direct naar inhoud van 5.3 Luchtkwaliteit
Plan: Oudere Dorp-Vaartweg 26
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0381.BP2012B004002-va01

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 2: Luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (bekend onder de naam 'Wet luchtkwaliteit', Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de onderstaande tabel weergegeven en gelden voor de buitenlucht.

Tabel 5.2 Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig vanaf  
stikstofdioxide NO2   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   2010  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   2005  
fijn stof (PM10)   24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³   2005  

5.3.2 NSL

De Wlk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken Rijk, provincie en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

5.3.3 Niet in betekenende mate

Van belang bij de toetsing aan grenswaarden voor luchtkwaliteit is of een project wel of niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, kan dit project zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst.

Hierbij worden de volgende situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 µg/m³ voor zowel PM10 als NO2;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met een kantooroppervlak van niet meer dan 100.000 m² (langs een ontsluitingsweg).

5.3.4 Onderzoek luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Uit een in te stellen onderzoek zal moeten blijken of de luchtkwaliteitseisen al dan niet een belemmering gaan vormen voor de ontwikkelingslocatie.

Samenvattend geldt dat luchtkwaliteitseisen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen vormen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

In het plangebied worden minder dan 1.500 woningen gebouwd. Het plan is derhalve beoordeeld als 'niet in betekenende mate'. Projectspecifiek onderzoek in het kader van luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

5.3.5 Conclusie

Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan achterwege blijven omdat de ontwikkelingslocatie Vaartweg 26 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.