direct naar inhoud van Regels
Plan: Revitalisatie Dode Hond
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0376.BLCDeDodeHond2022-On01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Revitalisatie Dode Hond van de gemeente Blaricum.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0376.BLCDeDodeHond2022-On01met bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanlegplaats

Plaats met voorzieningen waaraan vaartuigen voor de recreatievaart kunnen afmeren, zoals kades en steigers.

1.5 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbinnen ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.6 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.7 Drijvende beheerdersunit

Bestaande uit een ponton met daarop een gebouw ten behoeve van opslag, beheer en (extra) toezicht. De beheerdersunit is bestemd voor verblijf en als werkplek voor de beheerder en niet voor recreatief verblijf en/of bewoning.

1.8 Eco-toilet

Kleinschalige toiletvoorziening die niet is aangesloten op nutsvoorzieningen.

1.9 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.10 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.11 Peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: maximaal 20 cm boven de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, vermeerderd met maximaal 20 cm.

1.12 Recreatie

Het gebruik van gronden voor recreatieve activiteiten, zoals wandelen, (kano)varen, zwemmen, vissen, natuurobservatie, tijdelijk (maximaal 3 keer 24 uur) overnachten, en ondersteunende voorzieningen, zoals spelaanleiding, picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.13 Verkeer te water

Gemotoriseerde en ongemotoriseerde vaartuigen en kano's naar en van de aanlegplaatsen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens water, verkeer te water, en 2 vooroevers met daarbij behorende recreatieve voorzieningen, zoals een toegangsgeul en 12 aanlegplaatsen voor gemotoriseerde en ongemotoriseerde pleziervaartuigen en 3 aanlegplaatsen voor kano's;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': tevens recreatie met daarbij behorende recreatieve voorzieningen, zoals een eco-toilet, spelaanleiding en 33 aanlegplaatsen voor gemotoriseerde en ongemotoriseerde vaartuigen en 4 aanlegplaatsen voor kano's, en een drijvende beheerdersunit inclusief gebouw in de periode van 15 april tot en met 15 oktober;
  • d. natuureducatie en informatievoorziening.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw op de drijvende beheerdersunit heeft een oppervlakte van maximaal 40 m2 en een maximale bouwhoogte van 4,2 m gemeten vanaf de waterlijn;
  • b. op de gronden ten behoeve van hetgeen genoemd onder 3.1 onder c mogen overige gebouwen met een maximale oppervlakte van 20 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m worden gebouwd.
  • c. op de gronden ten behoeve van hetgeen genoemd onder 3.1 onder c zijn gebouwen slechts mogelijk nadat er een herbegrenzingsbesluit van NNN op de zuidwestelijke vooroever formeel is vastgesteld.

3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de oppervlakte van de drijvende beheerdersunit bedraagt maximaal 80 m2;
  • b. voor de aanlegplaatsen geldt een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • c. op de gronden ten behoeve van hetgeen genoemd onder 3.1 onder c mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m worden gebouwd.
  • d. op de gronden ten behoeve van hetgeen genoemd onder 3.1 onder c zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde slechts mogelijk nadat er een herbegrenzingsbesluit van NNN op de zuidwestelijke vooroever formeel is vastgesteld.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

3.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' dieper dan NAP -2,10 m, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. vergunning als bedoeld in 4.2 wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders minimaal blijkt dat:
    • a. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • b. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • c. er geen archeologische waarden zijn;
  • 2. aan de vergunning als bedoeld in 4.2 kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • b. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  • het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
  • het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Revitalisatie Dode Hond'.