Plan: | Eemnesserweg 2 Blaricum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0376.Eemnesserweg-Va01 |
Op het perceel aan de Eemnesserweg 2 te Blaricum was tot voor enkele jaren geleden nog een kleinschalig agrarisch bedrijf aanwezig. De agrarische bedrijvigheid is stopgezet en het perceel zal, na een restauratie van het hoofdgebouw, door de nieuwe eigenaren alleen nog voor wonen worden gebruikt. De aanwezige bedrijfswoning krijgt daardoor de status van reguliere zelfstandige (burger) woning.
Omdat het perceel zodoende niet langer voor de agrarische bestemming gebruikt wordt, heeft de initiatiefnemer de gemeente verzocht om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Het geldende bestemmingsplan biedt daarvoor de mogelijkheid met een wijzigingsbevoegdheid. De gemeente Blaricum heeft aangegeven in principe te willen meewerken aan de bestemmingswijziging.
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel Eemnesserweg 2 te Blaricum. Op het perceel is een hoofdgebouw (boerderij) aanwezig met een aantal bijgebouwen waarvan één karakteristieke hooiberg.
Figuur 1.1 a. en b. Ligging van het plangebied op luchtfoto (Google maps) en vigerende bestemmingsplan (ruimtelijkeplannen.nl)
Het perceel ligt in het ter plaatse geldende, en geheel onherroepelijk in werking zijnde, bestemmingsplan "Kom Beschermd Dorpsgezicht" van de gemeente Blaricum met digitaal codekenmerk NL.IMRO.0376.B007BPKomBeschDorp-1141. De gemeenteraad stelde dit plan op 25 juni 2012 vast.
De geldende bestemming van het perceel is, zoals al aangegeven, "Agrarisch". Er liggen op het perceel de dubbelbestemmingen "Waarde-Archeologie 1" en "Waarde-Cultuurhistorie". Verder is in het bestemmingsplan de voormalige bedrijfswoning als karakteristiek aangeduid. Aan de hooiberg op het perceel is een specifieke bouwaanduiding toegekend, hetgeen volgens de regels inhoudt, dat hier tevens een hooiberg is toegestaan en dat de karakteristieken daarvan beschermd zijn. Ten behoeve van de uitstraling van de hooiberg zijn bouwregels opgenomen. Verder zijn ter plaatse bouwvlakken gegeven en maatvoeringsbepalingen.
Figuur 1.2 Uitsnede planverbeelding (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op grond van het bepaalde in artikel 3.5 van de planregels behorende bij het bestemmingsplan, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen - 2', met dien verstande dat:
Toetsing aanwijzigingsvoorwaarden
Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de wijzigingscriteria. In hoofdstuk 3 is een nadere toelichting met betrekking tot de voorwaarden c en d opgenomen.
De locatie wordt niet meer conform de bestemming gebruikt omdat het bedrijf dat er gevestigd was, haar bedrijfsactiviteiten op de locatie heeft beëindigd. De locatie wordt in de nieuwe situatie enkel voor wonen gebruikt.
Via een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming gewijzigd worden naar 'Wonen- 2' en 'Tuin'. Het geldende bestemmingsplan biedt hiervoor de ruimte.
Binnen de bestemming is wonen als hoofdfunctie toegestaan. De initiatiefnemer is voornemens om het perceel uitsluitend te gebruiken voor reguliere bewoning. Dit is passend binnen de nieuwe bestemming.
Dit is een wijzigingsplan waarvoor binnen het geldende bestemmingsplan voor het beschermde dorpsgezicht van Blaricum al de ruimtelijke- en de beleidskaders zijn aangegeven. Wordt aan de gestelde voorwaarden voor wijziging voldaan, dan wordt de ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar geacht.
Voor het beleidskader wordt verwezen naar de toelichting, met bijbehorende bijlagen, van het vigerende bestemmingsplan voor het beschermde dorpsgezicht uit 2012.
In zijn algemeenheid kan vastgesteld worden, dat de onderhavige functiewijziging, en het daarmee annex zijnde restauratie- en verbeteringsplan, past binnen de kaders van de strategische visie voor het beschermde dorpsgezicht van Blaricum. Met onderhavig plan wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Zowel wat kwaliteit van bebouwing als groenstructuur en milieuhygiënische kwaliteit betreft voor zowel het perceel als de omgeving.
In de planregels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming naar 'Wonen-2' en 'Tuin', zoals beschreven in paragraaf 1.3. Aan de aan de wijzigingsregeling verbonden voorwaarden kan worden voldaan.
Bebouwing.
Objectief kan zonder veel moeite worden vastgesteld, dat het pand toe is aan grootschalig onderhoud en verbetering. De eigenaar is van plan om in eerste instantie het hoofdgebouw aan te pakken en te verbeteren in termen van ruimtelijke uitstraling en hedendaags comfortniveau . Uiteraard realiseert de eigenaar zich, dat het gaat om een rijksmonument en zal vanuit die gedachte en de geldende voorschriften daaromtrent zijn plannen vorm gaan geven.
Met het plan zal het kwaliteitsbeeld ter plaatse van de kenmerkende driesprong in het dorp sterk verbeteren.
Figuur 3.1 Huidig hoofdgebouw (achterzijde)
Figuur 3.2 Rieten dak, bestaand
De eerste focus van de nieuwe eigenaar ligt zodoende bij het hoofdgebouw. Vooralsnog zal de eigenaar de bijgebouwen laten zoals zij zijn.
In het wijzigingsplan krijgt het gedeelte van het woonperceel, dat wordt gevormd door het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen de bestemming Wonen - 2 zoals deze voorkomt in het geldende bestemmingsplan voor het beschermde dorpsgezicht. De diverse cultuurhistorisch gemotiveerde aanduidingen blijven gelden.
Groenstructuur.
Het gedeelte van het woonperceel dat is gelegen ten zuiden en ten westen van de erfbebouwing worden bestemd als Tuin. Hiermee wordt aangesloten bij de systematiek van het geldende bestemmingsplan. En wordt het behoud en de versterking van de kenmerkende groenstructuren van het dorp in zijn algemeenheid, en specifiek voor de betreffende brinkachtige ruimte langs de Eemnesserweg, bevorderd.
Figuur 3.3 Zicht vanaf de Eemnesserweg
Milieuhygiënische situatie.
In zijn algemeenheid is een woonfunctie in de dorpsbebouwing meer passend en levert minder hinder op dan een agrarische functie. Ook vanuit die optiek zorgt de functiewijziging voor verbetering van de omgevingskwaliteit.
Het wijzigingsplan biedt, samenvattend, voldoende uitgangspunten voor borging van het dorpse, kleinschalige en groene karakter van het dorp Blaricum.
Het wijzigingsplan heeft alleen betrekking op het wijzigen van de functie. Het feitelijke plan betreft de verbetering c.q. het groot onderhoud van het monumentale hoofdgebouw. Er vindt geen nieuwbouw plaats en de inrichting van het perceel blijft gelijk. Het hoofdgebouw blijft binnen het bouwvlak gesitueerd. Het hoofdgebouw ondergaat intern wel wijzigingen.
Er vindt vooralsnog geen sloop van bijgebouwen plaats. Dit zou echter in de toekomst eventueel wel het geval kunnen zijn. Gelet hierop en vanuit het zorgvuldigheidsbeginsel geredeneerd, is besloten over te gaan tot een ecologische quickscan. Hiermee kan worden vastgesteld of de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet de uitvoering van de bouwvoornemens niet in de weg staan.
De conclusie van de quick scan is, dat met het wijzigingsplan effecten op beschermde planten- en diersoorten worden uitgesloten. De ontwikkeling is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Zie voor het rapport Bijlage 1.
De huidige vigerende regels (dubbelbestemming) over archeologie en cultuurhistorie worden opgenomen in dit wijzigingsplan en blijven ook bij de gewijzigde bestemming onverkort gelden voor bouw- en saneringsplannen. Het plan voor de verbouw en verbetering van het pand zal hieraan moeten voldoen. Omdat met dit wijzigingsplan enkel de functie wijzigt , is nader onderzoek op deze aspecten voor dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van het plan wordt, in het kader van de wettelijke procedure, overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerplan 2016-2021 bouwt voort op het plan voor de periode 2010-2015 en houdt tegelijk rekening met nieuwe ontwikkeling. Het waterbeheerplan is op 8 oktober 2015 goedgekeurd door het Algemeen Bestuur van het waterschap en is vanaf 1 januari 2016 van kracht.
In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 op hoofdlijnen. Hierin staat wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem. Het waterschap wil open en toegankelijk zijn, actief naar samenwerking zoeken en de dialoog aangaan. De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied betreft het perceel Eemnesserweg 2 te Blaricum. Op het perceel is een hoofdgebouw (boerderij) aanwezig met een aantal bijgebouwen (zie figuur 1.1 a).
Bodem en grondwater
Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd. De omgeving bestaat uit zandgronden. In de omgeving van het plangebied is sprake van diverse grondwatertrappen (figuur 4.1).
Figuur 4.1 Grondwatertrappen omgeving plangebied
Waterkwantiteit en waterkeringen
In en nabij het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Tevens is het plangebied niet gelegen nabij een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling betreft een bestemmingswijziging naar wonen. Er vindt geen nieuwbouw plaats en de inrichting van het perceel blijft gelijk.
Waterkwantiteit
Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht schrijft in de Keur, dat het verboden is zonder vergunning in stedelijk en glastuinbouwgebied meer dan 1.000 m2 aan verhard oppervlak aan te brengen en in overige gebied meer dan 5000 m2. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zal verharding niet wijzigen. Watercompenserende maatregelen zijn daarom niet noodzakelijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is geen vergunning noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies , wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek en conclusie
Het wijzigingsplan betreft een bestemmingswijziging van agrarisch naar wonen. Het plangebied wordt omgeven door woningen. Op grotere afstand zijn enkele bedrijven aanwezig zoals Smederij en tuinmachines H. van den Bergh en Handelsonderneming Daka. Omdat op kortere afstand reeds woningen aanwezig zijn zal ter plaatse van het plangebied sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en worden de omliggende bedrijven niet in de eigen bedrijfsvoering beperkt.
Gelet op de beoogde functiewijziging is er aandacht nodig voor het aspect bodem. De bodem moet geschikt zijn voor de woonfunctie. Voor het perceel is om die reden een bodemonderzoek uitgevoerd.
De conclusie van het onderzoek is, dat beperkingen inzake de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de voortzetting van het huidige bodemgebruik van de locatie, op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet worden voorzien. De rapportage is te vinden in Bijlage 2.
Toetsingskader
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen.
De breedte van de geluidzone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De zone wordt gemeten vanuit de as van de weg.
De voorgenomen ontwikkeling ligt niet in een wettelijke geluidzone. De locatie ligt enkel aan 30 km/u wegen welke op grond van de Wet geluidhinder niet gezoneerd zijn. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel de geluidbelasting van de Eemnesserweg getoetst. Deze 30 km/u weg ontsluit het gebied en heeft deels een doorgaande functie. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen is de geluidbelasting van deze weg getoetst.
Dosismaat Lden
De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De berekende geluidswaarde in Lden vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelasting aan de normstellingen uit de Wgh. Bij binnenwaardenberekeningen dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting exclusief de aftrek conform artikel 3.4 uit het Reken- en meetvoorschrift 2012.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde niet te boven gaan.
30 km/u wegen
Zoals aangegeven zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Echter dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.
In voorliggend onderzoek is de richtwaarde 48 dB en bedraagt de maximaal aanvaardbare waarde op basis van een ligging binnen de bebouwde kom, 63 dB.
Resultaten
Berekeningsuitgangspunten
De gehanteerde verkeersintensiteiten voor de Eemnesserweg zijn ontleend aan het 'Akoestisch onderzoek wegverkeer Schapendrift te Blaricum'(IDDS, 2016). In dit rapport zijn voor de Eemnesserweg verkeersprognoses voor 2030 opgenomen met een onderverdeling naar licht/middelzwaar/zwaar verkeer. Bij deze door de gemeente verstrekte gegevens is ook voor dit onderzoek aangesloten. De planhorizon van het ruimtelijke plan ligt namelijk 10 jaar na vaststelling van het plan.
In bijlage 3 zijn de rekenbladen opgenomen met een overzicht van alle verkeersgegevens.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens de Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Hierbij is de kortste afstand tussen bron (Eemnesserweg) en de gevel van de ontwikkeling aangehouden (circa 10 meter). Hiermee wordt een 'worst case' situatie doorgerekend. De waarneemhoogte waar de berekende geluidbelasting betrekking op heeft is gerelateerd aan de bouwhoogtes. Conform de (bestaande) woning wordt uitgegaan van twee bouwlagen. Zodoende is de geluidbelasting op 1,50 meter (begane grond) doorgerekend en 4,50 meter (eerste verdieping).
Resultaten
Uit de rekenresultaten (zie bijlage 3) blijkt dat de berekende geluidbelasting boven de richtwaarde van 48 dB ligt maar beneden de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB. De geluidbelasting bedraagt voor de begane grond en de 1e verdieping 62 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh.
Tabel 4.1 Resultaten als gevolg Eemnesserweg inclusief aftrek artikel 110g Wgh
Bron | Afstand tussen bron - gevel | Waarneemhoogte | Geluidbelasting |
Eemnesserweg | 10 m | 1,50 m | 62 dB |
Eemnesserweg | 10 m | 4,50 m | 62 dB |
Maatregelen
Maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied zijn op voorhand niet doelmatig om de geluidbelasting te reduceren. Het snelheidsregime van 30 km/u is het laagst toe te passen snelheidsregime in Nederland. De wegdekverharding met klinkers versterkt het verblijfsgevoel in dit deel van Blaricum. Maatregelen zoals het wijzigen van de snelheid of wegdekverharding zijn daarom niet realistisch en wenselijk. Geluidschermen zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Bovendien is gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling het vanuit financieel perspectief niet haalbaar om maatregelen te treffen.
Conclusie
Als gevolg van de Eemnesserweg wordt de richtwaarde van 48 dB voor de woning overschreden. Echter ligt de berekende geluidbelasting beneden de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB, namelijk 62 dB. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn vanuit stedenbouwkundige/verkeerskundige of financiële aard niet wenselijk/mogelijk. Omdat de geluidbelasting beneden de maximaal aanvaardbare waarde ligt kan gesteld worden dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Omdat er gezien het 30 km/u snelheidsregime geen onderzoeksplicht is naar de geluidbelasting kan een procedure hogere grenswaarden achterwege blijven.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft een bestemmingswijziging naar wonen. De aanwezige bedrijfswoning zal gebruikt worden als burgerwoning. Er zal geen sprake zijn van een toename van verkeer. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Torenlaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Onderzoek
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn in en nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Circa 840 meter ten oosten van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de A27 (afrit 36 (Almere Stad) - Knp. Eemnes). De weg heeft geen PR-plafond. Het maatgevende invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 355 meter. Het plangebied ligt daar ruimschoots buiten. Verder worden in of nabij het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor, water of door buisleidingen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Voor dit wijzigingsplan zijn de volgende bestemmingsregels, inclusief de bijbehorende aanduidingen en bijlagen bij de planregels, van toepassing van het moederplan "Kom Beschermd Dorpsgezicht":
- Tuin;
- Wonen-2
- Waarde - Archeologie - 1;
- Waarde - Cultuurhistorie.
Voor de juridische toelichting op deze bestemmingen en de bijbehorende aanduidingen wordt verwezen naar het genoemde moederplan. De regels bij de bestemmingen zijn integraal overgenomen uit het moederplan.
De bestemmingen, aanduidingen en bijlagen zijn met dit wijzigingsplan niet gewijzigd.
In het kader van de Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wro) dient een exploitatieplan te worden opgesteld indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. In dit geval is een exploitatieplan of - overeenkomst niet nodig, omdat er geen sprake is van een bouwplan maar enkel van een bestemmingswijziging.
Overigens is hier sprake van een particulier initiatief en van particuliere financiering.
Dit wijzigingsplan wordt volgens de wettelijke regels ter visie gelegd.
p.m.