direct naar inhoud van Artikel 20 Tuin
Plan: Bloemendaal 2012
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.BL2012-ow01

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. erkers bij woningen.

20.1.2 Natuur- en landschapswaarden

Ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel van de natuurlijke, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden.

20.1.3 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden tevens bestemd voor parkeren op maaiveld.

20.1.4 Specifieke vorm van tuin - 1

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - 1" bij tussenwoningen zonder achterpad zijn de gronden tevens bestemd voor fietsenbergingen.

20.1.5 Specifieke vorm van tuin - 2

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - 2" zijn de gronden tevens bestemd voor dierenverblijven/kassen.

20.1.6 Specifieke vorm van tuin - 3

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - 3" zijn de gronden tevens bestemd voor dierenverblijven/kassen.

20.1.7 Waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' zijn de gronden mede bestemd voor waterberging.

20.1.8 Zendmast

Ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' zijn de gronden mede bestemd voor een zendmast.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 20.1.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 1" geen gebouwen mogen worden gebouwd, met uitzondering van niet meer dan één fietsenberging per tussenwoning waar geen achterpad aanwezig is, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte maximaal 5 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 1,5 m mag bedragen;
    • 3. tussen het bouwwerk en de weg een groenbuffer dient te worden gerealiseerd waarvan de breedte minimaal 0,5 m dient te bedragen;
  • b. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 2" met betrekking tot dierenverblijven/kassen:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • c. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 2" geen gebouwen mogen worden gebouwd met uitzondering van niet meer dan één fietsenberging per tussenwoning waar geen achterpad aanwezig is, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte maximaal 5 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 1,5 m mag bedragen;
    • 3. tussen het bouwwerk en de weg een groenbuffer dient te worden gerealiseerd waarvan de breedte minimaal 0,5 m dient te bedragen;
  • d. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 3" met betrekking tot dierenverblijven/kassen:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • e. een erker mag worden gebouwd aan de voorzijde van een woning, mits:
    • 1. de erker maximaal 1,00 meter voor de voorgevel uitsteekt;
    • 2. de grondoppervlakte niet meer dan 4 m2 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1ebouwlaag.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 20.1.1 bedoelde gronden geldt, dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 m bedragen.
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' de bouwhoogte van een zendmast niet meer dan 40 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • g. de bouw van zwembaden niet is toegestaan;
  • h. de bouw en aanleg van tennisvelden niet is toegestaan.
20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van:

  • a. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. instandhouding bomen;
  • e. instandhouding reliëf;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 onder e voor het bouwen van een open zwembad waarbij:

  • a. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd;
  • b. tussen het bouwwerk en de perceelsgrens een groenbuffer aanwezig dient te zijn waarbij de breedte minimaal dient te bedragen:
    • 1. bij een perceel met een oppervlakte tot 2.500 m²: 5 m;
    • 2. bij een perceel met een oppervlakte groter dan 2.500 m²: 10 m;
  • c. het grondoppervlak van het bouwwerk maximaal 4 % van de oppervlakte van het perceel mag bedragen tot een maximum van:
    • 1. 80 m² bij een perceel tot en met 5.000 m²;
    • 2. 110 m² bij een perceel groter dan 5.000 m²;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan het maaiveld;
  • e. de bouwhoogte van de afdekking niet meer mag bedragen dan 0,5 m boven het maaiveld;
  • f. geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Verboden uitvoeren van andere werken

Ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 20.1.1bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en half verhardingen;
  • b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn;
  • c. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond, voor zover de Ontgrondingswet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn.

20.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 20.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

20.5.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 20.5.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de natuurlijke, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden.

20.5.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 20.5.1 advies in bij een ter zake deskundige.