Plan: | De Engh-Mezenlaan 19 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0381.BP2010B001006-oh01 |
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken, dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het hele jaar, en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten1. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht2. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (zie onder) is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid
Momenteel is het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in ontwerp gepubliceerd. In dat Besluit en de bijbehorende basisnetten (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden (gewichtige redenen zoals aangegeven in het BTEV). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden), ontwikkelingen binnen het plasbrandaandachtsgebied dienen te worden verantwoord. De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.
Onderzoek en conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig of inrichtingen die anderszins als risicovol aan te merken zijn. Tevens vindt er in het plangebied en omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen plaats.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Over de A1 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit het Basisnet Weg blijkt dat voor het wegvak ter hoogte van het plangebied een veiligheidszone van 0 m geldt. Voor het wegvak geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. Omdat de afstand tot het plangebied minimaal 70 m bedraagt is het plangebied buiten het plasbrandaandachtsgebied gelegen.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van de A1. Op grond van het Basisnet Weg bedraagt het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. De toename van het aantal personen in het plangebied als gevolg van het plan is zeer gering omdat er geen nieuwe wooneenheden mogelijk worden gemaakt. Op grond van het BTEV kan een verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven als de toename van het groepsrisico minder dan 10% bedraagt en het groepsrisico in de toekomstige situatie onder de oriënterende waarde is gelegen. Aangezien dat het geval is in voorliggende plan is een nadere beschouwing van het groepsrisico is achterwege gelaten.
De Amersfoortsestraatweg is aangewezen als gemeentelijke route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze route loopt via de Amersfoortsestraatweg, Ceintuurbaan, Brinklaan, Bussumergrintweg en de Franse Kampweg. Uit een analyse3 van TNO die is uitgevoerd ten behoeven van bestemmingsplan De Engh blijkt dat de vervoersintensiteiten over deze route dusdanig beperkt zijn dat de PR 10-6-contour van de route niet buiten de weg is gelegen. Daarnaast ligt de hoogte van het GR, voor het wegvak ter plaatse van het plangebied, ruimschoots onder de oriënterende waarde zoals in onderstaande figuur is weergegeven. Ook voor de Amersfoortsestraatweg geldt dat een verantwoording van het groepsrisico achterwege is gelaten omdat de toename van het groepsrisico minder dan 10% bedraagt en het groepsrisico in de bestaande en toekomstige situatie ruim onder de oriënterende waarde is gelegen.
Figuur 4.1 Hoogte groepsrisico wegtransport Amersfoortsestraatweg (TNO, 2005)
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid rond transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.