg.

4.4 Cultuurhistorie

Erfgoedwet

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. In de Erfgoedwet is onder andere opgenomen hoe de rijksbeschermde collecties worden beheerd, hoe rijksbeschermd erfgoed wordt aangewezen en hoe het wordt beschermd.

Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Relatie tot ontwikkeling

De projectlocatie is geen rijks- of gemeentelijk monument en is ook niet gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht. Hiermee worden met voorliggende ontwikkeling geen cultuurhistorische waarden aangetast en staat dit aspect de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens vallen onder externe veiligheid. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Normen voor ondergrondse buisleidingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

  • Plaatsgebonden risico (PR): Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan 1 op de miljoen. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.
  • Groepsrisico (GR): Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers en is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een gedegen verantwoording, kan afwijken. Dit betreft de zogeheten verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.

Op Atlas Leefomgeving is de risicokaart te vinden waarop verschillende risicobronnen inclusief bijbehorende relevante gegevens zijn weergegeven. De risicokaart vormt een hulpmiddel bij het beoordelen van het aspect externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Relatie tot ontwikkeling

Op de risicokaart van Atlas Leefomgeving is te zien dat:

  • Het projectgebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting;
  • Het projectgebied niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen;
  • Het projectgebied wel ligt binnen het invloedsgebied van een nabij gelegen transportroute;
  • Het projectgebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Figuur 11: Uitsnede risicokaart Atlas Leefomgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0013.png"

De locatie bevindt zich binnen 200 m van de Rijksweg A1 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Inzicht in de externe veiligheidsrisico's is daarom nodig. In dit kader is door AVIV een onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid. De rapportage van 29 augustus 2023 is als bijlage 3 terug te vinden. De resultaten zijn hieronder weergegeven.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is vastgelegd in bijlage 1 van de regeling Basisnet. Voor de A1 op deze locatie geldt een aftand van 0 meter voor het PR-plafond. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.

Groepsrisico

Het groepsrisico is berekend en is kleiner dan de oriëntatiewaarde en neemt niet toe door de voorgenomen ontwikkeling. Daarom is een verdere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In de toelichting bij het besluit dient in elk geval in te worden gegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.

Plasbrandaandachtsgebied

Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is het gebied tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van (kwetsbare) objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De 30 m voor het PAG wordt gemeten vanaf de buitenste kantlijn van de rechterrijstrook. Voor de A1 ter hoogte van de ontwikkeling geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het plangebied ligt op 65 m van de snelweg en daarmee ruim buiten het PAG.

Verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de Amerikaweg/Boerhaavelaan moet op grond van artikel 7 van het Bevt in de toelichting van het bestemmingsplan worden in gegaan op:

  • 1. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp met gevaarlijke stoffen op de Amerikaweg/Boerhaavelaan, en;
  • 2. voor zover het plan of de vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op de weg een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet.


Scenario's brandbare gassen

Door een externe beschadiging van een tankwagen met GF3-stoffen (zoals propaan of LPG) kan de tank openscheuren waardoor de gehele inhoud aan brandbaar gas direct vrijkomt. Als dit direct ontsteekt ontstaat er een vuurbal en een drukgolf (zogenaamde koude BLEVE ). Als dit gas later ontsteekt ontstaat er een gaswolkexplosie of wolkbrand. Als een tankwagen met GF3 -stoffen betrokken raakt bij een brand kan na enige tijd de tank bezwijken waardoor de gehele inhoud aan brandbaar gas direct vrijkomt en ontsteekt (zogenaamde warme BLEVE). Als maatgevend scenario wordt voor wegen (vanwege de hogere kans) uitgegaan van een koude BLEVE. Bij dit scenario kunnen tot een afstand van 200 meter personen die buiten aanwezig zijn komen te overlijden door de optredende (kortdurende) warmtestraling. Het optreden van een koude BLEVE kan door de optredende kortdurende warmtestraling bij een klein gedeelte van de gebouwen in het plangebied (gebouwdelen binnen 200 meter van de weg) leiden tot gemiddelde schade aan gebouw (brandhaarden, vervorming van hout en kunststof, breuk dubbelglas) waarbij een deel van de aanwezige personen zal komen te overlijden of gewond zal raken. Bij de gebouwdelen op meer dan 200 meter afstand kan lichte schade aan de gebouwen optreden en vallen er geen slachtoffers.

Bestrijdbaarheid

Het optreden van een koude BLEVE is een snel scenario dat direct plaatsvindt. Voor dit scenario zijn er vanuit bestrijdbaarheidsperspectief geen mogelijkheden om dit scenario te voorkomen. Bij de dreiging van een warme BLEVE door brand rondom/nabij een tankwagen met brandbare gassen bestaat er voor de brandweer gedurende enige tijd de mogelijkheid om de tankwagen te koelen met water om een warme BLEVE te voorkomen. Hiertoe dienen voldoende bluswatervoorzieningen nabij de risicobron aanwezig te zijn.
Na het optreden van een koude of warme BLEVE kunnen in het plangebied branden ontstaan die door de brandweer kunnen worden geblust. Hierbij is het van belang dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Het plangebied is via de zuidzijde bereikbaar via de Nachtegaallaan en Mezenlaan, via de westzijde via de Ceintuurbaan, via de noordzijde via de Amersfoortsestraatweg en via de oostzijde via de Leeweriklaan. Er is sprake van voldoende bereikbaarheid.


Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten.


Mobiliteit van de aanwezigen

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe functies voorzien die specifiek gericht zijn op minder zelfredzame personen. De planvorming betreft de realisatie van 36 zelfstandige woningen. Uitgangspunt is dat de personen in de gebouwen zelfredzaam zullen zijn.


Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen

Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten.
Het optreden van een koude BLEVE is een snel scenario waarbij er geen tijd beschikbaar is om te kunnen vluchten. Bij het optreden van een warme BLEVE is voorafgaand in beginsel voldoende tijd aanwezig om de betreffende gebouwen te ontruimen. Indien bij een dreigende BLEVE door de hulpdiensten wordt besloten het gebied te ontruimen, is het van belang dat personen van de bron af kunnen vluchten. In geval van een calamiteit op de Rijksweg A1 kan via de Nachtegaallaan en Mezenlaan in zuidelijke richting worden gevlucht naar veilig gebied.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:

  • woningen;
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen;
  • verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven.

Relevante geluidbronnen in het kader van de Wet geluidhinder zijn wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Op het moment dat een van bovenstaande functies ontwikkeld wordt in de nabijheid van voornoemde geluidbronnen of binnen de zones daarvan, zal middels een geluidsonderzoek aangetoond moeten worden of er voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Daarnaast kan het als het gaat om bijvoorbeeld logiesruimtes (hotelkamers, recreatieve verblijven) wenselijk zijn om een goed en aangenaam binnenklimaat te kunnen waarborgen.

Relatie tot ontwikkeling

Wolf+Dikken adviseurs heeft in juli 2023 een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van wegverkeerslawaai ten behoeve van de te realiseren woningen. De rapportage is als bijlage 4 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.

De nieuw te bouwen woningen liggen binnen de zone van zowel binnenstedelijke wegen als een buitenstedelijke weg (Rijksweg A1). De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor nieuw te projecteren woningen binnen een zone van een bestaande weg bedraagt 48 dB. de maximaal te ontheffen waarde voor de hoogst toelaatbare geluidbelasting is 63 dB voor binnenstedelijke wegen en 53 dB voor buitenstedelijke wegen.

In het onderzoek zijn de volgende wegen opgenomen:

  • Rijksweg A1 (100 km/uur)
  • Ceintuurbaan en Amersfoortsestraatweg (50 km/uur)
  • Nachtegaallaan, mezenlaan en Leeuweriklaan (30km/uur): deze zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening meegenomen.

Op grond van de uitgevoerde berekeningen kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • de maximaal te ontheffen waarde wordt overschreden door het wegverkeer op de A1. Hierdoor dienen de noord- en oostgevel deels doof te worden uitgevoerd. het betreft hier de bovenste etage aan de noord- en oostgevel en een woning op de derde etage van de noordgevel, zoals aangegeven op onderstaand figuur (rood gearceerd) en bijlage 5 van het geluidsonderzoek (bijlage 4 van deze toelichting).

Figuur 12: overzicht dove gevels

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0015.png"

  • de hoogst optredende geluidbelasting wordt veroorzaakt door eht wegverkeer op de A1 en bedraagt 58 dB (ter plaatse van dove gevels) en 63 dB (ter plaatse van niet-dove gevels) na aftrek van 5 dB conform art. 110g Wgh;
  • de hoogst optredende gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van alle wegen bedraagt 62 dB (ter plaatse van dove gevels) en 59 dB (ter plaatse van niet-dove gevels), excl. aftrek art. 110g Wgh.

Op grond van aanvullend uitgevoerd onderzoek is gebleken dat het trefen van maatregelen ter verlaging van de geluidbelastingen niet doeltreffend is en stuit op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard. Aangezien de gemeente Gooise Meren niet beschikt over een hogere waardebeleid, zijn geen aanvullende voorwaarden gesteld voor het verlenen van hogere grenswaarden. Het bovenstaande in acht nemende, wordt aanbevolen om Burgemeester en wethouders te verzoeken een hogere grenswaarde aan de gevels van woningen met een geluidbelasting welke hoger is dan 48 dB vast te stellen. In onderstaande tabel is aangegeven voor hoeveel woningen dit geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0016.png"

Nader onderzoek

Wolf + Dikken heeft een aanvulling gemaakt op het bovenstaande onderzoek. Doel van deze aanvulling is het voorschrijven van geluidwerende maatregelen welke in een dove gevel kunnen worden toegepast. Deze notitie is als bijlage 5 terug te vinden.

Vanwege de hoogte van de geluidbelastingen mogen in een dove gevel in principe geen te openen delen aanwezig zijn. Met onderstaande gevelmaatregelen kan de geluidbelasting ter plaatse van de te openen delen op of onder de maximale ontheffingswaarde worden gebracht, waardoor te openen delen mogelijk zijn. Door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek is aangegeven dat dergelijke maatregelen mogen worden toegepast. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • toepassen verdiepingshoge loggia
  • toepassen Harbour Fenster (dubbele kozijnconstructie)
  • toepassen Hafencity-Fenster (dubbele kozijnconstructie)
  • toepassen SilentAir-gevelscherm (glasplaat)
  • toepassen Duco Acoustic Panel (geluiddempende lamellenconstructie)

Met de genoemde oplossingen kan de geluidbelasting ter plaatse van de te openen delen in de dove gevels worden verlaagd naar 53 dB en, afhankelijk van de gekozen oplossing, zelfs tot onder de voorkeursgrenswaarde (48 dB) worden gebracht.

Voorwaardelijke verplichting

In de regels vastgelegd dat de nieuwbouw voorzien moet worden van dove gevels. Indien aangetoond is dat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden kan voor delen van de toekomstige gevels vergunning worden verleend hier geen dove gevel te realiseren. Verder is vastgelegd dat een binnenwaarde van 33 dB vereist is.

Conclusie

Het aspect geluid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg: er zijn wel dove gevels nodig, maar er is ook aangetoond dat middels maatregelen de geluidsbelasting omlaag kan worden gebracht en een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

Omgevingswet

De onderzoeken van Wolf+Dikken is gebaseerd op de eisen en randvoorwaarden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. Per 1 januari 2024 gaat de Omgevingswet in. De Wet geluidhinder en de huidige rekenregels komen dan te vervallen. De beoordelingsmethodiek zal dan op basis van de Omgevingswet en de daaronder vallende Algemene Maatregelen van Bestuur plaats vinden. De belangrijkste instructieregels vallen dan onder het Besluit kwaliteit leefomgeving, maar het is tevens mogelijk dat het overgangsrecht van toepassing is. Indien het bouwplan niet onder het regime van de Wet geluidhinder valt (maar de Omgevingswet van toepassing is), heeft dit mogelijk gevolgen voor de in dit rapport omschreven voorzieningen en oplossingen (zoals de dove gevels). Dit dient in dat geval nader onderzocht te worden middels een akoestisch onderzoek conform de dan geldende regelgeving en rekenregels. In de voorwaardelijke verplichting is overigens ook een verwijzing gemaakt naar de toekomstige regelgeving.

4.7 Kabels en leidingen

Voor sommige kabels en leidingen is het belangrijk deze op te nemen in het bestemmingsplan. Het gaat dan niet om de algemene nutsleidingen, maar om de leidingen waarbij bijvoorbeeld een veiligheidszone geldt of leidingen die een risico zijn als ze bij werkzaamheden geraakt worden. Bepaalde leidingen moeten vanuit regelgeving of rijksbeleid in een bestemmingsplan worden opgenomen. Dit is het geval bij bovengrondse hoogspanningslijnen en buisleidingen. Bij andere leidingen bepaald bevoegd gezag of dit wenselijk is, dit is bijvoorbeeld steeds vaker het geval bij ondergrondse hoogspanningsverbindingen. Dergelijke leidingen kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van de omgeving. De (planologische relevante) leidingen dienen als zodanig te worden bestemd en daarbij dient de afstand die moet worden vrijgehouden van bebouwing ter bescherming van de leiding, te worden aangeduid. Dit betreft de zogeheten beschermingszone.

Naast planologisch relevante leidingen kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die planologisch niet relevant zijn, maar waar met de beheerder van de kabels en leidingen afstemming dient plaats te vinden over het beschermen dan wel verleggen van in en nabij een ontwikkellocatie gelegen kabels en leidingen.

Buisleidingen
Voor buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van belang. Binnen het toepassingsbereik van het Bevb vallen:

  • buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer.
  • buisleidingen voor brandbare stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer.
  • buisleidingen voor vergiftige stoffen.
  • buisleidingen voor specifieke stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer.

Voor de realisatie van een buisleiding of een kwetsbaar object dient voldaan te worden aan de grenswaarde voor het PR, terwijl het GR verantwoord moet worden.

Bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoogspanningsverbindingen
Bij transport van stroom door een hoogspanningsverbinding ontstaat een magneetveld. De sterkte ervan hangt vooral af van de hoeveelheid stroom die wordt vervoerd en van de afstand tot de verbinding. Over de mogelijk nadelige gevolgen van deze velden voor de gezondheid bestaat onduidelijkheid. Onduidelijk zijn vooral de langetermijneffecten van blootstelling aan de veldsterkte die optreedt in woningen die zich in de buurt van het hoogspanningsnet bevinden.

Sinds 2005 adviseert de Nederlandse rijksoverheid een voorzorgsprincipe voor bovengrondse hoogspanningslijnen. Bij de planning van nieuwe woningen, scholen en kinderopvangplaatsen is het advies zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen langdurig blootgesteld worden aan magneetvelden die gemiddeld over een jaar sterker zijn dan 0,4 microtesla. De aanleiding hiervoor is dat epidemiologisch onderzoek laat zien dat kinderen in de leeftijd tot 15 jaar, die bij bovengrondse hoogspanningslijnen wonen, mogelijk een verhoogde kans hebben leukemie. Deze mogelijk verhoogde kans zou zich voordoen bij langdurige blootstelling aan een veldsterkte van meer dan 0,4 microtesla. Of de velden leukemie veroorzaken en hoe dan, is onbekend. Voor leukemie bij kinderen tot 15 jaar geldt dat er wel een statistisch verband op wordt gevonden met de afstand tot een hoogspanningslijn en, daarvan afgeleid, met de hoogte van het magneetveld. Er is echter geen verklaring voor die samenhang. De oorzaak kan het magneetveld zijn, iets anders dat met afstand tot een hoogspanningslijn samenhangt of toeval.

De GGD heeft het Rijksadvies verbreed naar alle situaties waar het veld de jaargemiddelde waarde van 0,4 microtesla overschrijdt. Verder oordeelde de bestuursrechter in 2017 dat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het beleidsadvies over bovengrondse hoogspanningslijnen, in beginsel ook voor ondergrondse hoogspanningskabels van toepassing zijn. Zowel de Commissie mer als de Gezondheidsraad hebben dit advies overgenomen, waardoor het voorzorgsprincipe voor bovengrondse hoogspanningslijnen ook van toepassen is op ondergrondse kabels, transformatorhuisjes, wijkverdeelstations en andere bronnen van langdurige blootstelling aan magneetvelden uit het elektriciteitsnetwerk.

Relatie tot ontwikkeling

Rondom de projectlocatie is op 830 meter een buisleiding gelegen. De buisleiding heeft een diameter van 219 en is 4000 kPa. Uit het Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen is op te maken dat de 1%-letaliteitsgrens 95 meter is voor dit type leiding. De beoogde ontwikkeling ligt op 830 meter van de buisleiding waardoor deze geen risico vormt voor de ontwikkeling.

Figuur 13: Dichtstbijzijnde buisleiding bij de projectlocatie (bron: Atlas Leefomgeving).

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0017.png"

Daarnaast is op een afstand van circa 620 meter van de projectlocatie een hoogspanningslijn gelegen. De lijn heeft een spanning van 50 kV. De afstand tot de projectlocatie is dusdanig groot dat er een sprake is van een belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Figuur 14: Dichtstbijzijnde hoogspanningslijn (bron: HoogspanningsNet Netkaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0018.png"

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).

In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project niet in betekenende mate bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

De definitie van 'niet in betekenende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling NIBM uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

Relatie tot ontwikkeling

In onderhavig geval is sprake van een ontwikkeling van 36 woningen. Op basis van bovenstaande voorbeelden mag geconcludeerd worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt.

Voor de volledigheid is op basis van de berekende verkeersgeneratie van de toe te voegen woningen (zie paragraaf 4.12) de NIBM-rekentool gebruikt. Op basis daarvan kan eveneens geconcludeerd worden dat de grenswaarde van 3% niet wordt overschreden en de ontwikkeling daarmee niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een luchtkwaliteitsonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Figuur 15: NIBM-rekentool (geraadpleegd op 30 augustus 2023).

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0019.png"

In aanvulling op het bovenstaande wordt opgemerkt dat binnen de ontwikkeling geen gevoelige bestemmingen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk worden gemaakt. Ook om deze reden is een aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een goed woon- en leefklimaat te worden gewaarborgd. Op basis van de NSL Monitoringstool kan worden beoordeeld wat de totale concentratie is ter plaatse van een specifiek rekenpunt. De totale concentratie bestaat uit de achtergrondconcentratie (op basis van de GCN-kaart) en de lokale bijdrage (van lokale bronnen, op basis van data over o.a. verkeersgegevens). Aan de hand daarvan kan worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de projectlocatie. De grenswaarden voor toetsing van deze concentraties zijn: 40 µg/m3 voor stikstofdioxide NO2, 40 µg/m3 voor fijnstof PM10 en 25 µg/m3 voor fijnstof PM2,5.

Onderstaande tabel toont de totale concentraties ter plaatse van het dichtstbijzijnde rekenpunt nabij de projectlocatie (geraadpleegd via NSL Monitoringstool op 18 oktober 2022) met bijbehorende grenswaarden.

Figuur 16: Totale concentraties van stikstofdioxide en fijnstof in nabijheid van de projectlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0020.png"

Uit de tabel blijkt dat de grenswaarden ter plaatse van de projectlocatie, van zowel fijnstof als stikstofdioxide, niet worden overschreden. De maximale bijdrage van het extra verkeer als gevolg van de beoogde ontwikkeling, is niet van zodanige omvang dat een overschrijding van de grenswaarden hierdoor te verwachten is.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.9 Milieueffectrapportage

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt alsnog een m.e.r.-plicht.

In bijlage D worden in kolom 2 drempelwaarden gegeven. Indien een ontwikkeling boven de drempelwaarden uitkomt, geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Op het moment dat een ontwikkeling genoemd staat in bijlage D, maar onder de drempelwaarden valt, dient te worden beoordeeld of sprake kan zijn van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze beoordeling vindt plaats middels de zogeheten 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Sinds 16 mei 2017 dient het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen teneinde vast te stellen of voor een ruimtelijke ontwikkeling kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hiertoe dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Dit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU.

Relatie tot ontwikkeling

De ontwikkeling omvat de realisatie van 36 woningen. Een dergelijke ontwikkeling kan worden getypeerd als stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. Een stedelijk ontwikkelingsproject staat genoemd in bijlage D, onderdeel D11.2 en is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Onderhavige ontwikkeling valt daarmee ruim onder de drempelwaarden. Er geldt geen directe m.e.r.-beoordelingsplicht, een vormvrije m.e.r.-beoordeling is wel noodzakelijk. Indien hieruit blijkt dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet kunnen worden uitgesloten, geldt alsnog een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Ten behoeve van de ontwikkeling is een aanmeldnotitie opgesteld. De aanmeldnotitie met daarin opgenomen de vormvrije m.e.r.-beoordeling is als bijlage 6 terug te vinden. Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van de 36 woningen geen significant negatieve milieueffecten met zich meebrengt. Een nadere m.e.r.-beoordeling of planmer is niet noodzakelijk. Op basis van de aanmeldnotitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit.

4.10 Milieuzonering

Milieuzonering is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties en beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt. Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen, is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. Door toepassing te geven aan deze handreiking wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat die bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt.

In de handreiking zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. De richtafstand geldt vanaf de grens van de inrichting tot de bestemmingsgrens van omliggende woningen en betreft nadrukkelijk een leidraad en geen norm. Indien goed gemotiveerd en onderbouwd door middel van relevant milieutechnisch onderzoek, kan ervoor worden gekozen van de richtafstand af te wijken.

Figuur 17: Richtafstanden bedrijven en milieuzonering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0021.png"
De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In gemengd gebied komen direct naast woningen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor.

Relatie tot ontwikkeling

De projectlocatie kent de bestemming 'Maatschappelijk' en 'Tuin'. Omliggende bestemmingen betreffen overwegend 'Wonen'. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat sprake is van een rustige woonwijk.

De nieuwe woningen worden aansluitend aan het bestaande woonzorgcentrum gerealiseerd en gaan onderdeel uitmaken van het complex. Het dichtstbijzijnde bedrijf, een defensiegebied, is gelegen op 300 meter afstand. Defensie-inrichtingen zijn milieucategorie 4.1. In een rustige woonwijk geld voor deze inrichting een richtafstand van 200 meter. De afstand is groter dan 200 meter waardoor de inrichting buiten de richtafstand van de projectlocatie is gelegen.

Onderdeel van dit plan is de verplaatsing van het bestaande restaurant. dit betreft een ondergeschikte functie van het woonzorgcomplex. Een restaurant is aan te merken als categorie 1 bedrijf (sbi-2008: 561) en kent een richtafstand van 10 meter. Het restaurant is op ruim 11 meter afstand gelegen van de nieuw te bouwen woningen en valt daarmee buiten de richtafstand. Dit in combinatie met het feit dat het hier om een ondergeschikte functie gaat en het restaurant ook moet voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit, geeft aan dat aan een goed woon- en leefmilieu kan worden voldaan.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.11 Natuur

Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

Wet natuurbescherming

Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.

Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten optreden in Natura 2000-gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Voorheen gold hier de regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voor, maar naar aanleiding een tweetal belangrijke uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (mei 2019) is deze regeling komen te vervallen. Als gevolg hiervan dient in Nederland voor elk project een stikstofdepositieberekening uitgevoerd te worden. Wanneer uit de rekenresultaten een hogere depositie dan 0,00 mol/ha/jaar, kan al sprake zijn van een significant negatief effect.

Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'. Afhankelijk van de provincie kan dit ook gelden voor projectgebieden in de nabijheid van het NNN.

Relatie tot ontwikkeling

Ten behoeve van de ontwikkeling is door E.C.O. Logisch een quickscan uitgevoerd naar de effecten op beschermde soorten en gebieden. De rapportage van 16 augustus 2023 is bijgevoegd als bijlage 7. De resultaten worden in deze paragraaf per onderdeel beschreven.

Soortenbescherming

In de bebouwing van het projectgebied is een verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis bekend. De groenstructuren in het projectgebied dienen als foerageergebied voor vleermuizen. In de omgeving van het projectgebied zijn genoeg alternatieve foerageergebieden aanwezig. Daarnaast is in het projectgebied een verblijfplaats van de eekhoorn bekend. Deze verblijfplaats valt buiten de invloedsfeer van de geplande werkzaamheden. In het projectgebied kunnen algemene zoogdieren en broedvogels voorkomen. Andere beschermde soorten worden wegens het ontbreken van potentieel habitat niet verwacht voor te komen.

In de bebouwing in het projectgebied was een zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis bekend. Er zijn mitigerende maatregelingen genomen waardoor aanwezigheid kan worden uitgesloten. Voor de vernietiging van de verblijfplaats is een ontheffing van de Wet natuurbescherming is verleend en geldig tot en met 31 december 2024.

Het is aan te bevelen de werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels (globaal maart – augustus) plaats te laten vinden. De vermelde periode is niet leidend, elk broedgeval is beschermd. Ook broedgevallen buiten deze periode mogen niet verstoord worden. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen plaats moeten vinden dient een aanvullende inspectie op broedvogels door een ecoloog te worden uitgevoerd om overtredingen te voorkomen.

Tijdens grondverzet kunnen er mogelijk individuen van de algemene zoogdieren worden gedood. Hiervoor geldt een meldplicht bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, omdat er gebruik wordt gemaakt van de provinciale vrijstelling.

Er vinden kapwerkzaamheden plaats. Het projectgebied bevindt zich binnen de grenzen van de bebouwde kom. Zodoende is toetsing aan de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van houtopstanden niet noodzakelijk.

Gebiedsbescherming

Het projectgebied bevindt zich niet in de nabijheid van beschermde natuur. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden en delen van het NNN bevinden zich op voldoende afstand van het projectgebied om directe effecten uit te sluiten.

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen wel een toename in stikstofemissie tot gevolg hebben. Met de geplandeontwikkeling in het projectgebied is een toename in emissie van stikstof te verwachten. Mogelijk kan deze stikstofemissie een meetbaar effect hebben op omliggende Natura 2000-gebieden. Om de hoeveelheid te bepalen is een berekening van de stikstofdepositie vereist middels de AERIUS-Calculator waarmee de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden kan worden berekend. Deze berekening is door Hedgehog Company B.V. uitgevoerd in oktober 2023. Dit onderzoek is tevens als bijlage 8 terug te vinden. Het onderzoek is uitgevoerd voor zowel de aanleg- als beoogde gebruiksfase.

Figuur 18: Nabijgelegen Natura 2000-gebieden (bron: Hedgehoc, september 2023).

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0022.png"

Het projecteffect bedraagt in alle scenario's (gebruiks- en aanlegfase) op alle rekenpunten in omliggende Natura 2000-gebieden ten hoogste 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projectbijdrage treden geen significant negatieve effecten op binnen de omliggende Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.12 Verkeer en parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen verkeer- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan. De genoemde verkeersaspecten worden hierna achtereenvolgens behandeld.

Relatie tot ontwikkeling

Auto

De gemeente Gooise Meren heeft op 3 april 2019 het paraplubestemmingsplan “Parkeernormen Gooise Meren” vastgesteld. Met het verdwijnen van de grondslag voor het toetsen aan stedenbouwkundige aspecten in de gemeentelijke bouwverordeningen, is het wenselijk op een andere wijze te voorzien in een toetsingskader voor parkeren. Met het parapluplan wordt voor het grootste gedeelte van het gemeentelijke grondgebied voorzien in een kader waaraan ontwikkelingen kunnen worden getoetst op parkeeraspecten. Bijlage bij dit parapluplan is de Richtlijn voor parkeernormen, vastgesteld op 19 februari 2019 waarin de parkeernormen voor de gemeente Gooise Meren in aangegeven zijn. Inmiddels heeft de gemeente Gooise Meren op 18 juli 2023 deze nota geactualiseerd.

Stedelijkheidsgraad

Als de gemeente Gooise Meren wordt vergeleken met andere gemeenten, komt de kwalificatie 'matig stedelijk' het beste overeen met het voorzieningenniveau, de bereikbaarheid per openbaar vervoer en autobezit in de gemeente. Dit sluit bovendien aan bij het parkeerbeleid van de voormalige gemeenten Naarden en Bussum. Als uitgegaan wordt van 'matig stedelijk gebied' is het voor Naarden en Bussum reëel om de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers als uitgangspunt te hanteren voor de gemeentelijke parkeernormen. De locatie valt binnen zone C 'rest bebouwde kom'.

Parkeernorm en parkeerbehoefte

De woningen zullen sociale huurwoningen zijn speciaal voor ouderen (65+). Op basis van de stedelijkheidsgraad en rest bebouwde kom bedraagt de parkeernorm per woning 1,4 parkeerplaats, waarvan 0,3 het aandeel voor bezoekers is (dus 1,1 voor de bewoner en 0,3 voor bezoek). Opgemerkt moet worden dat dit de norm betrof van het voormalige richtlijn voor parkeren uit 2019. De huidige norm op basis van de nieuw vastgestelde parkeernormen uit juli 2023 betreft 1,0 parkeerplaats per woning. Vanwege de geruime tijd dat deze ontwikkeling met de buurt wordt besproken, wordt in voorliggend plan nog steeds gerekend met de ' oude' parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning.

In totaal zullen er 36 woningen worden gerealiseerd. Voor 36 woningen dienen er dan 36 x 1,4 = 50,4 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Hiervan zijn er dan 36 x 1,1= 39,6 voor de bewoners en 36 x 0,3= 10,8 voor bezoek. Dit betreft de normatieve behoefte.

Aangezien met het plan zowel bewoners als bezoekers van de parkeerplaatsen gebruik kunnen maken, is sprake van dubbelgebruik. Op basis van het gemeentelijke beleid wordt dubbelgebruik berekend volgends de methodiek van CROW-publicatie 318. Hierbij worden aanwezigheidspercentages gebruikt die in onderstaande tabel voor de bewoners en bezoekers is aangegeven. De werkdag avond is maatgevend met 90% van de bewoners aanwezig en 80% van de bezoekers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0024.png"

Op basis van dubbelgebruik en het maatgevend moment op de werkdagavond is er een gewogen behoefte van in totaal 44 parkeerplaatsen voor de realisatie van 36 woningen. In het plan worden ook 42 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. Dit betekent dat er op het maatgevende moment nog een tekort is van twee parkeerplaatsen. Op alle andere momenten is er met de realisatie van 42 parkeerplaatsen meer dan voldoende ruimte. De twee parkeerplaatsen kunnen gevonden worden op het eigen terrein.

Onderzoek parkeerdruk openbare ruimte

In november 2022 heeft Datacount een parkeeronderzoek uitgevoerd om de parkeerdruk rondom de te ontwikkelen locatie inzichtelijk te maken. Dit onderzoek is terug te vinden als bijlage 9. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de nota parkeernormen 2019 van de gemeente Gooise Meren. Hierin is aangegeven dat het te bemeten gebied dient te bestaan uit een gebied op een loopafstand van 100 meter en – facultatief - 250 meter vanaf de Mezenlaan 19 te Bussum.

Een parkeerdrukonderzoek bestaat altijd uit twee delen. Een capaciteitsmeting waarbij bepaald wordt hoeveel auto's er volgens landelijke richtlijnen van het CROW kunnen parkeren. Daarna zullen er maatgevende momenten zijn waarop het aantal daadwerkelijk geparkeerde voertuigen inzichtelijk gemaakt wordt. Dit is gebeurd op de volgende momenten: dinsdag 22 november tussen 19u en 21u, donderdag 24 november tussen 19u en 21u en zondag 27 november tussen 14u en 16u. Om aan de hand van de resultaten te kunnen bepalen of er nog voldoende plek in de openbare ruimte overblijft wanneer een ontwikkeling voor extra parkeervraag zorgt, gebruiken gemeenten rekenmodellen. Voor de gemeente Gooise Meren betekent dit dat met de toevoeging van fictieve nieuwe voertuigen, die de nieuwe ontwikkeling met zich meebrengt, de parkeerdruk niet boven de 85% uit mag komen. Op deze manier blijft er voldoende vrije ruimte voor zoekverkeer en stroopt het doorgaande verkeer niet op omdat er voertuigen rondjes rijden op zoek naar parkeergelegenheid. Het aantal parkeerplaatsen wat vrij blijft om onder de 85% te blijven, is de restcapaciteit.

Om tot een uiteindelijke parkeerdruk te kunnen komen, dient de aangetroffen bezetting gedeeld te worden op de capaciteit die in het gebied aanwezig is. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de parkeerdruk en de corresponderende restcapaciteit in het meetgebied van 100 meter loopafstand:

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0025.png"

Wanneer hetzelfde wordt gedaan voor het volledige meetgebied, dus 250 meter loopafstand geeft dat de volgende resultaten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0026.png"

De maatgevende momenten die door de gemeente Gooise Meren aangegeven waren, was er eigenlijk slechts een: de werkdagavond. Deze is met de dinsdag en donderdag tweemaal gemeten. De zondag is extra uitgevoerd omdat dit voor de buurt een druk moment is met bezoekers voor de bewoners van De Gooise Warande.

Op beide maatgevende momenten is voldoende plek in de omgeving om de extra parkeerdruk die de ontwikkeling aan de Mezenlaan 19 geeft op te vangen. Daarbij wordt nogmaals gesteld dat de extra parkeerrbehoefte in beginsel al op eigen terrein wordt opgevangen.

Fiets

Naast het voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor de auto dient ook te worden voorzien in genoeg stallingsruimte voor de fiets. In het nieuw te bouwen gebouw wordt op de begane grond een ruimte gereserveerd voor de realisatie van een gezamenlijke fietsenberging.

Verkeersgeneratie

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is de publicatie 381 geraadpleegd. Hierbij hebben de volgende invoergegevens als uitgangspunt gediend: hoofdgroep wonen – rest bebouwde kom Bussum – matig stedelijk.

  • 36 x (sociale)huur appartement;

De verkeersgeneratie per woning voor de beoogde ontwikkeling is op basis van de CROW-publicatie 381 4 motorvoertuigen per etmaal: 36 woningen x 4,0 = 144 motorvoertuigen per etmaal. .

De gezamenlijke ruimtes bij het restaurant worden gebruikt door de bewoners, en genereren daarmee geen extra verkeersbewegingen. Het restaurant is op dit moment al aanwezig, dus de verkeersaantrekkende wreking van het restaurant (personeel en aan-/afleveren goederen) is op dit moment al aanwezig en leidt niet tot extra verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie. Netto gaat het dus enkel om de verkeerstoename door de toe te voegen woningen.

Ontsluiting

De ontsluiting van de projectlocatie vindt plaats via de Leeuweriklaan, door naar de Amersfoortsestraatweg. Welke in verbinding staat met de A1. Het is niet de verwachting dat de toename van 144 verkeersbewegingen per etmaal door de doelgroep senioren (65+) niet leidt tot een ontwrichting van de bestaande wegenstructuur.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.13 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is het doorlopen van de watertoets verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is, om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.

 Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: 

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod. 

Nationaal Water Programma

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Water Programma vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Water Programma geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Water Programma richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2022-2027 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

 

Regionaal Waterprogramma Noord-Holland 2022-2027

Op 31 januari 2022 werd het Regionaal Waterprogramma Noord-Holland 2022-2027 vastgesteld door Provinciale Staten. Met dit programma wordt invulling gegeven aan het waterbeleid in Omgevingsvisie NH 2050 voor zover het uitvoering van Europese richtlijnen over water betreft. Een goede waterkwaliteit, duurzaam voorraadbeheer en bescherming tegen overstroming zijn de centrale elementen van het programma. Voor de deelprogramma's oppervlaktewater, grondwater en overstromingsrisico's is uitgewerkt welke doelen de provincie wil bereiken en hoe hieraan een bijdrage wordt geleverd met een breed pakket aan maatregelen. Daarbij wordt extra aandacht besteed aan natuurgebieden, drinkwaterwinningen en zwemwateren, die volgens Europese richtlijnen worden beschermd vanwege de specifieke eisen die hier gelden.

 

Waterbeheerprogramma 2022-2027

Op 17 maart 2022 is het waterbeheerprogramma (WBP) van waterschap Amstel, Gooi en Vecht vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende vijf programma’s:

- Waterveiligheid: Het programma ‘Waterveiligheid’ draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit het primaire en het regionale watersysteem.

- Voldoende water: Het programma ‘Voldoende water’ draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar.

- Gezond water: Het waterschap let op bij de hoeveelheid (goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte); en op de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch). Het bevorderen van biodiversiteit is ook aan de orde.

- Gezuiverd Water: In het programma ‘Gezuiverd Water’ speelt het zuiveren van afvalwater en een circulaire economie een centrale rol.

- Genieten van water: het watererfgoed en het vaarwegennet zijn onderhouden, toegankelijk en veilig. Natuur en waterrecreatie zijn in balans met elkaar.

Deze programma’s zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen en maatregelen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; verordening, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

Watergebiedsplan

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft naast haar Waterbeheerplan voor verschillende gebieden aparte Watergebiedsplannen opgesteld met als doel gebiedsgerichte maatregelen te formuleren om het watersysteem te verbeteren. Daarvoor is zowel het grond- als oppervlaktewater kwalitatief en kwantitatief in beeld gebracht. Tevens is de ecologische toestand onderzocht met het oog op het behalen van de Kaderrichtlijn Water doelen. Het hoofddoel van het watergebiedsplan is het nemen van een peilbesluit voor de polders in het watergebiedsplan.

 

Het watergebiedsplan focust op de volgende aandachtsgebieden:

  • een peilbesluit voor de polders in het watergebiedsplan;
  • de kans op wateroverlastsituaties en eventuele maatregelen;
  • de waterkwaliteit in het hele gebied en maatregelen voor de korte en lange termijn om de KRW doelen te halen;
  • actualiseren van de legger;
  • gebiedsgerichte maatregelen van reguliere waterschapstaken. 

Keur 2019

Het projectgebied valt binnen het waterschap Amstel, Gooi, Vecht. Binnen dit waterschap is de Keur 2019 van kracht, dit is de opvolger van de Keur 2017. De Keur is één van de instrumenten van beheer die de waterbeheerder ter beschikking staat om de doelstellingen van waterbeheer te behalen. De drie hoofddoelstellingen die vanuit de Waterwet zijn aangegeven zijn: 

  • voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste;
  • beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  • vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen. 

Gemeentelijk beleid

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2023-2026 beschrijft de ambities en plannen van de gemeente op het vlak van afvalwater, hemelwater en grondwater in de bebouwde omgeving. Rioleringszorg is een belangrijke en complexe taak van de gemeente waarbij de gemeente een grote verantwoordelijkheid draagt. Met name op het gebied van volksgezondheid.

In het plan is extra aandacht voor de afvoer van hemelwater, met nadruk op het benutten van schoon hemelwater voor de lokale waterhuishouding.

Gooise Meren wil een veilige en schone leefomgeving bieden aan haar inwoners, rekening houdend met duurzaamheid en anticiperend op klimaatverandering (adaptatie). Daarnaast streeft zij ernaar voor én samen met de inwoners te werken. Dat wil zeggen dat de afstand klein is en participatie en communicatie van/met de inwoners, verenigingen en het bedrijfsleven belangrijk zijn.

De volgende thema’s spelen daarin een belangrijke rol:

  • Veilig en gezond: zorgen voor een veilige en gezonde leefomgeving door afvoeren van (huishoudelijk) afvalwater en rekening houden met het veranderende klimaat;
  • Klimaatbestendig: inrichten van de openbare ruimte op een klimaatbestendige wijze, o.a. door het vasthouden van water, infiltratie, zichtbaar houden van oppervlaktewater, tegengaan hittestress. Dit volgens de voorkeursvolgorde 'vasthouden-bergen-afvoeren';
  • Robuust en duurzaam: zorgen voor een robuust en duurzaam rioolstelsel;
  • Samen (communicatie, bewustwording, participatie).

 

Relatie tot ontwikkeling

Bodem en grondwater

De verwachte grondwaterstand in het gebied ligt naar verwachting tussen 0 en +1 m NAP. Hiermee ligt deze meer dan 10 m onder het maaiveld, wat maakt dat de locatie geschikt is voor het infiltreren van hemelwater.

Waterkwaliteit

Bij de totstandkoming van het project worden uitloogbare materialen, zoals lood, koper en zink, zo veel mogelijk vermeden / niet toegepast, zodat schoon hemelwater hier niet mee in aanraking kan komen. Zo heeft de ontwikkeling geen negatief effect op de (grond)waterkwaliteit ter plaatse.

Waterkwantiteit

Het aanbrengen van meer dan 1.000 m2 verhard oppervlak binnen stedelijk gebied is vergunningsplichtig op grond van de Keur AGV 2019. Ook als de toename van verhard oppervlak <1.000 m2 is er nog een zorgplicht. De uitvoerende partij moet voorkomen dat de waterhuishouding er niet op achteruit gaat door het wijzigen van de huidige situatie.

Het doel is om 36 seniorenwoningen (65+) toe te voegen aan de projectlocatie. De woningen worden gerealiseerd op de plek aan de oostzijde waar nu het restaurant zich bevindt. Het restaurant wordt verplaatst naar de binnentuin van het complex. Ten behoeve van de woningen worden tevens extra parkeerplaatsen aangelegd. De parkeerplaatsen worden uitgevoerd in halfverharding en daarnaast wordt een waterpartij gerealiseerd die als opvangbuffer kan dienen.

In de huidige situatie wordt de verharding op het perceel gevormd door de gebouwen die er staan, de parkeervakken en toegangswegen en de voetpaden in de tuin.

Figuur 19: Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0027.png"

Figuur 20: Nieuwe situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0028.png"

In voorliggend project wordt meer verharding aangelegd dan in de huidige situatie: er wordt meer oppervlakte aan gebouwen gerealiseerd door de verplaatsing van het restaurant en de realisatie van de nieuwe 36 woningen. Hieronder is een overzicht te vinden van de bestaande situatie en nieuwe situatie op basis van bovenstaande figuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0029.png"

Dit betekent het volgende voor de verhardingstoename:

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0030.png"

In totaal wordt er dus feitelijk 1.600 m2 aan verharding toegevoegd. Opgemerkt moet worden dat de verharding tbv het parkeren als halfverharding wordt uitgevoerd, maar hier wel als volledige verharding is meegenomen. Aangezien het totale aantal m2 verharding boven de 1.000 m2 komt, is dit op basis van de Keur vergunningplichtig. Middels deze watertoets is dit plan voorgelegd aan het waterschap om de wijze waarop deze vergunning straks aangevraagd moet worden en wat de voorwaarden hiervoor zijn voor te bespreken.

Planologische mogelijkheden

Het geldende bestemmingsplan speelt ook een rol bij het bepalen van het toegestane aantal vierkante meters verharding. In voorliggend plan is het projectgebied als volgt bestemd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0381.BPBMezenlaan19-on01_0031.png"

De bestemming Maatschappelijk mag volledig bebouwd worden, de bestemming Verkeer (grijs vlak aan de noordwestzijde) is bestemd voor verharding en de bestemming Tuin mag ingericht worden met paden en opritten naar parkeerplaatsen en gebouwen. Er geldt geen beperking voor het verharden van de bestemming Tuin. Planologisch gezien is er op basis van het bestemmingsplan dus nu al veel meer verharding mogelijk dan aanwezig is en kan gesteld worden dat de extra toevoeging van verharding (met o.a. paden, parkeren en gebouwen) planologisch in ieder geval niet voor extra verharding zorgt. Aangezien we ook naar de feitelijke situatie moeten kijken, is de toename van verharding wel volledig (inclusief voetpaden e.d.) inzichtelijk gemaakt in het kader van transparatie en het wateroverleg.

Watercompensatie

Op of aangrenzend aan het perceel is geen open water aanwezig. Het is dus niet mogelijk om te compenseren middels een waterpartij die aangesloten is op open water. Gezien de diepe grondwaterstand heeft het de voorkeur om een waterbuffer te realiseren in de vorm van een infiltratieveld die als waterbuffer kan dienen voor (heftige) regenbuien. Zie ook verderop onder het kopje 'hemelwater'. Zoals gezegd wordt ook gebruik gemaakt van halfverharding voor de parkeerplaatsen om infiltratie van regenwater te bevorderen.

Beschermde gebieden

De locatie ligt niet binnen een beschermingszone van een waterkering of watergang. Er is geen open water of watergang in de directe omgeving van het projectgebied aanwezig.

Riolering

De ontwikkeling zal gepaard gaan met een toename van de lozing van afvalwater. Het bestaande gemeentelijke vuilwaterriool in de aanliggende straten, kan het extra afvalwater naar verwachting verwerken. De gemeente staat het lozen van afvalwater op de bestaande riolering daarom ook toe.

Hemelwater

Afstromend hemelwater moet gescheiden van afvalwater worden verwerkt. Gegeven de watercompensatieplicht, de beperkte afvoercapaciteit van bestaande gemeentelijke HWA-riolering in de omgeving en de mogelijkheden om hemelwater op het eigen terrein te verwerken, eisen wij dat alle hemelwater op het perceel wordt verwerkt, voor zover de ontwikkeling aanleg van nieuwe of aanpassing van bestaande hemelwaterafvoeren omvat. In het bijzonder wordt gesteld dat regenwater niet over maaiveld naar de openbare ruimte mag worden geleid.

De gemeente stelt algemene eisen aan omgang met hemelwater en publiceert deze op de website Duurzaam Bouwen Gooise Meren. In het bijzonder eisen wij dat de ontwikkeling van Gooise Warande, en de daarmee beoogde toename van verhard oppervlak, niet leidt tot meer belasting van de gemeentelijke voorzieningen (riolering, etc.) voor afvoer- en verwerking van hemelwater. Omdat het project aanpassing van een bestaande situatie betreft en deze eis in de praktijk moeilijk valt te toetsen, vereenvoudigen wij deze eis tot de eis dat alle hemelwater op het perceel wordt verwerkt, voor zover de ontwikkeling aanleg van nieuwe of aanpassing van bestaande hemelwaterafvoeren omvat.

Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat:

  • hemelwater niet via gesloten leidingen mag worden afgevoerd;
  • door de aanleg van voorzieningen voor het lokaal vasthouden en infiltreren van hemelwater en het inrichten van het terrein moet worden geborgd dat hemelwater bij het optreden van composietbui 'Hydrogram C_2_2050_H', volgens de Kennisbank van Stichting Rioned, op het terrein wordt vastgehouden en niet over maaiveld naar gemeentegrond of naburige percelen stroomt.

 

Deze bui / curve staat symbool voor een neerslaggebeurtenis die een theoretische herhalingstijd heeft van één keer per 2 jaar, uitgaande van het hoge (ongunstige) klimaatscenario voor het jaar 2050.

De keuze voor de methode voor het vasthouden van hemelwater is vrij voor de eigenaar/ontwikkelaar. Hierbij kan worden gedacht aan een vegetatiedak, infiltratieputten of een infiltratieveld.

Om te borgen dat het hemelwater wordt vastgehouden is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels (artikel 6.3.3) van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect water vormt, met inachtneming van de te nemen maatregel om hemelwater vast te houden en de benodigde watervergunning, geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van het geldende bestemmingsplan voor het bestaande zorgcomplex en de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

Voor is de planregels is zo veel mogelijk aangesloten op de standaard welke binnen de gemeente Gooise Meren gangbaar is, in het bijzonder bij het geldende bestemmingsplan 'De Engh - Mezenlaan 19' (2011). Voorliggend bestemmingsplan bevat de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'.

Artikel 3 Maatschappelijk

Binnen deze bestemming is een woonzorgcomplex toegestaan en bijbehorende voorzieningen zoals het restaurant. Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de (reeds bestaande) bebouwing ligt. Om het nieuwe restaurant te kunnen realiseren, is een extra bestemmings- en bouwvlak opgenomen die de contouren van het restaurant op het binnenterrein volgt. Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte opgenomen conform de huidige situatie.

Artikel 4 Tuin

Rondom het complex de Gooise Warande is voor een groot gedeelte de bestemming Tuin opgenomen. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Hierbij kan gedacht worden aan speeltoestellen voor bezoekende kinderen. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m. Vlaggenmasten zijn hierop een uitzondering, deze mogen tot 6 m hoog zijn.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

Binnen de bestemming Verkeer- en verblijfsgebied is een inrit toegestaan ten behoeve van bestemmingsverkeer voor het plangebied en onder andere parkeervoorzieningen.

Artikel 6 Wonen

Binnen deze bestemming mogen woningen worden gerealiseerd binnen een bouwvlak. In het bouwvlak is de maximale bouwhoogte aangegeven. Hierbij is een hoogtescheidingslijn aangegeven voor het deel van vier bouwlagen en het deel van drie bouwlagen.

Voorts is in de regels vastgelegd dat de nieuwbouw voorzien moet worden van dove gevels. Indien aangetoond is dat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden kan voor delen van de toekomstige gevels vergunning worden verleend hier geen dove gevel te realiseren. Verder is vastgelegd dat een binnenwaarde van 33 dB vereist is en, al dan niet na het toepassen van geluidswerende en/of bouwkundige voorzieningen, hoofdgebouwen over ten minste één geluidluwe gevel of geluidluwe buitenruimte moeten beschikken.

Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te waarborgen dat voldaan wordt aan de eisen van hemelwateropvang.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

Deze bestemming is gericht op de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. In het geval van bodemverstorende bouwwerkzaamheden dient een archeologisch rapport te worden overlegd. Een uitzondering is er voor vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Tevens worden voor wat betreft de oppervlakte en de diepte de volgende vrijstellingsmaten gehanteerd:

Waarde - Archeologie 2 : oppervlakte 50m2 - diepte (cm onder maaiveld) 30 cm

Als bij bodemverstorende bouwwerkzaamheden zowel de oppervlakte- als de dieptemaat worden overschreden, dan dient de aanvrager een archeologisch rapport te overleggen waarin aangegeven is of er archeologische waarden in het geding zijn.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Ten behoeve van de herontwikkeling aan de Mezenlaan 19 te Bussum is een overeenkomst gesloten tussen Gemeente Gooise Meren en de woningcorporatie waarin het kostenverhaal verzekerd is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2.2 Participatie

In 2019 hebben de initiatiefnemers de locatie van De Gooise Warande aan de Mezenlaan onderzocht. Doelstelling was een kleinschalig appartementengebouw nabij het bestaande complex te ontwikkelen. Het idee daarbij is woningen te ontwikkelen voor 'jonge senioren' die nog geen (grote) zorgvraag hebben, maar wel nadenken over hun toekomst en een goed zorgcentrum in de buurt waarderen. De gemeente staat open voor een initiatief op de locatie Mezenlaan 19 voor deze doelgroep. De initiatiefnemers zijn in gesprek gegaan met de bewoners en de verschillende in- en externe adviseurs van de gemeente over de kansen en bedreigingen bij een dergelijk ontwikkeling. De gesprekken noemen wij de Omgevingstafels. De gesprekken hebben tot doel om te komen tot een passend voorstel voor de ontwikkeling op de locatie Gooise Warande.

De Omgevingstafel is een vooroverleg dat zich afspeelt voordat de initiatiefnemer de vergunning aanvraagt. In dit vooroverleg zit de initiatiefnemer met de vergunningverlener, belanghebbenden, gemeentelijke adviseurs en experts aan tafel om een vergunningaanvraag voor te bereiden en daarmee een initiatief voor elkaar te krijgen. De initiatiefnemer en alle betrokkenen komen minimaal 3 keer bij elkaar (Omgevingstafel 1, 2 en 3). Voor dit project zijn in totaal vier Omgevingstafels georganiseerd. De eerste Omgevingstafel heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2020 en de vierde Omgevingstafel op 30 maart 2023.

Het bestemmingsplan dat nu voorligt is een juridische vertaling van de uitkomsten van de diverse Omgevingstafels en het definitieve plan dat tijdens de vierde Omgevingstafel is gepresenteerd.

De verslagen en presentaties van de diverse Omgevingstafels zijn hier te vinden: dossier Gooise Warande.

6.2.3 Overleg

Ter voldoening van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties.

PM

6.2.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan zal, conform afdeling 3.4 Awb, gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Eventuele zienswijzen zullen in een nota zienswijzen genoemd en inhoudelijk behandeld worden.