direct naar inhoud van Regels
Plan: Het Spiegel - Gudelalaan 5 Koningslaan 15
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0381.BP2013B002008-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Het Spiegel - Gudelalaan 5 Koningslaan 15 met identificatienummer NL.IMRO.0381.BP2013B002008-va01 van de gemeente Bussum.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen worden uitgeoefend.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw.

1.7 ander bouwwerk

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 beschermd dorpsgezicht

het gebied dat door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij besluit van 30 juni 2007 is aangewezen tot beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 35 van de monumentenwet 1988.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zoals ingesteld bij raadsbesluit van 9 december 1993.

1.20 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.21 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.24 huishouden

een groep mensen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.25 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.26 kap

een constructie van dakvlakken waarbij sprake is van ten minste twee hellende dakvlakken met een helling van minimaal 35 en maximaal 65 graden.

1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen worden uitgeoefend.

1.28 maaiveld

hoogte van het aansluitende terrein gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.31 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 voorgevelrooilijn
  • bij de bestemming Wonen: de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak, dan wel bij het ontbreken van een bouwvlak, de naar de weg gekeerde grens tussen de bestemming Wonen en Tuin; indien er meerdere naar de weg gekeerde grenzen zijn, dan wel indien deze grenzen ontbreken, geldt de grens waarin de voorgevel van de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige woning/hoofdgebouw is gebouwd;
  • bij overige bestemmingen: de naar de weg gekeerde bouwgrens, indien er meerdere naar de weg gekeerde bouwgrenzen zijn, geldt de bouwgrens waarin de voorgevel van de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige hoofdgebouw is gebouwd.
1.34 woning

een complex van ruimten ten behoeve van een huishouden.

1.35 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn tussen de voorgevel- en de achtergevellijn van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en aan- en uitbouwen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. aan- en uitbouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat zwembaden en afscheidingen ten behoeve van tennisbanen niet zijn toegestaan.

3.2.2 Aan- en uitbouwen
  • a. aan- en uitbouwen dienen aan het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  • b. aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan tot een diepte van maximaal 2 m, een breedte van maximaal 70% van de voorgevel en een oppervlakte van maximaal 6 m², met dien verstande dat de afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens minimaal 2 m dient te bedragen;
  • c. aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan tot een breedte van maximaal 2 m, een diepte van maximaal 70% van de zijgevel en een oppervlakte van maximaal 6 m², met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 m dient te bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse bestemmingsgrens minimaal 2 m dient te bedragen;
  • d. in afwijking op het bepaalde in artikel 7 lid 7.2 mag de hoogte van aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm.

3.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder 'b' ten behoeve van erfafscheidingen hoger dan 1 m, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van de erfafscheidingen niet hoger mag zijn dan 2 m;
  • b. ontheffing niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de ruimtelijke karakteristiek.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • het gebruik van gronden ten behoeve van het parkeren, behoudens ter plaatse van een oprit naar een garage of ter plaatse van een oprit naar een parkeerplaats naast de woning is niet toegestaan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met bijbehorende erven, in samenhang daarmee de uitoefening van beroeps- en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een aan-huis-gebonden beroep en voor bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overkappingen;
  • d. andere bouwwerken.

4.2.2 Hoofdgebouwen ter plaatse van een bouwvlak
  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bestaande oppervlakte-, hoogte- en inhoudsmaten van hoofdgebouwen mogen niet worden vergroot, behoudens in de vorm van dakkapellen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • e. per bouwvlak is één hoofdgebouw toegestaan;
  • f. per hoofdgebouw is ten hoogste één woning toegestaan;
  • g. hoofdgebouwen dienen voorzien te worden van een kap waarbij de dakhelling minimaal 35º en maximaal 65º dient te bedragen;

4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 5 m met dien verstande dat de goothoogte van de aan- of uitbouw niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. indien de bijgebouwen niet zijn voorzien van een platte afdekking dient de dakhelling minimaal 35º en maximaal 65º te bedragen.

4.2.4 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. zwembaden en afscheidingen ten behoeve van tennisbanen dienen op een afstand van ten minste 10 m tot de perceelgrenzen te worden gesitueerd;
  • c. de oppervlakte van een zwembad mag per perceel niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. de hoogte van afscheidingen ten behoeve van tennisbanen mag niet meer bedragen 6 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen op het achtererf bedraagte ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub 'b' ten behoeve van vergroting van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak met dien verstande dat het afwijken niet mag leiden tot aantasting van de stedenbouwkundige en architectonische karakteristieken van het gebouw en de gebouwen in de omgeving;

4.3.2 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder 'f' ten behoeve van erfafscheidingen hoger dan 1 m, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van de erfafscheidingen niet hoger mag zijn dan 2 m;
  • b. ontheffing niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de ruimtelijke karakteristiek.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen, welke zijn gelegen buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak, voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
  • b. onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met dien verstande dat het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet is toegestaan;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 4. het beroep of de activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend.

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht van Het Spiegel.

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en vrijstaande bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap;
  • b. bestaande kapvormen en dakhellingen mogen niet worden veranderd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 onder 'a' zijn aan- en uitbouwen op gronden met de bestemming Tuin, niet toegestaan.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen, teneinde:

  • a. de kapvorm en dakhellingen van gebouwen af te stemmen op omliggende panden dan wel op de karakteristiek van de omgeving;
  • b. de ingevolge de overige regels toegestane goot- en bouwhoogte te verlagen teneinde de goot- en bouwhoogte af te stemmen op omliggende panden dan wel op de karakteristiek van de omgeving, met dien verstande dat de ingevolge de overige regels toegestane goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 1 m mag worden verlaagd;
  • c. de oppervlakte en situering van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen af te stemmen op het karakteristieke beeld van het betreffende pand en/of de karakteristiek van de omgeving alsmede teneinde aantasting van de groene waarden en/of waardevolle bomen te voorkomen, met dien verstande dat het stellen van nadere eisen niet mag leiden tot vermindering van de maximale toegestane oppervlakte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen van meer dan 10 m².
5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 5.7 in acht genomen, voor zover van toepassing.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het bepaalde in artikel 5.2 met dien verstande dat de waarden die samenhangen met het beschermde dorpsgezicht hierdoor niet mogen worden aangetast.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van Burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem met meer dan 60 cm;
    • 2. het aanleggen, herprofileren, verleggen en verbreden van wegen en paden;
    • 3. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, dan onder sub b bedoeld, indien de totale oppervlakte meer dan 5% van de oppervlakte van het perceel bedraagt;
    • 4. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het aantasten/veranderen van houtwallen;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    • 7. het rooien of beschadigen van houtgewassen of andere opgaande beplantingen met een hoogte van meer dan 2 m.

  • b. Het verbod als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op oppervlakteverhardingen zoals bedoeld in lid 1 sub c, met een oppervlakte van 30 m² of minder;
    • 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 4. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    • 5. voor zover ze betrekking hebben op het slopen van gebouwen: ze dienen ter uitvoering van een bouwplan waarvoor bouwvergunning is verleend.
  • c. Het bepaalde in 5.7 is van toepassing op het verlenen van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, van Burgemeester en wethouders, een bouwwerk in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen;
  • b. Het verbod als bedoeld onder 'a' is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. Artikel 5.7 is van toepassing op het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

5.7 Adviesprocedure

Een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of een besluit tot wijziging, kan uitsluitend worden verleend of toegepast, indien uit een advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de groendeskundige blijkt dat de met het beschermde dorpsgezicht samenhangende waarden niet onevenredig worden aangetast. De waarden die samenhangen met het beschermde dorpsgezicht en die bij het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de groendeskundige worden betrokken zijn:

  • a. de stedenbouwkundig-historische en landschappelijke waarde van het aaneengesloten villagebied, dat in eerste aanleg eind 19e eeuw is opgebouwd uit verschillende, door particulieren ontwikkelde villagebiedjes;
  • b. de parkachtige hoofdstructuur die bestaat uit een stratenpatroon van ring- en radiaalwegen, doorsneden door kronkelige wegen, deels landschappelijk aangelegd, deels organisch ontstaan in combinatie met aanleg van particuliere tuinen;
  • c. de overwegend vrijstaande villabebouwing met architectuurhistorische waarde, een staalkaart van de Nederlandse architectuur uit de 19e en 20e eeuw;
  • d. het afwisselende straatbeeld dat is gecreëerd door het bijzondere samenspel van het kronkelige stratenpatroon, de beplanting, de situering van de bebouwing en de verhouding bebouwd-onbebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 6 m2;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Hoogteaanduidingen
7.2.1 Algemene hoogteaanduidingen
  • a. voor de ten hoogste toelaatbare goot- en bouwhoogten van gebouwen dienen de op de kaart aangegeven hoogten in acht genomen te worden;
  • b. de in lid a bedoelde hoogten mogen worden overschreden door schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald, met dien verstande dat als op de kaart de goot- of boeibordhoogte is aangegeven deze tevens mag worden overschreden door kappen, topgevels en dakkapellen.

7.2.2 Afwijken van de algemene hoogteaanduidingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor:

  • a. het bepaalde in 7.2.1 onder 'a' teneinde een hogere goot- en bouwhoogte toe te staan dan op de kaart is aangegeven, met dien verstande dat:
    • 1. de goot- en bouwhoogte zoals aangeduid op de kaart met niet meer dan 1 m mag worden verhoogd;
    • 2. in afwijking van sub 1 voor ten hoogste voor een lengte van 40% van de omtrek van het gebouw een hogere goothoogte van ten hoogste 2 m is toegestaan;
    • 3. de hogere goot- en bouwhoogte uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is voor de afstemming van een bouwplan op de karakteristiek van gebouwen in de omgeving van het bouwplan;
    • 4. ontheffing niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van naburige percelen;
    • 5. het bepaalde in artikel 5.7 in acht wordt genomen.
  • b. het bepaalde in 7.2.1 onder 'a' en 'b' voor het overschrijdingen van de maximale toegestane goothoogte aan de achtergevel van het hoofdgebouw ten behoeve van dakopbouwen met dien verstande dat:
    • 1. de horizontale afstand tot de bestaande achtergevel minimaal 1 m dient te bedragen;
    • 2. de verticale afstand, gemeten tussen de goot- of boeibord van de dakopbouw en de voet van de dakopbouw, maximaal 1,4 m mag bedragen;
    • 3. de dakhelling van de dakopbouw hetzelfde dient te zijn als de dakhelling van het bestaande dak;
    • 4. het bepaalde in artikel 5.7 in acht wordt genomen.
7.3 Ondergronds bouwen
7.3.1 Algemene regels voor ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan geheel onder een gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
  • b. het bouwen van bedoelde ruimten dient ten dienste van de bovenliggende bestemming te zijn;
  • c. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag;
  • d. de toegangen zijn gesitueerd in de achtergevel van het gebouw;
  • e. het bepaalde onder a is niet van toepassing op ondergrondse gebouwen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand zijn gekomen of zullen komen.

7.3.2 Afwijken van algemene regels voor ondergronds bouwen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. het bepaalde in 7.3.1 onder 'c' met dien verstande dat:
    • 1. de bouwlagen ten dienste van de bovenliggende bestemming dienen te zijn;
    • 2. een ondergrondse parkeergarage uit ten hoogste twee bouwlagen mag bestaan;
    • 3. een ondergrondse parkeergarage niet hoger dan de hoogte van de direct aangrenzende weg mag worden gebouwd;
    • 4. het bepaalde in artikel 5.7 in acht wordt genomen.
  • b. het bepaalde in 7.3.1 onder 'd' met dien verstande dat
    • 1. dat geen onevenredige aantasting van de ruimtelijke karakteristiek mag plaatsvinden;
    • 2. het bepaalde in artikel 5.7 in acht wordt genomen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken van de bouwgrenzen

8.1.1 Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

8.1.2 De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.2 Adviesprocedure

Een omgevingsvergunning voor het afwijken zoals bedoelt in 7.2.2, 7.3.2 en 8.1 wordt uitsluitend verleend indien het bepaalde in artikel 5.7 in acht wordt genomen.

Artikel 9 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 5 van de bouwverordening, jaar van uitgave 2012, zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. brandweeringang;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Het Spiegel - Gudelalaan 5 Koningslaan 15'.