direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen
Plan: Villagebieden 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0376.BPVillageb2013-1144

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, waaronder begrepen gastenverblijven, met dien verstande dat gastenverblijven uitsluitend zijn toegestaan in hoofdgebouwen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-gastenverblijf-1' tevens gastenverblijven toegestaan in bijgebouwen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-gastenverblijf-2' tevens een gastenverblijf toegestaan in een aanbouw;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' zijn de gronden tevens bestemd voor zorgwoningen;
  • e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. een bed & breakfast met maximaal 2 kamers met maximaal 5 bedden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': tevens voor het behoud van de karakteristieke waarden van de bebouwing;
  • h. zwembaden, overige zwemvoorzieningen en tennisbanen voor zover het gronden achter de naar de voorste bestemmingsgrens gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw betreft, die op een afstand van meer dan 10 m uit de zijdelingse en de achterste perceelsgrenzen zijn gelegen, met dien verstande dat de lengte en breedte van tennisbanen (inclusief uitloop) niet meer bedraagt dan 18 bij 36 m;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
  • j. een en ander met behoud van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

18.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ondergrondse ruimten en overkappingen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is ten hoogste het aantal met de aanduiding aangegeven woningen toegestaan; indien op de verbeelding geen aanduiding is opgenomen, is per bestemmingsvlak ten hoogste 1 woning toegestaan;
  • c. de woningen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • d. het bepaalde onder b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', tenzij het aantal woningen op de verbeelding is aangeduid;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dubbele bewoning', dubbele bewoning van het hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat het aantal hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan onder b is bepaald;
  • f. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand, twee-aaneen of drie-aaneen worden gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f mogen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwvlak
  • a. indien op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, worden gebouwen uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a worden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' hoofdgebouwen uitsluitend in het bouwvlak gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen - 1' bijgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen - 2' één bijgebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a juncto artikel 23.4 zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen': ondergrondse gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan.

18.2.3 Bescherming beeldbepalende panden
  • a. van hoofdgebouwen met de aanduiding 'karakteristiek' mogen (in afwijking van het bepaalde onder 18.2.4 onder a.) de bestaande goot- en bouwhoogten niet worden gewijzigd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen bestaande hellingshoeken van kappen van hoofdgebouwen niet worden gewijzigd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen bestaande kapvormen van gebouwen niet worden gewijzigd;
  • d. gebouwen met de aanduiding 'karakteristiek' worden, voor zover opgenomen in bijlage 2, beoordeeld via advisering door de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit volgens de bescherming en redengevende beschrijving.

18.2.4 Maatvoering
  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de bouwhoogte ten hoogste 4,6 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mogen de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen - 2' niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 7 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en b en c juncto artikel 2.3 en 2.6 wordt de goot- en bouwhoogte gemeten vanaf de hoogte van het maaiveld op elk willekeurig punt nabij de gevel vermeerderd met maximaal 20 cm, voor zover het afgewerkte maaiveld op één bouwperceel niet op één hoogte ligt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a is voor ten hoogste voor een lengte van 40% van de omtrek van het gebouw een hogere goothoogte toegestaan dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • f. hoofdgebouwen en bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap waarbij de hellingshoek van het dakvlak niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
  • g. het in sub f bepaalde is niet van toepassing op hoofdgebouwen waarvoor op de verbeelding uitsluitend een bouwhoogte is aangegeven en op hoofdgebouwen welke ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, plat zijn afgedekt, voorts is het in sub f bepaalde niet van toepassing op bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • h. de maximale goothoogte van hoofdgebouwen mag in het achterdakvlak worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet ten minste 0,5 m en niet meer dan 1 m bedraagt, verticaal gemeten;
    • 2. hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,60 m bedraagt;
    • 3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de daknok meer dan 0,8 m bedraagt, verticaal gemeten;
    • 4. de afstand van de zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,75 m bedraagt;
    • 5. de breedte van de dakkapel is niet meer dan 70% van de breedte van het dakvlak;
    • 6. de dakkapel bevindt zich niet onder of boven een andere dakkapel;
    • 7. de dakkapel strekt zich maximaal uit over één verdieping;
  • i. de maximale goothoogte van hoofdgebouwen mag in het voordakvlak of zijdakvlak worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet ten minste 0,5 m en niet meer dan 1 m bedraagt, verticaal gemeten;
    • 2. hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,30 m bedraagt;
    • 3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de daknok meer dan 1 m bedraagt, verticaal gemeten;
    • 4. de afstand van de zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak ten minste 1 m bedraagt;
    • 5. de breedte van de dakkapel is niet meer dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    • 6. de dakkapel bevindt zich niet onder of boven een andere dakkapel;
    • 7. de dakkapel strekt zich maximaal uit over één verdieping;
  • j. dakopbouwen en dakhuizen zijn niet toegestaan;
  • k. voor de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, is artikel 23.3 van toepassing.

18.2.5 Oppervlakte
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw (niet zijnde gestapelde woningen) inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en ondergrondse ruimtes, welke niet onder het hoofdgebouw zijn gelegen, mag niet meer bedragen dan:
    oppervlakte van bouwperceel + bijbehorende gronden met bestemming Tuin (m²)   max. gezamenlijke opp. hoofdgebouw incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (m²)   max. opp. bijgebouwen en vrijstaande overkappingen (m²)  
    A   B   C  
    0 - 250   75   20  
    251 - 500   110   25  
    501 - 750   125   30  
    751 - 1.000   150   35  
    1.001 - 2.500   10% van oppervlakte kolom A + 60   20% van totaal kolom B  
    2.501 - 5.000   5% van oppervlakte kolom A + 185   20% van totaal kolom B  
    5.001 – 10.000   2% van oppervlakte kolom A + 325, met dien verstande dat de oppervlakte ten minste 435 m² mag bedragen en ten hoogste 500 m²   20% van totaal kolom B  
    > 10.000   500 m²   20% van totaal kolom B  
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a bedraagt de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - oppervlakte' ten hoogste 520 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder sub a is ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen – 3' een bijgebouw toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de oppervlakte van gebouwen en overkappingen per bouwvlak, voor zover aangegeven, ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven oppervlakte bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a en b juncto artikel 2.8 wordt de oppervlakte van een bouwwerk gemeten tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels of indien het een scheidsmuur betreft het hart van de scheidsmuren. Dakoverstekken waarvan de verticale projectie niet meer bedraagt dan 60 cm, worden niet meegerekend; indien de maat van de verticale projectie van de dakoverstekken meer bedraagt dan 60 cm, dient het meerdere wel te worden meegerekend. Een dakoverstek, rustend op kolommen, wordt in ieder geval gerekend als bebouwd oppervlak, gemeten aan de buitenzijde van die kolommen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van zwembaden bedraagt niet meer dan 100 m² per perceel.

18.2.6 Afstanden
  • a. de afstand van hoofdgebouwen (niet zijnde gestapelde hoofdgebouwen), aan en uitbouwen en niet vrijstaande overkappingen tot perceelsgrenzen mag, voor zover het percelen betreft met ten hoogste 1 achterste perceelsgrens, niet minder bedragen dan:
    oppervlakte van bouwperceel + bijbehorende gronden met bestemming 'Tuin'   afstand tot de achterste perceelsgrens   afstand tot de overige niet naar de weg gekeerde perceelsgrenzen  
    0 m² - = 1.000 m²   10 m   5 m  
    > 1.000 m² - = 2.500 m²   10 m   7 m  
    > 2.500 m² - = 7.500 m²   10 m   10 m  
    > 7.500 m² - = 10.000 m²   15 m   15 m  
    > 10.000 m²   20 m   20 m  
  • b. de afstand van hoofdgebouwen (niet zijnde gestapelde hoofdgebouwen), aan- en uitbouwen en niet vrijstaande overkappingen tot perceelsgrenzen mag, voor zover het percelen betreft met meer dan 1 achterste perceelsgrens, niet minder bedragen dan:
    oppervlakte van bouwperceel + bijbehorende gronden met bestemming 'Tuin'   afstand tot niet naar de weggekeerde perceelsgrenzen  
    0 m² - = 1.000 m²
    > 1.000 m² - = 2.500 m²
    > 2.500 m² - = 7.500 m²
    > 7.500 m² - = 10.000 m²
    > 10.000 m²  
    7 m
    8 m
    10 m
    15 m
    20 m  
  • c. de afstand van hoofdgebouwen (niet zijnde gestapelde hoofdgebouwen), aan- en uitbouwen en niet vrijstaande overkappingen tot perceelsgrenzen mag, voor zover een bouwperceel niet grenst aan de openbare weg, niet minder bedragen dan:
    oppervlakte van bouwperceel   afstand tot de perceelsgrenzen  
    = 1.000 m²   5 m  
    > 1.000 m² - = 2.500 m²   7 m  
    > 2.500 m² - = 7.500 m²   10 m  
    > 7.500 m² - = 10.000 m²   15 m  
    > 10.000 m²   20 m  
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a, b en c juncto artikel 2.1 worden afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Dakoverstekken waarvan de verticale projectie niet meer bedraagt dan 60 cm, worden niet meegerekend; indien de maat van de verticale projectie van de dakoverstekken meer bedraagt dan 60 cm, dient het meerdere wel te worden meegerekend;
  • e. het bepaalde in sub a en b van dit lid is niet van toepassing op het bouwen langs de gemeenschappelijke perceelsgrens van hoofdgebouwen die aaneen worden gebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub a, b en c van dit lid mag bij percelen met een breedte minder dan 20 m, de afstand van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en niet-vrijstaande overkappingen tot perceelsgrenzen niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. de breedte van een gebouw, gemeten in het verlengde van de naar de voorste bestemmingsgrens gerichte gevel, mag niet breder zijn dan de helft van het bouwperceel, gemeten in de voorste bestemmingsgrens, met een maximum van 20 m;
  • h. het in sub g bepaalde is niet van toepassing indien de bestaande breedte van het hoofdgebouw reeds breder is dan de helft van de breedte van het bouwperceel, met dien verstande dat uitbreidingen van het bestaande hoofdgebouw uitsluitend mogen plaatsvinden op een afstand van ten minste 5 m achter (het verlengde van) de naar de voorste bestemmingsgrens gerichte gevel van het hoofdgebouw;
  • i. het in sub g bepaalde is niet van toepassing voor bouwpercelen waar een bouwvlak is opgenomen;
  • j. uitbreiding van gebouwen op een kleinere afstand dan de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen is niet toegestaan indien de tegenoverliggende afstand kleiner is dan voorgeschreven, voor zover de som van de in acht te nemen afstanden wordt overschreven;
  • k. de afstand van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen tot de naar de voorste bestemmingsgrens gekeerde gevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten minste 5 m.

18.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, is artikel 23.3 van toepassing.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de woningen op bouwpercelen die groter zijn dan 2.500 m² ten behoeve van het behoud van het groene karakter. De nadere eisen mogen niet leiden tot een beperking van de toegestane oppervlakte aan gebouwen.

18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afstandsmaten

Het bevoegd gezag mag afwijken van het bepaalde in lid 18.2.6 onder a en b voor het verminderen van de daarin genoemde afstandsmaten, een en ander met dien verstande dat:

  • a. afwijken uitsluitend is toegestaan indien bestaande afstanden reeds kleiner zijn dan op grond van het bepaalde in lid 18.2.6 onder a en b is toegestaan;
  • b. de afstand niet minder mag worden dan de afstand van de perceelsgrens tot bebouwing die op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan kleiner is dan het bepaalde in lid 18.2.6 onder a en b en voorts met dien verstande dat de afstand tot een perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • c. de betreffende afstand aan de tegenoverliggende zijde van de bebouwing evenredig groter moet zijn en voorts met dien verstande dat de afstand tot een perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • d. de overige afwijkingen als hellingshoeken en andere maten niet mogen worden vergroot;
  • e. het bepaalde onder c niet van toepassing is indien de breedte van het perceel ter plaatse van de betreffende bebouwing minder dan 15 m bedraagt;
  • f. de stedenbouwkundige- en de beeldkwaliteit door de afwijking niet onevenredig mag worden aangetast.

18.4.2 Zwembaden en tennisbanen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 18.1 onder g voor het verminderen van de daarin genoemde afstandsmaten voor percelen met een breedte kleiner dan 25 m, een en ander met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens ten minste 7 m bedraagt en dat de toepassing van de bevoegdheid tot afwijken niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen, dan wel tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

18.4.3 Karakteristieke gebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.2.3 onder a teneinde de toegestane goot- en bouwhoogte te verhogen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m bedraagt;
  • b. lid 18.2.3 onder b teneinde de hellingshoek van kappen op hoofdgebouwen te wijzigen, met dien verstande dat de hellingshoek van een kap ten minste 35° en ten hoogste 55° bedraagt;
  • c. lid 18.2.3 onder c teneinde de dakvorm van hoofdgebouwen te wijzigen.

De bevoegdheid tot afwijken zoals bedoeld in dit lid wordt uitsluitend toegepast indien vooraf advies is ingewonnen bij de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de vraag of de monumentale of beeldbepalende waarden in voldoende mate worden beschermd. Voor zover er sprake is van een beeldbepalend pand, worden in elk geval betrokken in het advies de typologie en specifieke kenmerken van het gebouw, zoals opgenomen in bijlage 2.

18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, inclusief aan- en uitbouwen, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen tot een maximum van 100 m²;
  • b. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner(s) van de woning
  • e. de afstand van (gedeelten van) aan- en uitbouwen waarin uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt, mag niet minder bedragen dan de minimale toegestane afstandsmaten tussen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en niet vrijstaande overkappingen tot de perceelsgrenzen die in artikel 18.2.6 sub a, b, c en f juncto artikel 24.1 (bestaande maten) zijn benoemd.

18.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor paardrijbakken, paardrijbanen en paardenmestplaten.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 onder b om een hoofdgebouw geschikt te maken voor dubbele bewoning voor bewoning door meer dan één huishouden, één en ander met dien verstande dat:

  • a. dubbele bewoning uitsluitend is toegestaan in vrijstaande hoofdgebouwen met een minimuminhoud van 1.000 m³, waarbij de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 30% van het bouwperceel en bijbehorende gronden met de bestemming Tuin;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw met dubbele bewoning niet meer mag bedragen dan zou zijn toegestaan op basis van lid 18.2.5 onder a indien sprake was van een hoofdgebouw zonder dubbele bewoning;
  • c. het in de vormgeving tot uitdrukking komende karakter van het hoofdgebouw niet onevenredig mag worden aangetast;
  • d. (nieuwe) dubbele bewoning niet is toegestaan in gebouwen die in het verleden reeds voor dubbele bewoning geschikt zijn gemaakt;
  • e. door dubbele bewoning geen extra afzonderlijke woning mag worden opgericht.

18.6.2 Schriftelijk advies

De bevoegdheid tot afwijken zoals bedoeld lid 18.6.1 wordt uitsluitend toegepast indien vooraf advies is ingewonnen bij de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit indien sprake is van het geschikt maken voor dubbele bewoning van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', omtrent de vraag of de monumentale, beeldbepalende of beeldondersteunende waarden in voldoende mate worden beschermd en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem, met uitzondering van het ophogen, egaliseren of verlagen van de bodem ten behoeve van de bouw van een aan- of uitbouw op dezelfde hoogte als het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw gebouwd wordt;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, waaronder het aanleggen van tennisbanen.

18.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 18.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. die bestaan uit het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van toegangspaden, terrassen en parkeergelegenheden, voor zover de oppervlakte aan verhardingen, inclusief de oppervlakte op de gronden met de bestemming Tuin, niet meer bedraagt dan 10% van het perceel en niet meer dan 100 m²;
  • d. die bestaan uit het afgraven ten behoeve van een toegangspad naar een ondergrondse ruimte voor zover deze een breedte heeft van ten hoogste 2,5 m en gelegen is achter de van de weg af gekeerde zijden van het gebouw;
  • e. die bestaan uit het afgraven en verharden ten behoeve van het verdiept aanleggen van terrassen en het maken van in- of toegangen aan de van de weg afgekeerde zijde van het hoofdgebouw, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer bedraagt dan 9 m (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld);
    • 2. de diepte (lengte) niet meer bedraagt dan 7 m;

18.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

18.8 Omgevingsvergunning voor slopen
18.8.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een hoofdgebouw te slopen, voor zover deze voorkomt in bijlage 2.

18.8.2 Uitzondering op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 18.8.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

18.8.3 Voorwaarde voor omgevingsvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 18.8.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

18.9 Wijzigingsregels
18.9.1 Toevoegen aanduiding karakteristiek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'karakteristiek' voor een gebouw toe te voegen, te verwijderen of de status te wijzigen, indien:

  • a. het betreffende gebouw is opgenomen op een vastgestelde lijst van beeldbepalende panden, waarbij eveneens een beschrijving in bijlage 2 wordt opgenomen;
  • b. het betreffende gebouw is aangemerkt als rijksmonument of gemeentelijk monument.

18.9.2 Beschrijving beeldbepalend pand

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de omschrijving van één of meer beeldbepalende panden zoals opgenomen in bijlage 2 te wijzigen, indien blijkt dat de feitelijke omstandigheden hiermee niet in overeenstemming zijn.

18.9.3 Wijzigen bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen te wijzigen, indien:

  • a. blijkt dat de bestemmingsvlakken niet in overeenstemming zijn met de feitelijke eigendomssituatie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan; of
  • b. door veranderde eigendomssituaties de bestemmingsvlakken hiermee niet meer in overeenstemming zijn.

18.9.4 Voorwaarden
  • a. De wijziging als bedoeld onder 18.9.3 mag uitsluitend worden toegepast binnen de bestemming Wonen.
  • b. De wijziging als bedoeld onder 18.9.3 mag niet leiden tot een wijziging van het aantal toegestane woningen.
  • c. De wijziging als bedoeld onder 18.9.3 sub b mag niet leiden tot verruiming van de bouwmogelijkheden van het op de kaart aangegeven bestemmingsvlak dan wel vermindering van de in acht te nemen afstandsmaten op bouwpercelen/bestemmingsvlakken die verkleind worden door wijziging van de bestemmingsvlakken.
  • d. De wijziging als bedoeld onder 18.9.3 mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de beeldkwaliteit en/of de karakteristiek van het gebied.