direct naar inhoud van Regels
Plan: Dennenheuvel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.Dennenheuvel-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Dennenheuvel' met identificatienummer NL.IMRO.0377.Dennenheuvel-VA02 van de gemeente Bloemendaal.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan huis verbonden bedrijf

Een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, kan worden uitgeoefend. De woonfunctie blijft bestaan en het bedrijf wordt door de hoofdbewoner en eventueel personeel uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; een seksinrichting is uitgesloten.

1.4 Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat door de hoofdbewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend. De woonfunctie blijft bestaan . De ruimtelijke uitstraling past bij de woonfunctie, zoals arts, notaris of advocaat; prostitutie is uitgesloten.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde gebaseerd op de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.8 Balkon

Op de verdieping gelegen buitenruimte, bevestigd aan of uitstekend uit de buitenmuur van een gebouw en voorzien van een balustrade of borstwering.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bed and breakfast

Kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is een aan het wonen ondergeschikte functie, gevestigd in een woonhuis of bijhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.11 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen of het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan huis verbonden beroepen zijn niet inbegrepen.

1.12 Bestaand
  • a. Bij bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden met een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. Bij gebruik: gebruik zoals dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel verbonden met een zich op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw. Dit gebouw of bouwwerk kan wel of niet tegen het hoofdgebouw aangebouwd zijn. Het dak ervan en carports en overkappingen zijn inbegrepen.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, en ook het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd. De begane grond is inbegrepen, zolder en kelder zijn uitgesloten.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.24 Dagrecreatie

verblijf buitenshuis voor recreatieve doeleinden dat hoofdzakelijk plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang, zonder overnachting.

1.25 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt. Deze constructie ligt daarbij onder de noklijn en de onderzijde van de constructie is in het dakvlak geplaatst.

1.26 Dakterras

Een buitenruimte op het platte dak van een gebouw of gebouwdeel, voorzien van een balustrade of een borstwering.

1.27 Dakvlak

Eén hellend vlak in een dak.

1.28 Detailhandel

Bedrijfsmatige verkoop van goederen aan particulieren, waaronder begrepen de opslag, uitstalling, verkoop en levering ter plaatse van goederen, en vergelijkbare bedrijfsmatige persoonlijke dienstverlening.

1.29 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond van een hoofdgebouw. Een souterrain of kelder valt hier niet onder.

1.30 Erker

Een ondergeschikte uitbouw aan de voor of zijkant van de woning ter vergroting van het woongenot. Een erker is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.31 Escortbedrijf

Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.32 Evenement

Een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, of een betoging, samenkomst of vergadering als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

1.33 Extensief recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën.

1.34 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.35 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 Gemeenschapstuin

Een stuk grond in gebruik bij een sociale onderneming die de grond gebruikt voor het verbouwen van planten, groenten en/of fruit.

1.37 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.38 Horeca (bedrijf)

Het bedrijfsmatig bereiden en verstrekken van maaltijden of etenswaren voor directe consumptie en schenken van drank. Dit kan in samenhang met het bedrijfsmatig verstrekken van logies of exploiteren van een dansgelegenheid.

1.39 Kas

Gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, en in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.40 Kelder

Een ruimte in een gebouw die nagenoeg geheel onder het maaiveld of ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen souterrain verstaan).

1.41 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet levende en levende natuur.

1.42 Maaiveld

De gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan het bouwwerk, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

1.43 Maatschappelijke voorzieningen

Commerciële en niet-commerciële educatieve, sociale, medische, culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan. Ondersteunende horeca, detailhandel, sport en recreatieve voorzieningen ten dienste van deze voorzieningen vallen daar ook onder.

1.44 Maatvoeringsvlak

Een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik.

1.45 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.46 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving of de realisering van de bestemming.

1.47 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer beneden peil ligt.

1.48 Ondersteunende horeca

Een horecavoorziening binnen een andere bestemming dan horeca, waar bezoekers van de hoofdfunctie ter plaatse ook drank en etenswaren kunnen nuttigen.

1.49 Parkeervoorzieningen

Elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid voor gemotoriseerd verkeer.

1.50 Peil
  • a. Voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken, bijgebouwen en aanbouwen die grenzen aan de aanduiding 'parkeergarage' binnen de bestemming 'Tuin': de hoogteaanduiding zoals op de verbeelding is aangegeven, zijnde 5,2 m + NAP. Een verdieping onder het maaiveld, bijvoorbeeld een souterrain of ondergrondse garage niet inbegrepen;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan het bouwwerk, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, zoals vastgelegd in de tekening Hoogtegridkaart Dennenheuvel, d.d. 24 oktober 2018 in Bijlage 1 bij de regels.
1.51 Perceelgrens

Een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.

1.52 Productiegebonden detailhandel

Bedrijfsmatige verkoop van goederen aan particulieren die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.53 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.54 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang die daarop lijkt, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55 Seksuele dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

1.56 Souterrain

Een ruimte in een gebouw die gedeeltelijk onder het maaiveld of ondergronds ligt (hieronder wordt geen kelder verstaan).

1.57 Speelterrein

Openbaar toegankelijke voorziening bestaande uit één of meer speeltoestellen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.58 Speeltoestel

Een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning, waarbij alleen van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.

1.59 Tijdelijke kas

Een kas die maximaal 9 maanden per jaar aanwezig mag zijn van 15 februari tot 15 november.

1.60 Verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan 'Dennenheuvel'.

1.61 Voorgevel

Eén of meer naar de weg gekeerde gevels van een (hoofd)gebouw.

1.62 Voorgevellijn

De lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, en ook het verlengde daarvan.

1.63 Volkstuin

Een gehuurd stukje grond waarop een particulier planten, groente en/of fruit kan verbouwen.

1.64 Vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand(en) met een andere woning.

1.65 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer en -afvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.66 Wet/wettelijke regelingen

Als in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen en verordeningen e.d., worden deze regelingen gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.67 Woning

Een ruimte of complex van ruimten bestemd om te wonen, die beschikt over een eigen voordeur, douche, wc en keuken. Een wooneenheid in een intramurale zorginstelling valt daar niet onder.

1.68 Zolder

De bovenste verdieping onder het schuine dak van een gebouw, welke meestal wordt gebruikt als berging.

1.69 Zorgwonen

het bewonen van zorgwoningen, al dan niet in combinatie met gemeenschappelijke (zorg)voorzieningen.

1.70 Zorgwoning

een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, waarvan de zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van deze woning of wooneenheid. Deze woning is bestemd voor bewoner(s) die vanwege hun beperkte zelfredzaamheid op grond van een door de overheid opgezet systeem zijn aangewezen voor zorg.

1.71 Zwembadafdekking

Een afdekking van het zwembad ter voorkoming van warmteverlies, bevriezing, het invallen van bladeren en dergelijke, in de vorm van een zeil of een beweegbare constructie.

1.72 Sociale onderneming

een sociale onderneming is een onderneming met een maatschappelijke missie.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten volgens het Bouwbesluit is leidend. Wanneer het Bouwbesluit geen uitsluitsel geeft, zijn de volgende regels van toepassing op de wijze van meten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst is.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken, met inbegrip van erkers en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappenhuizen, liftkokers, installaties t.b.v. het reinigen van het gebouw (glazen wassen) en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Het oppervlak van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/ of buitenzijde van de constructie van een ondergronds bouwwerk, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.6 Bebouwd grondoppervlak (BGO)

Het bebouwd grondoppervlak wordt gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en/ of de buitenzijde van de constructie van een ondergronds bouwwerk die de betreffende ruimte(n) omhullen.

2.7 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 De verticale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw.

2.9 De breedte van een gebouw

Gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw.

2.10 De bouwhoogte van een dakterrasafscheiding

Tussen de bovenkant van het dak en het hoogste punt van de dakterrasafscheiding.

2.11 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. toegangswegen ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • c. tuinen en erven, behorende bij de bestemming 'Wonen';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • f. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn in aansluiting op de bouwmogelijkheden binnen de aangrenzende bestemming 'Wonen' aangebouwde bijbehorende bouwwerken toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning.
  • c. De oppervlakte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag per bouwperceel niet meer zijn dan 7,5 m².
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 1,20 m.
  • b. De hoogte van openbare verlichting mag niet meer zijn dan 5 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 3.1 aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van natuur en/ of landschappelijke waarden van gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegangsweg

De breedte van de toegangswegen ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mag niet meer zijn dan 5 meter.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verboden uitvoeren van andere werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond, voor zover de Ontgrondingenwet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
  • e. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het vellen rooien of beschadigen van houtgewas voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn;
  • h. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • i. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.
3.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.5.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 3.5.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van deze gronden.

3.5.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.5.1 advies in bij ter zake deskundige.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen ter plaatste van de 'specifieke bouwaanduiding - volkstuin';
  • b. een gemeenschapstuin ter plaatste van de 'specifieke vorm van recreatie - gemeenschapstuin';

met daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen mogen alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan op de verbeelding als 'maximum bouwhoogte' is aangegeven.
  • c. De oppervlakte mag per bouwvlak niet meer zijn dan op de verbeelding als 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven.
4.2.2 Volkstuin
  • a. Alleen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - volkstuin' mag de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen per volkstuin maximaal 12 m² zijn.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan 2,5 m.
4.2.3 Tijdelijke kas
  • a. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - tijdelijke kas' is één tijdelijke kas toegestaan.
  • b. De oppervlakte mag niet meer zijn dan 40 m².
  • c. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan 2,5 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 1,20 meter.
  • a. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer zijn dan 6 meter.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. (toegangs)paden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Bij een woning mogen vergunningvrije bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

5.2.2 Parkeergarage

De bovenkant van de parkeergarage mag niet meer zijn dan op de verbeelding als 'hoogteligging vlak' is aangegeven.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van openbare verlichting mag niet meer zijn dan 5 m.
  • b. Bij een woning mogen vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
5.2.4 Open zwembad
  • a. Een open zwembad mag alleen worden gebouwd bij vrijstaande woningen.
  • b. Het zwembad mag worden gebouwd achter de voorgevellijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd.
  • c. De afstand tot de perceelsgrens is minimaal 5 meter.
  • d. Het grondoppervlak mag niet meer zijn dan 80 m².
  • e. De bouwhoogte niet meer mag zijn dan 15 cm boven het maaiveld.
  • f. De bouwhoogte van de afdekking niet meer mag zijn dan 0,5 meter boven het maaiveld.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en pleinen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. een in-/uitrit tot een parkeergarage;
  • d. fiets-, voet- en ruiterpaden;

met daarbij behorende:

  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Er mogen alleen vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • d. bruggen, stuwen, steigers, dammen en/of duikers;
  • e. kades, oevers en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer zijn dan 3 meter.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. zorgwonen;
  • c. aan huis verbonden beroepen;

met daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. toegangswegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.1.1 Maatschappelijke voorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen tot een vloeroppervlak van maximaal 1.100 m².

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. Een hoofdgebouw mag alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Er mogen in totaal niet meer dan 95 (zorg)woningen worden gebouwd.
  • c. De goothoogte mag niet meer zijn dan op de verbeelding als 'maximum goothoogte' is aangegeven.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan op de verbeelding als 'maximum bouwhoogte' is aangegeven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' blijft de eerste bouwlaag over een breedte van minimaal 5 meter onbebouwd.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. er mogen maximaal 4 woningen worden gebouwd;
    • 2. de breedte van het gebouw mag niet meer zijn dan 12 meter;
    • 3. de diepte van het gebouw mag niet meer zijn dan 20 meter;
    • 4. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 5 meter zijn.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bij een woning mogen vergunningvrije bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij een woning mogen vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

8.2.4 Dakterrassen

Ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn dakterrassen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De afstand tot de buitengevel(s) van de onderliggende bouwlaag is minimaal 1 meter.
  • b. De bouwhoogte van dakterrasafscheidingen mag niet meer zijn dan 1,20 meter.
8.2.5 Open zwembad
  • a. Een open zwembad mag alleen worden gebouwd bij vrijstaande woningen.
  • b. Het zwembad mag worden gebouwd achter de voorgevellijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd.
  • c. De afstand tot de perceelsgrens is minimaal 5 meter.
  • d. Het grondoppervlak mag niet meer zijn dan 80 m².
  • e. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan 15 cm boven het maaiveld.
  • f. De bouwhoogte van de afdekking mag niet meer zijn dan 0,5 meter boven het maaiveld.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Beroep aan huis

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning zijn, tot een maximum van 60 m². 
  • b. Er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan.
  • c. Detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.
  • d. Er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan.
  • e. Het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.
  • f. De activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning zijn, tot een maximum van 60 m².
  • b. Er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan.
  • c. Detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en webwinkels, is niet toegestaan.
  • d. Horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan.
  • e. Een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden.
  • f. Parkeren vindt op eigen terrein plaats; als parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat.
  • g. Er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan.
  • h. Het bedrijf moet in ieder geval worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.
  • i. De activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • j. De opslag van goederen vindt inpandig plaats.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen volgens de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen levert de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 cm, een rapport aan waarin de archeologische waarden van de gronden die door de ingreep zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

9.2.2 Voorwaarden

Als uit het in 9.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.2.3 Bouwverbod

Als uit het in lid 9.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 9.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • g. verlagen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
9.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het bepaalde onder 9.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde niet ingrijpend zijn;
  • c. als uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
9.3.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning
  • a. Het bepaalde onder 9.3.1 is alleen toegelaten, als is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden of de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de onder 9.3.1 genoemde werken of werkzaamheden of de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend als aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden levert de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan waarin de archeologische waarde van het terrein, die door de ingreep kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. Het bevoegd gezag verleent de vergunning zoals bedoeld onder 9.3.1 alleen na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
9.4 Wijzigingsbevoegheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' op de verbeelding te laten vervallen, als uit nader onderzoek is gebleken, dat er geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, of handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk is.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden van de gronden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen volgens de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen levert de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm, een rapport aan waarin de archeologische waarden van de gronden die door de ingreep zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

10.2.2 Voorwaarden

Als uit het in 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.2.3 Bouwverbod

Als uit het in lid 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 10.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid 10.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • g. verlagen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
10.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het bepaalde onder 10.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde niet ingrijpend zijn;
  • c. als uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
10.3.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning
  • a. Het bepaalde onder 10.3.1 is alleen toegelaten, als is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden of de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de onder 10.3.1 genoemde werken of werkzaamheden of de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend als aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden levert de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan waarin de archeologische waarde van het terrein, die door de ingreep kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. Het bevoegd gezag verleent de vergunning zoals bedoeld onder 10.3.1 alleen na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
10.4 Wijzigingsbevoegheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' op de verbeelding te laten vervallen, als uit nader onderzoek is gebleken, dat geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, of handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Voorwaardelijke verplichting parkeren en laden/lossen

11.1 Parkeerregels

Het gebruik op grond van de regels in hoofdstuk 2 (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is alleen toegestaan als er voldoende ruimte voor parkeergelegenheid en voor laden en lossen aanwezig is op of onder het gebouw, of op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort.

11.2 Afwijken van de parkeerregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 11.1 als het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang is of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, of laad- of losruimte wordt voorzien.

11.3 Voorwaarden en beleidswijziging

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de richtlijnen van het CROW. De daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden zijn van toepassing zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan. Worden deze beleidsregels gedurende de planperiode gewijzigd, dan moet worden voldaan aan die wijziging.

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke breedte van één of meer dakkapellen op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht, mag per bouwlaag ten hoogste 50% van de breedte van het betreffende dakvlak zijn;
  • b. Als de gezamenlijke breedte van één of meer dakkapellen op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht per bouwlaag breder dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak is, wordt de goothoogte van de dakkapel(len) als goothoogte van het betreffende gebouw aangemerkt.
13.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht;
  • b. ondergrondse bouwwerken die buiten het bouwvlak worden gebouwd worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk; de regels voor bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de bestemming waar het ondergrondse bouwwerk wordt gebouwd, zijn van toepassing op het ondergrondse bouwwerk;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mogen ondergronds bouwwerken worden gebouwd; het bepaalde onder b geldt hierbij niet.
13.3 Overschrijding bouwgrenzen
13.3.1 Algemeen

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, als de overschrijding van de gevellijn niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en overbouwingen, als zij de gevellijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  • d. erkers en luifels mits zij de gevellijn met niet meer dan 1 meter overschrijden;
  • e. terrassen, balkons en galerijen als zij de gevellijn niet meer dan 2,5 meter overschrijden;
  • f. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouw- en bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden;
  • g. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de gevellijn met meer dan 1 meter overschrijden.
13.3.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen alleen binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden.

13.3.3 Dakopbouwen voor noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen voor noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter, gemeten vanaf bovenkant van de dakconstructie, en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Gebruiksverbod
14.1.1 Verboden gebruik onbebouwde gronden

Onder gebruik van onbebouwde gronden in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van een sport- of wedstrijdterrein, zweefvliegveld, dagcamping, lig- of speelweide met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor bestemmingen waarin dit in de bestemmingsomschrijving is toegestaan.
14.1.2 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1., lid 1 onder c van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving.

14.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Lid 14.1.1 van dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan van de in het plan genoemde bepalingen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen voor de op de verbeelding of in de regels aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt.

15.2 Eerdere afwijkingen

Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden niet worden overschreden.

15.3 Voorwaarden aan het verlenen van afwijking
  • a. de in lid 15.1 genoemde afwijkingen mogen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ook mogen de in lid 15.1 genoemde afwijkingen alleen worden verleend als dit in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken of als dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:
    • 1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
    • 3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
    • 4. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • c. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een verzoek om afwijking ten aanzien van het bepaalde in 15.3 onder b sub 2, 3 en 4 advies in bij één of meer ter zake deskundigen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden met een bouwvergunning of omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, als deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, als de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 16.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 16.1 met maximaal 10%.

16.1.3 Uitzondering

Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Algemeen

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Voorwaarden

Voor het gebruik van overgangsrecht gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in lid 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • b. als het gebruik, bedoeld in lid 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
16.2.3 Uitzondering

Lid 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het "bestemmingsplan Dennenheuvel”.