direct naar inhoud van 4.9 Ecologie
Plan: Het Spiegel-Bensdorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0381.BP2012B002006-va01

4.9 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Soortenbescherming

Gegevens over de flora en fauna in en rondom het projectgebied zijn verkregen door het gebruik van een ecologisch onderzoek (Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2006), foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).

Planten

Er zijn geen beschermde planten aangetroffen in het plangebied tijden het veldbezoek (Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2006). Er zijn hier ook geen beschermde soorten te verwachten, omdat de voorkomende biotopen grotendeels verhard terrein zijn.

Zoogdieren

Het gebied is door de aanwezige biotopen weinig geschikt voor grondgebonden zoogdieren. Mogelijk maken soorten als egel, huisspitsmuis en veldmuis wel gebruik van het plangebied. Het plangebied is ook geschikt als vaste verblijfplaats voor gebouw bewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis) en dient mogelijk ook als foerageergebied en vliegroute (opgaand groen) voor vleermuizen. Met name de oude gebouwen kunnen, gezien de leegstand, zowel dienst doen als overwinteringsplek (vooral kelders) als zomerverblijfplaats (kraamplaats).

Vogels

In het opgaande groen op het terrein kunnen enkele algemene soorten als heggenmus, koolmees, pimpelmees en merel hun leefgebied hebben. Mogelijk dat de gebouwen dienst doen als vaste verblijfplaats voor gierzwaluw en huismus, alhoewel geen nesten aangetroffen zijn tijdens het veldbezoek (Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2006) is het toch mogelijk dat hier nu wel nestplaatsen aanwezig zijn.

Amfibieën

Het plangebied is ongeschikt als leefgebied voor amfibieën door enerzijds het ontbreken van waterpartijen en anderzijds het grotendeels verharde karakter van het terrein. Gezien de geïsoleerdheid van het terrein kunnen amfibieën het terrein maar moeilijk als overwinteringsplek benutten.

Overige soorten

Beschermde of bijzondere reptielen, vissen en insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de biotopen in het plangebied. Dergelijke soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.2 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

  nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen  
vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     egel, huisspitsmuis en veldmuis   nee  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     geen   nee  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen   nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus   ja  

Toetsing en conclusie

Het bestemmingsplan voorziet op dit moment niet in een concrete ontwikkeling en leidt dan ook niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden of beschermde soorten. De Natuurbeschermingswet 1998, het beleid van de provincie en de Flora- en faunawet staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

In de toekomst is het zeer waarschijnlijk dat herontwikkeling van het plangebied plaatsvindt. Bij deze ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • In het plangebied komen mogelijk tabel 3-soorten en broedvogels met vaste nesten voor. Dit dient nader onderzocht te worden voordat wordt gestart met werkzaamheden (die onder meer kunnen samenhangen met de werkzaamheden voor de herontwikkeling). Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.