direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk
Plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0381.BP2009B006001-va01

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': uitsluitend gezondsheidszorg;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijsinstelling': uitsluitend een onderwijsinstelling en kinder- en peuteropvang;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening': uitsluitend openbare dienstverlening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'religie'; uitsluitend een religieuze instelling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1': ook voor een denksportcentrum;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-2': uitsluitend een religieuze instelling, kinder- en peuteropvang, gezondheidszorg en een activiteitencentrum;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-3': uitsluitend een verzorgingstehuis, kinder- en peuteropvang en welzijnswerk;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-4': uitsluitend voorzieningen ten behoeve van maatschappelijk werk;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-5': uitsluitend een welzijnsvoorziening;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-6': uitsluitend een dierenkliniek;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-7': uitsluitend kinder- en peuteropvang;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': naast het bepaalde onder a, uitsluitend voor een woning;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': ook voor behoud van de stedenbouwkundige, architectonische en/of cultuurhistorische waarde van gebouwen;
  • o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de goothoogte zoals aangegeven mag worden overschreden door kappen, topgevels, wolfseinden, dakkapellen en ondergeschikte bouwdelen;
  • d. voor overschrijding van de goothoogte van hoofdgebouwen door dakkapellen geldt dat:
    • 1. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 2. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de aangegeven goothoogte + 5m; indien de bestaande bouwhoogte hoger is, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximale bouwhoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mogen de voorgevel en de zijgevels voor zover gelegen binnen een afstand van 1 m tot de voorgevel, niet worden veranderd en mogen gebouwen niet worden uitgebreid aan de voorgevel en aan de zijgevels voor zover gelegen binnen een afstand van 1 m tot de voorgevel;
  • g. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen op het zijerf op een afstand van tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel en tenminste 0,6 m van de weg of openbaar groen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen op het achtererf bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 9.2.1 onder f, met dien verstande dat:

  • a. de stedenbouwkundige, architectonische of de cultuurhistorische waarden van het gebouw niet mogen worden aangetast;
  • b. met betrekking tot het bepaalde onder a van dit lid vooraf advies is ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat:

  • a. het gebruik van gronden voor meer woningen dan bestaand niet is toegestaan;
  • b. binnen een afstand van 200 m vanaf het spoor nieuwe functies waarbij sprake is van verminderd redzame personen, niet zijn toegestaan.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 9.1 onder a tot en met l teneinde andere maatschappelijke voorzieningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. binnen een afstand van 200 m vanaf het spoor functies waarbij sprake is van verminderd redzame personen, niet zijn toegestaan;
  • b. er geen sprake is van mileuhygiënische belemmeringen;
  • c. voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder;
  • d. voorzien kan worden in een goede verkeersfwikkeling;
  • e. voorzien kan worden in voldoende parkeerplaatsen.

9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' te slopen.

9.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 9.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

9.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.6.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.