direct naar inhoud van Artikel 9 Groen
Plan: Bloemendaal 2012
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.BL2012-ow01

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. fiets-, voet- en ruiterpaden;

met daarbij behorende:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen.

9.1.2 Cultuurhistorische waarden

ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de gronden mede bestemd voor:

  • 1. het behoud en het herstel van de natuurlijke, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden;
  • 2. dagrecreatie;
  • 3. speelvoorzieningen;
  • 4. verharde en half verharde (fiets)paden.

9.1.3 Natuur- en landschapswaarden

Ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zijn de gronden mede bestemd voor:

  • 1. de ontwikkeling van ecologische, natuur- en landschapswaarden;
  • 2. extensief recreatief medegebruik;
  • 3. onverharde paden.

9.1.4 Park

Ter plaatse van de aanduiding 'park' zijn de gronden mede bestemd voor instandhouding en versterking van de landschappelijke waarde van de gronden, met de daarbij behorende voorzieningen.

9.1.5 Kunstobject

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kunstobject' zijn de gronden mede bestemd voor een kunstobject.

9.1.6 Toegangspad

Ter plaatse van de aanduiding 'pad' zijn de gronden mede bestemd voor een toegangspad.

9.1.7 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden tevens bestemd voor parkeren op maaiveld.

9.1.8 Waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' zijn de gronden tevens bestemd voor een ondergrondse waterberging.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 9.1.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend gebouwen met een maximum oppervlakte van 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van de waterhuishouding mogen worden gebouwd.

9.2.2 Waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' geldt dat bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 meter.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 9.1.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verlichting en bewegwijzering mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer van 1 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • e. met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - monument', geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de infrastructuur, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 voor de bouw van een ondergrondse bergbezinkbassin, met elk een maximale oppervlakte van 200 m², een daarbij behorend gebouw met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van de opvang van overmatige neerslag.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Natuur- en landschapswaarde

Het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarde' te gebruiken als ruiterpaden.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verboden uitvoeren van andere werken

Ter plaatse van de aanduidingen 'park', 'natuur- en landschapswaarden' of 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 9.1.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden;
  • b. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • c. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn dan wel ten behoeve van de vergunningverlening op grond van de genoemde wet en verordening de cultuurhistorische waarden van de bestemming niet als belangrijkste toetsingscriterium gelden;
  • e. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas;
  • f. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond.

9.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 9.6.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

9.6.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 9.6.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van deze gronden.

9.6.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.6.1 advies in bij ter zake deskundige.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het wijzigen van de bestemming 'Groen' in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' binnen de aangegeven "wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1", met inachtneming van de volgende randvoorwaarden:

  • a. het bebouwd grondoppervlak van de te projecteren gebouwen bedraagt niet meer dan 1.400 m2 en het bruto vloeroppervlak bedraag niet meer dan 3.120 m2;
  • b. de gebouwen mogen in ten hoogste 3 bouwlagen gerealiseerd worden;
  • c. het maximaal te realiseren aantal woningen bedraagt 28;
  • d. zowel grondgebonden als gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • e. de goothoogte van de nieuwe gebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. het beoogde landschappelijke karakter van een open middenzone (de duinvallei waarin het gebouw Meerenberg is gelegen) - met de uitstraling van een cultuurpark dat tot aan de gevel of perceelgrens strekt - zal zoveel mogelijk worden behouden c.q. verstrekt:
  • g. bij de situering van de woningen zal rekening worden gehouden met zonligging en de ligging tegen de sportvelden (licht- en geluidhinder);
  • h. bij de situering van de gebouwen zullen achterkantsituaties aan de zijde van het (cultuur)park worden voorkomen (alzijdigheid ontwerp);
  • i. toegangswegen naar de gebouwen of parkeervoorzieningen zullen een secundair karakter hebben ten opzicht van de ontsluitingsweg waarop ze aantakken;
  • j. parkeren dient te geschieden conform het gemeentelijke parkeerbeleid in gebouwde voorzieningen in of onder het bouwvolume;
  • k. de eventuele (gezamenlijke) ondergrondse parkeergarage ligt buiten het bebouwd grondoppervlak van de gebouwen - met uitzondering van de entree - altijd onder maaiveld, met een maximale diepte van één bouwlaag en een minimale gronddekking van 0,5 m;
  • l. aangetoond is dat voldaan wordt aan de wettelijke randvoorwaarden op het gebied van milieuhygiënische regelgeving, bodemkwaliteit, externe veiligheid, natuurwetgeving, wateraspecten, cultuurhistorie en archeologie.