direct naar inhoud van Artikel 13 Maatschappelijk
Plan: Bloemendaal 2012
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.BL2012-ow01

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. kinderopvang;
  • c. verpleeg- en verzorgingstehuizen;
  • d. zorghotels;

met daarbij behorend:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. tuinen, terreinen en erven;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.1.2 Begraafplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn de gronden bestemd voor een begraafplaats, met de daarbij behorende voorzieningen.

13.1.3 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn de gronden mede bestemd voor een ondergrondse parkeergarage.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. hoofd gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage is toegestaan;
  • e. met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - monument', geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

13.2.2 Bijgebouwen

Ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 40% van de bestemming 'Maatschappelijk' buiten het bouwvlak, tot maximaal 50 m2;
  • b. de gronden die zijn gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel niet mogen worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 3 m of de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen maximaal 3 m hoger mag zijn dan de goothoogte van de aan- of uitbouw;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 m bedragen.
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.