direct naar inhoud van Regels
Plan: Eemnesserweg 2 Blaricum
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0376.Eemnesserweg-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Eemnesserweg 2 Blaricum van de gemeente Blaricum.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0376.Eemnesserweg-Va01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw en in architectonisch oogpunt ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtergevel

de oorspronkelijke gevel of gevels van het hoofdgebouw gericht naar de achterste perceelsgrens.

1.8 achterste perceelsgrens (zie onderstaand figuur)
  • a. bij een bouwperceel dat alleen aan de voorzijde grenst aan de openbare weg: de van de weg afgekeerde grens van een bouwperceel;
  • b. bij een bouwperceel dat aan zowel de voorzijde als de achterzijde grenst aan de openbare weg: de grens van een bouwperceel aan de zijde waar niet de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen;
  • c. bij een bouwperceel dat aan zowel de voorzijde als aan één van de (of beide) zijkanten grenst aan de openbare weg: beide grenzen of de grens van een bouwperceel die niet grenzen of grenst aan de openbare weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0376.Eemnesserweg-Va01_0008.png"

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. een paardenfokkerij.
1.10 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.11 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.16 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 beeldbepalend pand

een gebouw dat is aangewezen als beeldbepalend pand en waarvan een beschrijving is opgenomen in bijlage 3.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht.

1.25 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.28 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten en dat is gelegen binnen eenzelfde bestemmingsvlak.

1.30 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.34 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.35 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.36 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met originaliteit, identiteit, ouderdom en gaafheid.

1.37 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.38 dakhuis

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie niet in het dakvlak is geplaatst.

1.39 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.41 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.42 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.43 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 grootschalige detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.46 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.47 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.48 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.49 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.50 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.51 kap

een constructie van hellende dakvlakken.

1.52 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.53 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.54 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven.

1.55 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.56 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.57 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste één gesloten wand.

1.58 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover het maaiveld op één hoogte ligt: de hoogte van het maaiveld op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan vermeerderd met maximaal 20 cm;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover het maaiveld níet op één hoogte ligt: de gemiddelde hoogte van het maaiveld op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan vermeerderd met maximaal 20 cm.
1.59 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.60 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.61 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.62 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.63 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken.

1.64 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.65 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.66 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.67 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.68 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.69 woning

een complex van ruimten geschikt voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hooiberg' is tevens een hooiberg toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor paardrijbakken, paardrijbanen en paardenmestplaten, tennisbanen en zwembaden.

Artikel 4 Wonen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
  • e. de in tabel 4.1 genoemde toegestane (neven)functies, met dien verstande dat deze worden uitgevoerd door de hoofdbewoner(s);
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.

Tabel 4.1 (Neven)functies die rechtstreeks toegestaan zijn

nevenfunctie   toegestaan aantal m² vloeroppervlakte  
aan-huis-gebonden beroepen   100  
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten   100  
kantoor- en praktijkruimte   100  
museum, galerie en/of atelier   100, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 1' maximaal 60% van het bouwvlak bedraagt  
dienstverlening   100  
bed & breakfast   maximaal 2 kamers met maximaal 5 bedden  
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' voor een lengte van ten hoogste 15% van de omtrek van het hoofdgebouw een hogere goothoogte toegestaan, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
  • d. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen ten hoogste het met de aanduiding aangegeven aantal woningen bedraagt;
  • e. ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan onder bovengrondse bebouwing, met dien verstande dat toegangen uitsluitend zijn toegestaan vanuit de bovengrondse bebouwing.

4.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
  • a. de goothoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 30% van de gronden buiten het bouwvlak met een maximum van 50 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 70 m²;
  • e. bij de oppervlakte zoals bedoeld onder c wordt de oppervlakte van de hooiberg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hooiberg' niet meegerekend.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en toegangspoorten bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Oppervlakte bijgebouwen in relatie tot aanwezige bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder c teneinde meer bebouwing toe te staan indien reeds bebouwing aanwezig is op het zij- en achtererf en voor zover:

  • a. maximaal de helft van het oppervlak dat aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesloopt, mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²;
  • b. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf bedragen;
  • c. een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft.

4.3.2 Oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen in relatie tot vergunningvrij bouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder c teneinde een groter oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toe te staan, met dien verstande dat de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken waarvoor ingevolge bijlage II van het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist plus de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 80 m² bedraagt per bouwperceel.

4.3.3 Adviesprocedure
  • a. De bevoegdheid tot afwijken zoals bedoeld in 4.3.1 wordt uitsluitend toegepast indien vooraf advies is ingewonnen bij de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de vraag of de met het beschermde dorpsgezicht samenhangende waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Bij het advies van de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit worden in elk geval de situering en de specifieke kenmerken van de bebouwing en de directe omgeving betrokken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 (Neven)functies

Onder de uitoefening van (neven)functies in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik voor zover:

  • a. de activiteit wordt uitgevoerd door de hoofdbewoner(s) van de woning;
  • b. de (neven)functies, zowel afzonderlijk als tezamen, ondergeschikt zijn aan de woonfunctie in geen geval een grotere oppervlakte beslaan dan in tabel 11.1 is aangegeven;
  • c. bij een combinatie van (neven)functies een oppervlakte van ten hoogste 150 m² ten behoeve van de activiteiten wordt gebruikt;
  • d. ten behoeve van de (neven)functies in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien op eigen terrein;
  • e. de (neven)functies geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten.

4.4.2 Strijdig gebruik
  • a. onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor paardrijbakken, paardrijbanen en paardenmestplaten, tennisbanen en zwembaden;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • c. het is niet toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor meer woningen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. het is niet toegestaan gronden en gebouwen zonder de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' te gebruiken voor meer dan één woning.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Dubbele bewoning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder c om een hoofdgebouw geschikt te maken voor dubbele bewoning voor bewoning door meer dan één huishouden, een en ander met dien verstande dat:

  • a. dubbele bewoning uitsluitend is toegestaan in vrijstaande hoofdgebouwen met een minimum inhoud van 1.000 m³, waarbij de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 30% van het bouwperceel en bijbehorende gronden met de bestemming Tuin;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw met dubbele bewoning niet meer mag bedragen dan zou zijn toegestaan op basis van lid 4.2.2 onder c indien sprake was van een hoofdgebouw zonder dubbele bewoning;
  • c. het in de vormgeving tot uitdrukking komende karakter van het hoofdgebouw niet onevenredig mag worden aangetast;
  • d. (nieuwe) dubbele bewoning niet is toegestaan in gebouwen die in het verleden reeds voor dubbele bewoning geschikt zijn gemaakt;
  • e. voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. door dubbele bewoning geen extra afzonderlijke woning mag worden opgericht;
  • g. er wordt uitsluitend afgeweken indien vooraf advies is ingewonnen bij de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de vraag of de met het beschermde dorpsgezicht samenhangende waarden niet onevenredig worden aangetast, waarbij in het advies van de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit in elk geval de specifieke kenmerken van de bebouwing en de directe omgeving wordt betrokken.

4.5.2 Ten behoeve van (neven)functies

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van één of meer van de (neven)functies die in tabel 4.2 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de activiteiten vinden plaats binnen het bouwvlak;
  • b. de activiteit wordt uitgevoerd door de hoofdbewoner(s);
  • c. de woonfunctie van de bedrijfswoning wordt niet aangetast;
  • d. de monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing blijft behouden;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. de nevenfuncties dienen, zowel afzonderlijk als tezamen, een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit te maken en mogen in geen geval een grotere oppervlakte beslaan dan in tabel 4.2 is aangegeven;
  • g. bij een combinatie van nevenfuncties is ten hoogste 150 m² aan bebouwing ten behoeve van de activiteiten toegestaan;
  • h. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • i. ten behoeve van de nevenfuncties moet in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien op eigen terrein;
  • j. de nevenfuncties mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten.

Tabel 4.2 (Neven)functies waarvoor kan worden afgeweken

nevenfuncties   toegestaan aantal m² vloeroppervlakte  
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten   150  
agrarisch handels- en exportbedrijf   150  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   150  
opslag en stalling van agrarische producten   150  
agrarisch loonbedrijf   150  
veehandelsbedrijf, paardenhandel   150  
veearts   150  
hoefsmederij   150  
ambachtelijke bewerking van agrarische producten   150  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   150  
hoveniersbedrijf   150  
tuincentrum   150  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   150  
kinderboerderij   150  
paardenstalling en paardenpension   150  
manege   150  
fietsenverhuur   150  
kleinschalige horecagelegenheid   150  
bed&breakfast   150  
kleinschalig kamperen   150  
maatschappelijke voorzieningen, zijnde kinderopvang   150  
natuur- en milieueducatie   150  
zorgboerderij   -  
naar aard en omvang daarmee vergelijkbare activiteiten   150  

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regel, met dien verstande dat:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning de regels te verbinden, gericht op het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. in de situatie als bedoeld onder b sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, waarbij wordt aangegeven wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 cm;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

5.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 5.2 onder b is verleend;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

5.4.4 Verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien naar haar oordeel uit archeologisch onderzoek blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden regels.

5.4.5 Nadere regels

In de situatie als bedoeld in 5.4.4 sub b, kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoen aan het door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties, waarbij wordt aangegeven wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen indien op grond van nader archeologisch onderzoek gebleken is dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen of de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden die samenhangen met het beschermde dorpsgezicht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hooiberg': tevens ter behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige hooiberg.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden, in aanvulling en afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:

  • a. van hoofdgebouwen met de aanduiding 'karakteristiek' mogen de bestaande goot- en bouwhoogten (zoals opgenomen in bijlage 2) niet worden gewijzigd;
  • b. hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen te worden afgedekt met een kap;
  • c. bestaande hellingshoeken van kappen (zoals opgenomen in bijlage 2) van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • d. de hellingshoek van kappen op bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 55°;
  • e. bestaande kapvormen van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • f. dakkapellen, dakopbouwen en dakhuizen zijn niet toegestaan;
  • g. van aankappingen op uitbouwen met een kaprichting evenwijdig aan de gevel van het hoofdgebouw, dient de hellingshoek ten minste 15° te bedragen;
  • h. gebouwen met de aanduiding 'karakteristiek' worden, voor zover opgenomen in bijlage 3, beoordeeld via advisering door de BEL-commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit volgens de bescherming en redengevende beschrijving;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hooiberg' is uitsluitend een hooiberg toegestaan;
  • j. de bouwhoogte van een hooiberg bedraagt ten hoogste 9 m;
  • k. de bouwhoogte van gebouwen in (voormalige) hooibergen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hooiberg' bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een gebouw in een hooiberg niet is toegestaan;
  • l. hooibergen mogen boven een hoogte van 3 m niet worden dichtgemaakt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' hooibergen niet mogen worden dichtgemaakt;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hooiberg' dienen de volgende bestaande beeldbepalende elementen van de hooibergen te worden gehandhaafd ingeval van gehele of gedeeltelijke vernieuwing, verandering of herbouw:
    • 1. aantal roeden;
    • 2. vorm kap;
    • 3. type hooiberg.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Goot- en bouwhoogten hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder a teneinde de toegestane goot- en bouwhoogte te verhogen, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedraagt;
  • b. de bouwhoogte ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedraagt;
  • c. bij toepassing van de afwijking wordt meegewogen:
    • 1. voor zover sprake is van een beeldbepalend pand de typologie en de specifieke kenmerken van het gebouw zoals opgenomen in bijlage 3;

de typologie en de specifieke kenmerken van het bestaande gebouw en de directe omgeving, waarbij bijlage 6 Inventarisatie kenmerken hoofdgebouwen van de toelichting van het bestemmingsplan Kom Beschermd Dorpsgezicht wordt betrokken;

  • d. op deze bevoegdheid de adviesprocedure in lid 6.3.5 van toepassing is.

6.3.2 Hellingshoek kappen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder c teneinde de hellingshoek van kappen op hoofdgebouwen te wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. de hellingshoek van een kap ten minste 35° en ten hoogste 55° bedraagt;
  • b. op deze bevoegdheid de adviesprocedure in lid 6.3.5 van toepassing is.

6.3.3 Dakvormen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder d teneinde de dakvorm van hoofdgebouwen te wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van (voormalige) boerderijen uitsluitend sprake mag zijn van zadeldaken, eventueel in combinatie met wolfseinden;
  • b. op deze bevoegdheid de adviesprocedure in lid 6.3.5 van toepassing is.

6.3.4 Dakkapellen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder e teneinde dakkapellen aan de achtergevel van het hoofdgebouw toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de dakkapel het karakter van het pand niet aantast in relatie tot de zichtbaarheid vanaf openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de afstand van een dakkapel tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1 m bedraagt;
  • d. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • e. op deze bevoegdheid de adviesprocedure in lid 6.3.5 van toepassing is.

6.3.5 Adviesprocedure
  • a. De bevoegdheid tot afwijken zoals bedoeld in dit artikel wordt uitsluitend toegepast indien vooraf advies is ingewonnen bij de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de vraag of de met het beschermde dorpsgezicht samenhangende waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • b. In het advies van de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit worden in elk geval betrokken:
    • 1. voor zover sprake is van een beeldbepalend pand de typologie en specifieke kenmerken van het gebouw, zoals opgenomen in bijlage 3;
    • 2. de typologie, situering en de specifieke kenmerken van de bebouwing en de directe omgeving betrokken, waarbij bijlage 6 Inventarisatie kenmerken hoofdgebouwen van de toelichting van het bestemmingsplan Kom Beschermd Dorpsgezicht van de toelichting wordt betrokken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Hagen

Ter plaatse van de in bijlage 1 aangegeven hagen, mogen de gronden uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van hagen.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem, met uitzondering van het ophogen, egaliseren of verlagen van de bodem ten behoeve van de bouw van een aan- of uitbouw op dezelfde hoogte als het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw gebouwd wordt;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard' het verharden niet is toegestaan;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting voor zover deze bomen en andere beplanting zijn opgenomen in bijlage 1

6.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. bestaan uit het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van toegangspaden, terrassen en parkeergelegenheden, voor zover de oppervlakte aan verhardingen, inclusief de oppervlakte op de gronden met de bestemming Tuin, niet meer bedraagt dan 10% van het perceel en niet meer dan 100 m²;
  • c. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of herstel van de cultuurhistorische waarden;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting waarvoor ingevolge de algemeen plaatselijke verordening reeds een vergunning noodzakelijk is.

6.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het karakteristieke beplantingsbeeld niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een hoofdgebouw of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hooiberg' een hooiberg te slopen.

6.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 6.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

6.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Aanduiding 'karakteristiek'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'karakteristiek' voor een gebouw toe te voegen, te verwijderen of de status te wijzigen, indien:

  • a. het betreffende gebouw is opgenomen op een vastgestelde lijst van beeldbepalende panden, waarbij eveneens een beschrijving in bijlage 3 wordt opgenomen;
  • b. het betreffende gebouw is aangemerkt als rijksmonument of gemeentelijk monument.

6.7.2 Beschrijving beeldbepalend pand

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de omschrijving van één of meer beeldbepalende panden zoals opgenomen in bijlage 3 te wijzigen, indien blijkt dat de feitelijke omstandigheden hiermee niet in overeenstemming zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Bestaande maten

Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig en met vergunning is gebouwd of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepalingen voor de maatvoering, met dien verstande dat:

  • a. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald mogen niet worden vergroot of verhoogd;
  • d. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
  • e. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (met uitzondering van oppervlaktematen en bebouwingspercentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;

Op deze bevoegdheid is de adviesprocedure in lid 6.3.5 van toepassing.

9.2 Voorwaarden voor afwijking

De in lid 9.1 bedoelde afwijking mag slechts worden toegepast indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de cultuurhistorische waarden;
  • b. de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en openbare veiligheid;
  • g. het woon- en leefklimaat.

Artikel 10 Overige regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan 'Eemnesserweg 2 Blaricum'.