Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Geluidsscherm Blaricummermeent
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0376.bpgeluidsscherm-Va01

Regels

1 Inleidende regels 
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:  
1.1 plan
het uitwerkingsplan 'Geluidsscherm Blaricummermeent' van de Gemeente Blaricum;
1.2 verbeelding
de verbeelding van het uitwerkingsplan 'Geluidsscherm Blaricummermeent';
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak of figuur betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, met dien verstande dat hieronder niet worden begrepen bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen,
    met dien verstande dat hieronder niet worden begrepen gebruik dat weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar in strijd is met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan
1.7 bestemmingsgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwperceel
de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij een bestaand of op te richten bouwwerk of complex van bouwwerken;
1.11 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.12 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.13 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.14 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.15 maaiveld
de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft;
1.16 peil
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg vermeerder met maximaal 30 centimeter, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een geluidscherm: gemeten van N.A.P.;
  • in andere gevallen: maximaal 0,2 meter boven de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.17 perceelgrens
een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
1.18 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.19 watergang/waterloop
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.20 waterkeringen
alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden;
1.21 weg
voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden, bermen of zijkanten;
1.22 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
tussen het peil en de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot- of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt. In geval van rietkappen is de hoogte van de onderste lijn van de dakbedekking bepalend voor de goothoogte;
2.3 grondoppervlak van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 lengte, breedte en diepte bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren);
2 Bestemmingsregels 
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. wegen en parkeervoorzieningen;
  4. geluidswerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm';
met de daarbij behorende:
  1. bewegwijzering en voorzieningen ten behoeve van de verkeersregulering;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals waterkeringen, watergangen, duikers en waterlopen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Het bouwen is niet toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de maximale bouwhoogte van het geluidscherm bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;
  2. de minimale bouwhoogte van het geluidscherm bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'minimale goothoogte (m)' aangegeven hoogte; 
  3. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt 12 meter;
  4. de maximale bouwhoogte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 5 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter, waarbij geldt dat overkappingen niet zijn toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  2. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  3. het oprichten van vrijstaande reclameobjecten.
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting
De bouw van geluidsgevoelige objecten binnen de geluidszone van de A27 zoals bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder is alleen toegestaan als de noodzakelijke geluidoverdrachtbeperkende voorziening, zijnde een geluidscherm langs de rijksweg A27, ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' met een hoogte van ten minste 9,5 meter gemeten vanaf N.A.P., binnen maximaal 5 jaar na vaststelling van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3 Algemene regels 
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.  
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

5.2 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn burgemeester en wethouders bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
  1. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het wegverkeer met dien verstande dat de inhoud per bouwwerk maximaal 50 m3 bedraagt en de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  2. voor het afwijken van de in de regels voorgeschreven maten en afmetingen, dit met uitzondering van de minimale bouwhoogte, met ten hoogste 10% indien dit leidt tot een betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of indien dit noodzakelijk is in verband met de toestand van het terrein;
  3. voor het overschrijding van bestemmingsgrenzen of aanduidingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. voor het overschrijding van bestemmingsgrenzen of aanduidingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
7.2 Voorwaarden
Met een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 kan van de regels worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit;
  2. de milieukwaliteit;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en openbare veiligheid.

4 Overgangs- en slotregels 
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het plan 'Geluidsscherm Blaricummermeent '.