Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Noorderweg 13
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0375.BPNoorderweg13-VG01

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding voor het verzoek
Het ondernemerscollectief PTW.BV heeft een bedrijfshal met woning gekocht aan de Noorder-weg 13a-b met de intentie om de bestaande bedrijfshal en het bijbehorende perceel te gebruiken voor lasergame activiteiten. Hiervoor is overleg geweest met de gemeente Beverwijk en zij hebben aangegeven positief tegenover een dergelijke ontwikkeling te staan. Ook zijn er gesprekken geweest met de Beverwijkse Bazaar. Zij geven aan het een mooie aanvulling te vinden voor de bezoekers van de Bazaar. Het lasergamen is uniek in de regio en kan een aanwinst zijn voor Beverwijk.
 
Deze activiteit past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Ook is er geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om het gebruik ten behoeve van de voorgenoemde activiteiten te kunnen wijzigen. Dit is de aanleiding om een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor de Noorderweg 13a-b in Beverwijk.
 
1.2 Doel van het plan
Het doel van het bestemmingsplan is om een juridisch kader te scheppen ten behoeve van:
  • Het mogelijk maken van een recreatieve activiteit in de vorm van een lasergamebedrijf met bijbehorende kleinschalige horeca.
2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het perceel aan de Noorderweg 13a-b te Beverwijk (kadastraal bekend Beverwijk, sectie A, kavelnummer 8501 en 9605) heeft een oppervlakte van 3566 m2 en vormt tevens de grenzen van het plangebied. Het plangebied is gelegen vlak bij de af- en oprit richting de A9 en valt vlak buiten de grenzen van industrieterrein ‘Kagerweg’. Aan de noordelijke grens kijkt men uit op het Fort aan de Sint-Aagtendijk wat onderdeel is van de stelling van Amsterdam. Aan de Oostzijde bevindt zich op een steenworp afstand de A9 en aan de westzijde bevindt zich het bedrijventerrein de Pijp en de Beverwijkse Bazaar. 
 
Figuur 1; aanduiding plangebied
 
2.2 Vigerend bestemmingsplan
Volgens het vigerende bestemmingsplan “Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving” vastgesteld op 21 februari 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord Holland op 19 augustus 2008, valt het perceel Noorderweg 13a-b binnen de bestemming Wonen en Opslag (artikel 13) –W+B(o)- bedoeld voor;
  • Woondoeleinden;
  • opslag voor zover het betreft bedrijfsactiviteiten behorenden tot milieucategorie 1 t/m 2;
  • tuinen en erven;
  • parkeren;
Met de daarbij behorende voorzieningen, erven, gebouwen en andere bouwwerken.
 
Figuur 2; plankaart vigerend bestemmingsplan
 
De bouwvoorschriften geeft aan dat;
  • de woningen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het op de kaart aangegeven bouwbouwingsvlak;
  • voor de bedrijfsbebouwing geldt de bestaande maatvoering als maximale maatvoering waarbij een uitbreiding in oppervlakte met 10% is toegestaan;
  • het bebouwingsvlak geheel mag worden bebouwd;
  • voor de hoogte van de gebouwen de bestaande hoogte als maximale maatvoering geldt;
  • de hoogte van de overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan:
  • voor erfafscheidingen 2m;
  • voor overige bouwwerken 6m;
 
De afwijking met het vigerende bestemmingsplan zit hem in de strijdigheid met het gewenste gebruik. Die van een recreatieve activiteit in de vorm van een lasergamebedrijf met bijbehorende kleinschalige horeca i.p.v. de huidige activiteit van wonen en opslag.
2.3 Ruimtelijke structuur plangebied
Het plangebied wordt ingeklemd tussen 3 ruimtelijke gebieden. Het valt net buiten de grens van bedrijventerrein Kagerweg en de Pijp aan de Zuid- Westkant, waar de Beverwijkse Bazaar onderdeel van uitmaakt. Aan de noordzijde grenst het aan het Fort aan de Sint Aagtendijk welke onderdeel uitmaakt van de stelling van Amsterdam, hier kijkt men uit over een grote waterpartij en over een kenmerkend dijkenlandschap waar de oude Sint Aagtendijk onderdeel van uitmaakt. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich op een steenworp afstand de A9. Deze rijksweg is gesitueerd op een verhoogd dijklichaam en vormt een dominant element in het landschap. Naast de bestaande bebouwing binnen het plangebied bevinden er zich in de directe nabijheid van het perceel geen gebouwen.
 
Figuur 3; Aanzicht Noorderweg 13a-b
  
2.4 Functionele structuur plangebied
Het plangebied is gelegen in de Wijkermeerpolder en bevindt zich net buiten de grens van be-drijventerrein de Kagerweg en bedrijventerrein de Pijp. Op deze bedrijventerreinen zijn een grote verscheidenheid aan bedrijven gevestigd in onder andere de productie, industrie, groothandel, transport en distributie. Ook is in de directe nabijheid de Beverwijkse Bazaar gevestigd. Deze overdekte markt trekt elk weekend ongeveer 50.000 bezoekers en heeft daarmee een grote impact op de directe omgeving.
 
Op ongeveer 50 meter afstand van het plangebied is de Rijksweg A9 gesitueerd. Daardoor bevindt het plangebied zich in de invloedsfeer van deze Rijksweg. Dit is met name van belang voor de externe veiligheid, waar in hoofdstuk 5.6 dieper op ingegaan wordt.
 
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen tot aan 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer be-voegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
 
Op het gebied van gebiedsontwikkeling wordt de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties daarin leidend. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
 
Het onderhavige bestemmingsplan omvat voornamelijk een functiewijziging. Hierbij blijft de bestaande bebouwing behouden. Dit sluit aan op de beleidsdoelstelling van SVIR om te streven naar een duurzame verstedelijking.
 
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking ge-treden. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen en bij projectuitvoeringsbesluiten dient rekening te worden gehouden met het Barro.
 
Het nabij gelegen Fort St. Aagtendijk is onderdeel van de Stelling van Amsterdam, dat in artikel 2.13.2, lid 1, onder d van het Barro is aangewezen als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. De kernkwaliteiten hiervan staan in hoofdlijnen omgeschreven in Bijlage 8 van het Barro. Deze kernkwaliteiten zijn verder uitgewerkt en geobjectiveerd in de provinciale ruimtelijke verordening.
 
Het onderhavige bestemmingsplan omvat voornamelijk een functiewijziging van een bedrijfsfunctie in een recreatieve functie. Hierbij blijft de bestaande bebouwing behouden. Eventuele bijbehorende bouwwerken vallen binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan en zullen niet worden uitgebreid. Ook vinden er geen ruimtelijke ingrepen plaats die kunnen leiden tot een aantasting van het cultureel erfgoed. Hiermee is het plan niet in strijd met het rijksbeleid. In artikel 3.2.1 van deze toelichting vindt u meer over het provinciaal beleid en de stelling van Amsterdam.
 
3.2 Provinciaal beleid
Op 1 juli 2008 trad de wet Ruimtelijke Ordening in werking deze verplicht overheden tot het op-stellen van een structuurvisie. Uit deze visie moet blijken wat hun belangen zijn en welke instrumenten zij inzetten om deze te realiseren. De provinciale rol verandert hiermee van toetsende naar ontwikkelende. Voor de provincie is de structuurvisie de wettelijke opvolger van het streekplan. Het provinciebestuur zal met de Structuurvisie Noord-Holland haar visie geven op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Holland en de opgaven die daarbij horen.
 
De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe staat de provincie o.a. een provinciale ruimtelijke verordening als juridische instrument ter beschikking.
 
3.2.1 Structuuvisie Noord-Holland 2040
Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provin-ciale ruimtelijke verordening structuurvisie (Prvs) vastgesteld. De Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie is op 3 november 2010 in werking getreden. Nadien is de structuurvisie diverse keren gewijzigd waarbij de meest recente partiële herziening door Provinciale Staten is vastgesteld op 23 mei 2011.
 
In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met ruimtelijke ontwikkelingen en keuzes om wil gaan met een doorkijk naar het jaar 2040. Hierbij geeft de provincie aan dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie moet zijn door in te zetten op klimaat bestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie Noord-Holland op basis van de bovengenoemde criteria provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen. Daarbij richt de provincie zich uitdrukkelijk op ruimtelijke vraagstukken die op regionale en bovenregionale schaal spelen en/of gevolgen hebben.
 
 
Figuur 4; Provinciale belangen
 
Onderdeel van de structuurvisie is het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen. De Provincie Noord-Holland wil deze (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De Stelling van Amsterdam vormt hierbij een wezenlijk punt van aandacht. In de ruimtelijk hoofdstructuur vormt de Stelling van Amsterdam letterlijk een verbindings- en overgangszone tussen het stedelijk kerngebied en de grootschalige landschappen. Het provinciale beleid richt zich op het behoud van de stellingzone als ruimtelijke eenheid en de ontwikkeling ervan als recreatief aantrekkelijk object. De strategie hierbij is gericht op een versterking van de cultuurhistorische patronen en objecten door (bescheiden) toevoeging van nieuwe functies en landschapselementen.
 
Volgens de digitale kaart van de structuurvisie 2040 die te vinden is op www.noord-holland.nl bevindt het onderhavig plangebied zich net buiten de grenzen van bestaand bebouwd gebied (BBG) en valt het binnen de invloedsfeer van de stelling van Amsterdam. De provincie bestempelt dit gebied als recreatieve zone.
 
Figuur 5; Plankaart structuurvisie Noord Holland 2040
 
Volgens de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland ligt het plangebied binnen de zone van de Stelling van Amsterdam maar is de locatie uitgezonderd. Zie artikel 5.2 figuur 12.
Daarnaast omvat het plan een functie wijziging van een reeds in het plangebied aanwezige bedrijfshal. Het betreft hier een wijziging van een bedrijfsfunctie in een recreatieve functie, hiermee draagt het plan bij aan een versterking van de recreatieve doeleinden binnen de regio. Het onderhavige bestemmingsplan sluit hiermee aan op de doelstelling van de provincie om te streven naar een duurzaam ruimtegebruik.
3.2.2 Provinciaal ruimtelijke verordening structuurvisie
Provinciale Staten hebben de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van Noord-Holland op 21 juni 2010 vastgesteld. Op 1 november 2010 is de verordening in werking getreden. Nadien is de verordening diverse keren gewijzigd waarbij de 4e en meest recente wijziging door Provinciale staten is vastgesteld op 6 mei 2013. De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Noord-Holland. Het betreft onderwerpen waar een provinciaal belang mee gemoeid is. De regels van de PRVS vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
 
De digitale kaart 2 van de structuurvisie Noord-Holland 2040 geeft aan dat onderhavig plangebied net buiten bestaand bebouwd gebied (BBG) is gesitueerd, echter de betreffende bebouwing is wel gelegen binnen de het BBG (zie rode arcering figuur 6). De gebouwen zelf zijn gelegen in landelijk gebied (zie groene arcering figuur 7). Voor zowel het Bestaand Bebouwd Gebied (PRVS artikel 11.1) als het landelijke gebied (PRVS artikel 12.6b) geldt dat een bestemmingsplan kan voorzien in een uitbreiding van een bestaand terrein voor zover deze in overeenstemming zijn met de geldende provinciale planningsopgave.
   
Figuur 6, Structuurvisie Noord-Holland 2040 kaart 2 (BBG)
 
Figuur 7 Provinciale verordening, landelijk gebied
 
Het onderhavige bestemmingsplan omvat voornamelijk een functiewijziging van een bedrijfsfunctie in een recreatieve functie. Hierbij blijft de bestaande bebouwing behouden. Dit sluit aan op de doelstelling van de provincie om te streven naar duurzaam ruimtegebruik zoals omschreven in ‘Structuurvisie Noord Holland 2040’. Hiermee is het onderhavige bestemmingsplan in overeenstemming met de geldende provinciale planningsopgave en past het plan binnen de regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.
3.3 Regionaal beleid
3.3.1 Masterplan Noordzeekanaalgebied
Het Masterplan Noordzeekanaal is een visie op de economische ontwikkeling van het gebied langs het Noordzeekanaal. Het gebied bevat de 26 bedrijventerreinen langs het kanaal en de haven en industriële bedrijven aan de Zaan.
 
In het Masterplan Noordzeekanaalgebied (NZKG) werken de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Velsen, Zaanstad, de Kamer van Koophandel, Rijkswaterstaat Noord-Holland, Zeehaven IJmuiden, TATA Steel IJmuiden BV en de Provincie Noord-Holland samen. Zij vormen het Bestuursplatform.
 
Doel is het bevorderen van de economische ontwikkeling in het gebied. Hierdoor wordt de internationale concurrentiepositie van de haven, industrie en logistiek in het Noordzeekanaalgebied versterkt. Duurzaamheid en leefbaarheid zijn bij deze versterking een belangrijke randvoorwaarde.
 
Het Bestuursplatform heeft de Stuurgroep Visie NZKG 2040 gevraagd om een visie te ontwikke-len op de ontwikkelingsgebieden in het NZKG. De concept versie (6 mei 2013) van Visie NZKG 2040 is door de colleges van Velsen, Zaanstad, Beverwijk, Amsterdam en Haarlemmerliede & Spaarnwoude goedgekeurd.
 
 
Figuur 8; Masterplan Noordzeekanaalgebied
 
Onderdeel van Masterplan Noordzeekanaal is de regio IJmond-Noord. Deze strekt zich uit over de gemeenten Velsen, Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest. In deze regio bevindt zich een groot aantal bedrijventerreinen, die rondom het Noordzeekanaal zijn gelegen, een drukke aan- en afvoerroute voor goederen en producten, waarvan veel bedrijvigheid in dit gebied gebruik maakt.
 
Het Masterplan IJmond-Noord (2005) beschrijft de herstructureringsactiviteiten en geeft een opsomming van de hoofdknelpunten die de herstructurering belemmeren. Het voorliggende Masterplan biedt inzicht in de mogelijkheden voor de optimalisatie van het economisch gebruik van zeven aaneengesloten bedrijventerreinen in IJmond-Noord. Het gaat hierbij specifiek om terreinen in de gemeenten Velsen en Beverwijk.
 
Het plangebied Noorderweg 13a-b is gelegen net buiten de noordgrens van bedrijventerrein ‘Kagerweg’ en valt formeel niet onder het beleid van het masterplan IJmond Noord.
 
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Structuurvisie 2015 'Verleiden tot verblijven' (2009)
Op 26 juni 2009 is de Ontwerp-Structuurvisie ter inzage gelegd ten behoeve van inspraak en vooroverleg. De gemeenteraad van Beverwijk heeft medio 2010 de structuurvisie vastgesteld.
 
De structuurvisie gaat in het bijzonder in op de (voor)geschiedenis van Beverwijk waarbij ook naar de (nabije) toekomst een doorzicht wordt gegeven en omgeving, gaat nader in op de (be-bouwings) typologie van wijken en geeft een visie omtrent de (beoogde) ontwikkelingsmogelijkheden.
 
Ten aanzien van onderhavige projectlocatie wordt (o.m.) opgemerkt: 
  • In de nabijheid van de plangebied bevinden zich tussen 2 lopende projecten, de ‘Bazaar Beverwijk’ en ‘De Groene oostrand’. Beide projecten zullen weinig hinder ondervinden van het beoogde bouwplan.
  • Volgens de Morfologische Analyse bevindt het beoogde plangebied zich net buiten de zonering van bedrijventerreinen en industriegebied.
  • Het plangebied bevindt zich binnen de grenzen van de Wijkermeerpolder en grens aan het Fort aan de Sint-Aagtendijk onderdeel van de stelling van Amsterdam
 
De Structuurvisie Beverwijk 2015+ kiest voor een versterking van het bestaande stedelijke gebied én versterking van de omliggende landschappen. Voor de Wijkermeerpolder wordt daarom ingezet op de ontwikkeling van een multifunctioneel landschap als rustige groene tegenhanger van de bebouwde woon- en werkgebieden ten westen van de A9. Daarmee zet het gemeentebestuur van Beverwijk in op een concrete invulling van de landschappelijke buffer tussen Beverwijk en Zaanstad en neemt zij afstand van mogelijke ontwikkeling van bedrijventerreinen en havens. Deze koers wordt ondersteund door een onderzoek in het kader van het Masterplan Noordzeekanaalgebied dat in november 2007 is opgesteld.
 
De aanleg van groengebied ‘De Buitenlanden’ is het eerste project waar de verschillende kwaliteiten van de toekomstige Wijkermeerpolder zichtbaar worden. Dit project ligt aan de noordzijde van de polder en is in de eerste plaats bedoeld als uitvalsbasis voor de bewoners van Broekpolder en omliggende wijken. Door de gerichte toevoeging van recreatieve functies, zoals bijvoorbeeld een stadsboerderij, wordt dit Polderpark ook aantrekkelijk voor bezoekers uit andere delen van Beverwijk, Heemskerk en Zaanstad.
 
De beoogde ruimtelijke ontwikkeling Noorderweg 13 betreft een functiewijziging in een recreatieve bestemming en kan gezien de ligging op een positieve manier bijdrage aan de bovengenoemde doelstellingen van de gemeente om tot invulling te komen van de buffer tussen Beverwijk en Zaanstad en het aantrekkelijk maken van de Wijkermeerpolder voor bezoekers uit andere delen van Beverwijk, Heemskerk en Zaanstad.  
3.4.2 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP)
Het GVVP kent zijn basis in de Planwet Verkeer en Vervoer. Op strategisch niveau is het GVVP in eerste instantie een uiting van de wettelijke eis om een ‘zichtbaar samenhangend, eenduidig en uitvoeringsgericht verkeer- vervoerbeleid te voeren, dat de richting aangeeft van de door het gemeentebestuur te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer’. Het is dus in wezen een weergave van de gemeentelijke visie op verkeer en vervoer en daarmee geeft het de kaders waaraan situaties getoetst worden bij de beoordeling van goed of slecht, passend of niet passend, urgent of niet urgent, enzovoort. Ook geeft het aan hoe en op welke wijze binnen de gemeente rekening wordt gehouden met de essentiële onderdelen van Rijks-, provinciaal en regionaal verkeer- en vervoerbeleid en welke afstemming aanwezig is met het aanwezige beleid van buurgemeenten. Op tactisch niveau, het niveau van woonkernen of gebieden, constateert een GVVP knelpunten en problemen én geeft het aan welke oplossings- en of aanpakalternatieven er voor handen zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de noodzakelijke 'brede' positionering van verkeer en vervoer binnen het totale beleid van de gemeente.
 
Ten aanzien van onderhavige projectlocatie wordt (o.m.) opgemerkt:
 
  • De Noorderweg is onderdeel van de gemeentelijke route voor gevaarlijke stoffen.
  • De Noorderweg maakt deel uit van de toekomstige oostelijke doorverbinding, die de doorstroming vanaf Heemskerk via de Broekpolder naar de A9 moet verbeteren.
  • Langs het plangebied loopt een recreatieve (fiets)route.
 
Het plangebied Noorderweg 13 is gelegen aan een ventweg die parallel loopt aan de Noorderweg. De komst van de nieuwe oostelijke doorverbinding kan consequenties hebben voor de bereikbaarheid van deze ventweg. Meer over bereikbaarheid van het plangebied zie 4.1.4 van deze toelichting. Gezien de omvang van het plan is het niet te verwachten dat deze veel invloed heeft op de lokale verkeersafwikkeling.
 
3.4.3 Nota parkeernormen en uitvoeringsregels (update maart 2013)
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het van groot belang dat er een oplossing gecreëerd wordt voor het bijbehorende parkeervraagstuk. Omdat openbare ruimte steeds schaarser wordt is het uitgangspunt daarbij dat zo’n ontwikkeling op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen realiseert. De hoeveelheid te realiseren parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van zogenaamde parkeernormen.
 
In de nota ‘Parkeernormen en Uitvoeringsregels 2012’ (Wijziging maart 2013) staan de parkeer-normen vermeld voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente Beverwijk. De beoogde ruimtelijke ontwikkeling zal door de gemeente Beverwijk getoetst worden aan deze normen.
 
Voor Lasergame activiteiten staan echter geen parkeernormen in deze nota omschreven. Daar-toe zal er bij de beoogde planontwikkeling rekening worden gehouden met de normen die gel-den voor een Sporthal/sportzaal. De normen die hiervoor gelden zijn:
 
 
 
In de beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (hoofdstuk 4.1.3) zal verder worden ingegaan op parkeeroplossingen.
 
3.4.4 Groenstructuurplan
Een sterke groenstructuur is belangrijk voor het functioneren van een stad. Het maakt de stad aantrekkelijk om in te wonen, verblijven, recreëren en werken en geeft de stad een toegevoegde waarde. Daarnaast geeft het helderheid aan de structuur van de stad en biedt het ruimte aan ecologische waarden. Het Stationsplein vormt van oudsher een belangrijke groene plek in de stad en is één van de dragers van de groenstructuur van Beverwijk.
 
Een sterke groenstructuur voor Beverwijk is op twee manieren te bereiken. Ten eerste door de bestaande hoeveelheid groen uit te breiden. Niettemin is er binnen de bebouwde kom van de gemeente Beverwijk weinig ruimte om nieuwe groene gebieden of plekken te ontwikkelen. Het is daarom belangrijk dat zorgvuldig en aandachtig met het bestaande groen wordt omgaan. De tweede en belangrijkste manier om een sterke groenstructuur te bereiken is dan ook het verhogen van de kwaliteit van het bestaande groen.
 
Het plangebied is gelegen op de rand van een polderlandschap dat wordt gekenmerkt door graslanden en waterpartijen. In het groenstructuurplan van de gemeente Beverwijk wordt dit groen aangemerkt als beeldondersteunend groen. Het huidige perceel Noorderweg 13a-b doet momenteel dienst als boeren erf en is geen onderdeel van deze groenstrook. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling vindt volledig plaats op eigen terrein en heeft een minimale impact op de huidige groenstrook. Getracht wordt om het bestaande groenbeeld te handhaven en waar nodig te versterken.
 
3.4.5 Bomenbeleidsplan Beverwijk
Het bomenbeleidsplan uit december 2010 gaat in op het bomenbestand van Beverwijk. De doelstelling die het bomenbeleidsplan voor ogen heeft is:
 
  1. Het vaststellen en realiseren van een duurzame samenhangende bomenstructuur, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten.
  2. Behoud van duurzame en waardevolle bomen.
  3. Verbeteringen met betrekking tot onderhoud en beheer van (monumentale) bomen.
 
Binnen het plangebied Noorderweg 13 staan geen bomen van enige betekenis. Volgens de bomenlijst Beverwijk (2013) zijn er op terrein ook geen bomen aanwezig met monumentale waarde. Wel staan er rondom het plangebied grote populierenbomen die dienst doen als windsingel. Deze bomen staan voornamelijk op de grond van Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap, de populierenbomen aan de oostzijde van het plangebied worden in het bomenbeleidsplan aangemerkt als niet doelmatig. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling betreft een functiewijziging waarbij er geen beeldbepalende of monumentale bomen worden gekapt. Getracht wordt om het bestaande boombeeld te handhaven en waar nodig te versterken.
 
4 Gewenste ontwikkeling
4.1 Huidig en toekomstige situatie
4.1.1 Huidige situatie
Het perceel Noorderweg 13a-b heeft een oppervlakte van circa 3566m2 en is gelegen vlak bij de ontsluiting van de A9. De bestaande bebouwing bestaat uit een woning en een bedrijfshal. De vrijstaande woning bestaat uit 1 bouwlaag met een zadeldak en heeft een bruto vloer oppervlak (bvo) van circa 139m2 en een gebruikersoppervlakte van ongeveer 109m2. De bedrijfshal dateert uit circa 1990 en heeft een bruto vloer oppervlak van circa 687 m2.  
 
Figuur 9: Foto bestaande situatie
 
4.1.2 Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie blijft zowel het woonhuis als de bedrijfshal behouden. Het woonhuis blijft dienst doen als woning en de opslagloods zal worden omgebouwd tot een faciliteit voor het lasergamen. Het is de bedoeling dat de lasergame activiteiten zowel in als rond de hal gaan plaatsvinden.
 
Naast de hoofdgebouwen zullen er ook enkele bijgebouwen worden opgericht t.b.v. het lasergamen zoals een kantoor, opslag, keuken en sanitaire voorzieningen. In het vigerende bestemmingsplan geld voor de bedrijfsbebouwing een maximale uitbreiding van 10% van het hoofdgebouw. Deze hal is 687m2 (bvo) groot, dus binnen het vigerende bestemmingsplan mag 68,7m2 aan bijgebouwen worden gebouwd. De toekomstige terrein inrichting gaat bestaan uit een aantal units van 3m hoog, zoals een kassa unit van 3x3m met aangrenzend een keuken / opslag van 3x6m. Vlak daarnaast is een toiletunit van 3x6 meter geplaatst. Ook is er een grote terras overkapping van 9x9 m aanwezig met uitzicht over het fort om de bezoekers van het lasergamen de gelegenheid te geven wat te eten en te drinken in de buitenlucht. Hier zou eventueel ook een groepsbarbecue gehouden kunnen worden. Deze overkapping is niet door 2 of meer wanden ontsloten en valt onder de categorie bouwwerk geen gebouw zijnde. Dit betekent dat deze momenteel niet bij het bebouwbaar oppervlak gerekend hoeft te worden.
 
Om meer ruimte te creëren voor de recreatieve functie zal de bestaande perceelgrens van de woning worden opgeschoven. Hierdoor ontstaat er meer ruimte voor ondergeschikte bijgebouwen.
 
In de toekomstige situatie behoudt het woonhuis zijn woonfunctie. In verband met de toekomstige verkoop- en verhuurbaarheid van de woning is er voor gekozen om hier geen bedrijfswoning van te maken. De woning wordt van de recreatieve functie gescheiden door een grote stenen wand van ongeveer 3 m hoog. Deze wand vormt niet alleen een esthetische afscheiding maar dient ook om de overlast richting het woonhuis te bepreken.
 
 
Figuur 10; Situatie tekening gewenste indeling
4.1.3 Parkeren
In de nota ‘Parkeernormen en Uitvoeringsregels 2012’ (Wijziging maart 2013) staan de parkeernormen vermeld voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente Beverwijk. Voor Lasergame activiteiten staan echter geen parkeernormen in deze nota omschreven. Daartoe zal er bij de beoogde planontwikkeling rekening worden gehouden met de normen die gelden voor een Sporthal/sportzaal. Per 100m2 bvo staat in rest bebouwde kom hiervoor een parkeernorm van minimaal 2,4 tot maximaal 2,9.
 
De bedrijfshal voor het lasergamen heeft een bvo van 687m2 daar hoort een parkeernorm bij van tussen de 17 en 20 parkeerplaatsen. Voor het parkeren t.b.v. het lasergamen is een deel van het terrein beschikbaar aan de westzijde van de hal. Hier worden 20 parkeerplaatsen gerealiseerd die worden ontsloten via de bestaande ventweg. Het woonhuis krijgt 2 parkeerplaatsen op eigen terrein vlak naast de stenen muur. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm die door de gemeente Beverwijk is voorgeschreven.
 
4.1.4 Bereikbaarheid
De Noorderweg wordt dit en volgend jaar gewijzigd in een weg die onderdeel uitmaakt van de oostelijke doorverbinding. Hierbij wordt de Noorderweg verdubbeld en komt er in het midden een afscheiding. De aansluiting naar de ventweg richting het perceel Noorderweg 13a-b heeft momenteel een ondergeschikt karakter en wordt hierdoor maar vanaf één richting bereikbaar. Door de ontwikkeling van de lasergamehal wijzigt het karakter van het ontsluiting pad aanzienlijk. In overleg met de gemeente Beverwijk zal overwogen moeten worden of de aansluiting richting het perceel Noorderweg 13a-b aangepast moet worden.
4.1.5 Landschappelijke inpassing
Het beoogde plan zit ingeklemd tussen, een industriegebied, de Rijksweg A9 en een groengebied, en wordt momenteel omgeven door hoge bomen die fungeren als windsingels. De ruimtelijke ingreep van het plan is beperkt mede doordat de bestaande bebouwing zal worden gehandhaafd. Het parkeerterrein is zoveel mogelijk tegen de verhoogde A9 gesitueerd om de geparkeerde auto’s aan het beeld te onttrekken.
 
Gezien de nieuwe activiteiten die hier plaats gaan vinden is het gewenst het kavel enigszins af te schermen van de weg. Bij het lasergamen hoort een militair thema. Hierbij moet de bezoeker het gevoel krijgen dat hij zich op een legerbasis bevindt, gelegen in een landelijke groene omgeving. Om dit te bereiken wordt er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke, enigszins verweerde materialen. De groene kleur van de bestaande hal blijft behouden en de geplaatste units die zichtbaar zijn vanaf de weg krijgen camouflage kleuren. De entree wordt geaccentueerd door een stevige houten poort en het terrein wordt aan de weg zijde afgeschermd door een schutting van steigerhout. Door het militaire thema zullen nieuwe ruimtelijke objecten zoveel mogelijk worden gecamoufleerd t.o.v. de omgeving door gebruik van natuurlijk kleurgebruik en natuurlijke materialen.
 
 
Figuur 11; 3d impressie gewenste situatie
 
5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
Op 28 mei 2013 heeft Bakker Bodemonderzoek BV in opdracht van PTW BV een verkennend bodemonderzoek verricht op een terrein aan de Noorderweg 13a-b in Beverwijk. In verband met voorgenomen overdracht en ingebruikname van het terrein, wordt inzicht verlangt in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
 
Verspreid over het terrein zijn twaalf grondboringen verricht. Deze zijn in meerdere dieptetrajecten bemonsterd en selectief opgemengd. Twee boringen zijn afgewerkt met een grondwaterpeilbuis. De grond- en grondwatermonsters zijn geanalyseerd op het van toepassing zijnde NEN-analysepakket of op minerale olie.
 
Na bestudering van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat de bodem op de onderzoekslocatie niet geheel vrij is van verontreiniging. De Milieudienst IJmond heeft de resultaten van dit bodemonderzoek beoordeeld en acht de bodem voor het bestemmingsplan in voldoende mate onderzocht. Hierbij wordt door de Milieudienst IJmond opgemerkt dat er bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, afhankelijk van de bouwplannen, waarschijnlijk een verkennend asbestonderzoek noodzakelijk zal zijn. In een aantal boringen zijn, nabij de woning, bijmengingen met puin aangetroffen en er is sprake van een puinverharding voor en achter de loods. Volgens de huidige wet- en regelgeving is puin per definitie asbestverdacht en dient er daarom bij voorgenomen werkzaamheden een verkennend asbestonderzoek te worden verricht.
 
5.2 Archeologie en cultuurhistorie
 
5.2.1 Wet op de archeologische monumentenzorg
In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.
5.2.2 Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie
Teneinde inzicht te verkrijgen in de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen het plangebied is de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. Deze kaart geeft informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als molens, militaire structuren en historische dijken. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en Cultuurhistorie en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Het plangebied ligt binnen de zone van de Stelling van Amsterdam maar de locatie is uitgezonderd (zie arcering in rood).
 
Figuur 12; Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorische provincie Noord-Holland.
 
5.2.3 Beleidsnota Cultuurhistorie Beverwijk
De gemeente Beverwijk hanteert een eigen archeologiebeleid, verankerd in de ‘Beleidsnota Cultuurhistorie Beverwijk’ en de bijbehorende cultuurhistorische waardenkaart. In de Beleidsnota Cultuurhistorie Beverwijk staat dat de kaart met archeologiegebieden, één op één kan worden overgenomen in het bestemmingsplan. Op de ‘Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Beverwijk 2007’, staan verschillende zoneringen aangegeven. Binnen het plange-bied is er geen sprake van een bouwkundig gemeentelijk-, provinciaal- en rijksmonument. Het plangebied valt binnen de zonering ‘overige archeologische relevante terreinen zonder hoge verwachtingswaarde (BEV49A). Gelet op de Beleidsnota cultuurhistorie Beverwijk, bijlage G (Archeologische gebiedsbeschrijving) gelden de volgende archeologiecriteria: In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40cm binnen een planomvang van meer dan 2500m2 dient met de aanwezigheid van archeologische waarden rekening te worden gehouden, tenzij er omtrent deze werkzaamheden iets anders is geregeld. De vondstmel-dingsplicht is hier belangrijk.
 
Figuur 13; gemeentelijk Cultuurhistorische waardenkaart
 
5.2.4 Fort aan de Sint-Aagtendijk
Op een bescheiden afstand van onze plangrens ligt het ‘Fort aan de Sint-Aagtendijk’. Dit fort is aangewezen als provinciaal monument en is onderdeel van de stelling van Amsterdam. De stelling van Amsterdam is van grote cultuurhistorische waarde en staat sinds 1996 op de Wereld Erfgoedlijst van de UNESCO. In het vigerende bestemmingsplan ‘Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving (20 december 2007)’ staat als doelstelling omschreven dat het fort aan de Sint Aagtendijk, door middel van een integraal ontwerp voor het gehele plangebied, meer betrokken wordt bij zijn omgeving en op deze manier mensen meer bewust worden gemaakt van het bestaan van de Stelling van Amsterdam. De geplande activiteiten aan Noorderweg 13 vormen hierbij geen belemmering en zouden kunnen bijdragen aan het behalen van deze doelstelling.
5.2.5 Archeologische rapporten
In opdracht van de gemeente Beverwijk heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in april 2003 een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de m.e.r.-procedure uitbreiding Bazaar/Verlegde Ringvaartweg.’ Het door RAAP uitgevoerde veldonderzoek heeft geen duidelijke aanwijzingen opgeleverd voor archeologische vindplaatsen. Het type aangetroffen archeologisch materiaal en de buitendijkse ligging ervan duiden erop dat er geen nederzettingsresten verwacht worden. In mei 2003 zijn door het Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland enkele aanbevelingen gedaan in reactie op het rapport van RAAP. Het Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland beveelt aan dat archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is voordat in het Pruimendijktracé grondroerende werkzaamheden plaatsvinden. Het tracé is daartoe op de plankaart van het bestemmingsplan ‘Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving (20 december 2007)’ globaal met een aanduiding weergegeven. Het plangebied Noorderweg 13 bevindt zich ver buiten het Pruimendijktracé en volgens het rapport van RAAP zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen.
5.2.6 Conclusie
Volgens de cultuur historische waarde kaart van de gemeente Beverwijk valt het plangebied binnen de zonering ‘overige archeologische relevante terreinen zonder hoge verwachtingswaarde (BEV49A). Verder archeologisch onderzoek is alleen noodzakelijk indien er sprake is van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40cm binnen een planomvang van meer dan 2500m2. Voor de aanwezige waarden is een juridisch-planologische regeling opgenomen, die een passende bescherming biedt.
5.3 Watertoets
5.3.1 Wateradvies korte procedure
Via de Digitale Watertoets (http://www.dewatertoets.nl) is aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Noorderweg 13 in het kader van de watertoets. In dit advies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Op basis van de door PTW.bv ingevoerde gegevens heeft het hoogheemraadschap een aantal opmerkingen. Daarnaast is er een aantal aspecten die het hoogheemraadschap graag in de uitwerking van het plan verwerkt willen zien. Voor de bevindingen van de watertoets zie Bijlage 2.
5.3.2 Beleid Hoogheemraadschap Noorderkwartier
Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
 
5.3.3 Verharding en compenserende maatregelen
Er is slechts in zeer beperkte mate sprake van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
5.3.4 Waterkwaliteit en riolering
De ambitie van het hoogheemraadschap om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
 
Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Het hoogheemraadschap adviseert voor de nieuwe ontwikkeling om een gescheiden stelsel aan te leggen. Met het oog op de waterkwaliteit zal het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk worden beperkt.
 
5.3.5 Tot slot
PTW.bv is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan. Mocht de inhoud van het plan wijzigen, dan wordt het Hoogheemraadschap op de hoogte gehouden.
5.4 Natuur en ecologie
5.4.1 Natuurbeschermingswet, ecologische hoofdstructuur
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen (zeer) moeilijk worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking).
 
Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd dient te worden.
 
In de bestemmingsplan Noorderweg 13 komen geen gebieden voor die in de ecologische hoofdstructuur of (nabij) een Natura 2000 gebied zijn gesitueerd. Er is geen sprake van de zogenoemde externe werking op natuurgebieden rond het bestemmingsplangebied. Het project heeft derhalve geen relevante consequenties voor de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur.  
 
Figuur 14; Ecologische verbindingszone (bron: bestemmingsplan ‘Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving, d.d. 20 december 2007)
 
5.4.2 Flora en Faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
 
In beginsel zijn bijna alle in het wild voorkomende dieren beschermd op grond van de Flora- en Faunawet. De gemeente Beverwijk heeft voor het vigerende bestemmingsplan ‘Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving d.d. 20 december 2007“ een flora- en faunaonderzoek laten uitgevoerd (Natuureffectrapportage Beverwijkse Bazaar en verlegde Ringvaartweg, ProCensus september 2004). Uit het rapport blijkt dat in het plangebied soorten zijn aangetroffen die vallen onder de lichtste vorm van bescherming zoals de zwanebloem, muissoorten, de haas, konijn, mol en kikkersoorten. Soorten waarvoor een ontheffingsplicht geldt zijn in het plangebied niet aangetroffen.
 
Voor de "lichte" soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet, met een algemene zorgplicht. Dat wil zeggen dat bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Deze zorg houdt in ieder geval in dat een verbod geldt handelingen te verrichten die nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen hebben, dan wel als nadelige gevolgen niet te vermijden zijn, de verplichting maatregelen te nemen om die nadelige gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. In dit kader wordt in het rapport aanbevolen terreinwerkzaamheden bij voorkeur niet te verrichten tijdens de broedperiode van broedvogels (15 maart tot 15 juli).
 
Binnen het bestemmingsplan Noorderweg 13 worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorgestaan. De binnen het plangebied aanwezige woning en bedrijfshal blijven behouden. Er vinden geen sloopwerkzaamheden plaats van bouwwerken met mogelijke openingen / verblijfplaatsen voor vleermuizen. Ook worden er geen bomen gekapt t.b.v. de functiewijziging. Eventuele ruimtelijke ontwikkelingen vallen binnen de grenzen van het vigerende bestemmingsplan en zullen niet worden uitgebreid. De voorgestelde functiewijzing valt binnen dezelfde milieucategorie (1 t/m 2) als de bestaande opslagloods. Daarnaast bevindt de rijksweg A9 zich op 50 meter afstand van onze plangrens. Daartoe kan gesteld worden dat de toegenomen verstoring van de leefomgeving t.o.v. de huidige situatie minimaal zal zijn. Er wordt derhalve geen afbreuk gedaan aan een gunstige instandhouding van een beschermde soort in het plangebied.
 
5.5 Geluid
Bij alle aanpassingen en/of herzieningen van bestemmingsplannen wordt een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder. Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Ook wordt bekeken of er wettelijk vastgestelde geluidszones binnen het plangebied vallen.
 
De gemeente Beverwijk heeft de Milieudienst IJmond gevraagd het principeverzoek voor het realiseren van een lasergamehal te toetsen. Volgens de Notitie van de Milieudienst IJmond, d.d. 5 juni 2013 (zie bijlage) worden ten aanzien van het geluid volgende conclusies getrokken:
 
  • Het lasergamen en de horeca activiteiten zijn geen geluidgevoelige activiteiten. Toetsing aan de Wet geluidhinder is niet noodzakelijk.
  • Activiteiten moeten aan de voorschriften uit het activiteitenbesluit voldoen. Voor de milieuzonering en de te nemen maatregelen zie paragraaf 5.6
  • Er bestaan op dit moment wettelijk geen bezwaren tegen de ontwikkeling. Wel moeten ondernemers zich van de beperkingen van een woning zo dicht op het bedrijf realiseren.’
 
In het hoofdstuk Bedrijven en milieuzonering wordt verder in gegaan op de geluidsoverlast ten aanzien van de reeds bestaande woning binnen het plan.
 
5.6 Bedrijven en milieuzonering
5.6.1 Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten.
 
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Bij nieuwbouw van woningen of bedrijven dienen de richtafstanden van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ gemotiveerd te worden toegepast.
 
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden.
 
 
Binnen het plan worden de afstanden van nieuwe milieubelastende activiteiten getoetst aan de reeds bestaande milieugevoelige woonfunctie. Daarnaast worden eventuele aanvullende maatregelen omschreven die nodig zijn om de overlast richting het woonhuis te beperken.
5.6.2 Het plangebied
Door de nabijheid van de A9, de Beverwijkse Bazaar, en bedrijventerrein de Pijp kunnen we hier niet spreken van een rustige woonwijk of buitengebied. Voor de richtafstand van de bedrijfszonering gaan wij hierbij uit van een gemengd gebied.
 
De term ‘gemengd gebied’ wordt gehanteerd bij een milieuzonering van een bedrijventerrein die is gericht op functiescheiding. Hierbij duidt de term ‘gemengd gebied’ een omgevingstype aan, ten opzichte waarvan kleinere richtafstanden dan bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk’ kunnen worden gehanteerd.  
 
Het plan Noorderweg 13 omvat de volgende milieugevoelige activiteiten:
 
  • Lasergame activiteiten in en rond een bestaande bedrijfshal.
  • Horeca activiteiten t.b.v. het lasergamen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een barbecue en de mogelijkheid om wat te drinken.
 
Momenteel staat er binnen het plangebied een bestaande woning welke niet als bedrijfswoning wordt aangemerkt. De afstand tussen de woning en de bedrijfshal bedraagt hemelsbreed 35 meter, de lasergame activiteiten vinden zowel in als rond de bestaande bedrijfshal plaats op maximaal 5m afstand t.o.v. de westgevel van de hal. Hierdoor is de afstand tussen het woonhuis en de lasergame activiteit maximaal 30meter. In de nieuwe situatie wordt de mogelijkheid aangehouden dat deze woning aan derden kan worden verhuurd. Daartoe is er geen sprake van een bedrijfswoning. Gezien de geringe afstand tussen de woning en de lasergame- en horeca activiteiten moet er bekeken worden binnen welke milieuzonering de verschillende activiteiten vallen en hoeveel overlast deze veroorzaken.
 
Lasergame activiteiten staan niet omschreven in de lijst met richtafstanden voor bedrijven en heeft daartoe geen eigen SBI-code. Bij het lasergamen gaat het erom dat je de tegenstander besluipt en virtueel neerschiet. Dit is geen activiteit waarbij veel geluid geproduceerd wordt. Een activiteit die het dichtste in de buurt komt zijn sportscholen, en gymnastiekzalen. SBI-2008 codering 931 nummer F. Volgens de richtafstanden van de VNG-publicatie valt deze activiteit in Milieucategorie 2, hierbij staat voor geluid een richtafstand aangegeven van 30m (zie figuur 15, de groene cirkel). Wij bevinden ons in een gemend gebied, deze afstand wordt daarmee gereduceerd tot 10m. De afstand van de woning tot aan de grens van de lasergame activiteiten bedraagt 30 meter.
 
Figuur 15; Situatietekening met milieuzonering
 
De horeca activiteiten t.b.v. het lasergamen zijn gelijkwaardig aan de activiteiten die plaats vinden in een ‘sport’ kantine. SBI-2008 codering 5629. Volgens de richtafstanden van de VNG-publicatie valt deze activiteit in Milieucategorie 1, hierbij staat voor geluid en geur een richtafstand aangegeven van 10m (zie figuur 15, de blauwe cirkel). Voor een gemengd gebied mag er voor bedrijven met milieucategorie 1 een afstand worden aangehouden van 0 m. Hiermee voldoen we met onze planopzet aan de gestelde richtlijnen. Om de geluidoverlast richting de wo-ning enigszins te beperken wordt er op de kavelgrens een zware stenen wand geplaatst (zie figuur 15, de rode lijn). Tegen de geuroverlast wordt er in de keuken van deze ‘kantine’ een afzuiging geplaatst met geurfilter. Dit leidt ertoe dat woon- en bedrijfsactiviteiten goed van elkaar gescheiden zijn.
 
Er kan geconcludeerd worden dat het aspect bedrijven en milieuhinder geen beperkingen oplevert voor de beoogde ontwikkeling. Aanwezige bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de huidige woning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
 
5.7 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. De effecten van het plan dienen getoetst te worden aan de grenswaarden voor onder andere stikstofdioxide, stikstofoxiden, fijn stof, koolmonoxide, zwaveldioxide, benzeen en een aantal zware metalen die zijn opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
 
Tegelijkertijd zijn ook het Besluit en de bijbehorende regeling ‘niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Hierin zijn kwantitatieve grenzen opgenomen die bepalen of een project wel of niet aangemerkt wordt als een project die een significante bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
 
De beoogde ruimtelijke ontwikkeling heeft een totale grondoppervlakte van slechts 3590m2 met een reeds bestaande opslagloods van 687m2 en een bestaand woonhuis. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, het project is gezien bovengenoemde criteria niet in betekende mate van invloed op de luchtkwaliteit. Toetsen aan de luchtkwaliteitsnormen is niet noodzakelijk.
 
5.8 Externe Veiligheid
5.8.1 Toetsingskader, Besluit externe veiligheid inrichtingen
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon-, werk- en leefomgeving door het beheersen van risico’s van industriële activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er te dichtbij kwetsbare bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Op grond van het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEV-I), Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEV-B) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (c-Rnvgs inclusief basisnet Weg, Water en Spoor) dient de ontwikkeling te worden getoetst aan de volgende risicobronnen;
 
  • Stationaire bronnen (Besluit externe veiligheid inrichtingen)
  • Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
  • Buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen)
 
In dit kader dient beoordeeld te worden of het perceel zich in een 10-6/jaar PR-risicocontour en/ of in het invloedsgebied van een EV-risicobron bevindt en of door de planologische wijziging het plaatsgebonden risico en/of het groepsrisico toeneemt.
 
 
5.8.2 Inventarisatie risicobronnen
In de omgeving van het plangebied komen vijf risicobronnen voor. Het gaat om:
 
  • Rijksweg A9, vervoer van LPG/propaan (cat GF3) over de weg.
  • Noorderweg, gemeentelijke route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Drie hogedruk aardgastransportleidingen (A-550, A-551 en A-553)
Door de voorgenomen plannen neemt het aantal personen in het invloedsgebied van de Noorderweg en de A9 en de drie hogedruk aardgastransportleidingen toe.
 
5.8.3 Plaatsgebonden risico
Volgens de Notitie van de Milieudienst IJmond, d.d. 5 juni 2013 bevindt (zie Bijlage 3) de beoogde ruimtelijke ontwikkeling zich in het invloedsgebied van de Noorderweg, onderdeel van de door het gemeentebestuur aangewezen route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de Rijksweg A9. Beide wegen hebben geen 10-6/jaar PR-contour.
 
In aanvulling op genoemde notitie is d.d. 22 juli 2013 (zie Bijlage 4) door de Milieudienst IJmond aangegeven dat de beoogde ruimtelijke ontwikkeling zich eveneens in het invloedsgebied van drie hogedruk aardgastransportleidingen (A-550, A-551 en A-553) van GasUnie bevindt. Alle drie de buisleidingen hebben geen 10-6/jaar PR-contour.
 
 
Figuur 16, Inventaristatie van de risicobronnen
 
5.8.4 Groepsrisico (GR) huidige situatie
De gemeente Beverwijk heeft de ”Beleidsvisie Externe Veiligheid Kerngemeenten IJmond” vastgesteld (2012). Hierin valt te lezen dat het groepsrisico moet worden verantwoord voor zover het plan betrekking heeft op een gebied dat binnen 200 meter van een transportroute ligt. Binnen deze 200 meter zone geldt dat het groepsrisico niet hoeft te worden verantwoord als kan worden aangetoond dat het toekomstige groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Toetsing vindt plaats op basis van de circulaire Rnvgs inclusief het basisnet Weg en het BEV-B.Ten behoeve van de toetsing wordt eveneens gebruik gemaakt van de vuistregels uit bijlage 1.2 van de concept-Handleiding Risicoanalyse Transport (HART, november 2011).
 
Rijksweg A9
Over het tracé van de A9 ter hoogte van het plangebied is slechts beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen toegestaan vanwege de aanwezigheid van de Wijkertunnel. De Wijkertunnel is getypeerd als een categorie C-tunnel, zodat het vervoer van brandbare gassen en toxische stoffen niet is toegestaan. Voor het wegvak is daarom geen sprake van een veiligheidszone, de 10-6/jaar PR contour ligt niet buiten de weg. Er is tevens geen plasbrand aandachtsgebied. Voor het groepsrisico moet rekening worden gehouden met maximaal 1500 vervoershoeveelheden GF3 (bron: Beleidsvisie Externe Veiligheid Kerngemeenten IJmond 2012). De kortste afstand vanaf de grens van het plangebied tot aan het hart van de weg is 60 m. Voor de dichtheid per hectare wordt 20 aangehouden. Het Groepsrisico ter plaatse van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling bedraagt minder dan 10% van de oriëntatiewaarde (zie tabel 3 bijlage 1.2 uit HART, november 2011).
Gemeentelijke route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
De Noorderweg maakt, tot aan de oprit van de A9, deel uit van de gemeentelijke routing voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er is geen sprake van knelpunten of aandachtpunten ten aanzien van het Groepsrisico rond deze weg. Het groepsrisico ter plaatse van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling bedraagt minder dan 10% van de oriëntatiewaarde.
 
Hogedruk aardgastransportleidingen
Onderstaande risicorekenresultaten (Carola) zijn afkomstig uit het rapport “kwalitatieve risico-analyse QRA Bazaar Beverwijk (o.b.v. 25.000 aanwezigen)”, opgesteld door AVIV BV in oktober 2012.
 
  
 
In de huidige situatie is het groepsrisico (GR) is in alle gevallen lager dan 0,1 x oriënterende waarde (OW).
5.8.5 Groepsrisico (GR) beoogde situatie
Het huidige gebruik in het vigerende bestemmingsplan is momenteel Wonen en Opslag. Volgens paragraaf 4.2.3 uit Handleiding Risicoanalyse Transport (Hart 1-11-2011) mag er voor vigerende bestemmingsplannen uit worden gegaan van kengetallen. In Tabel 4-3 staat de kengetallen aantal aanwezigen per functie omschreven. Voor wonen geldt 2,4 personen per woning en voor industrie/bedrijvigheid geldt 1 persoon per 100 m2 b.v.o. Voor de huidige situatie geld dus een bezetting van 2,4 + 6,9 (687m2/100)= 9 personen.
 
In de nieuwe situatie kunnen er maximaal 20 bezoekers tegelijk gebruik maken van de lasergamehal. Rekening houdend met het wisselen van groepen en personeel en de bijbehorende horeca activiteiten kan het aantal personen oplopen tot maximaal 45. Het betreft hier goed zelfredzame personen. Voor het naastgelegen woonhuis wordt uitgegaan van een kengetal van 2,4 personen. Na de geplande functiewijzing bevinden er zich tijdens de openingstijden van het Lasergamebedrijf (van 10:00 tot 21:00uur) maximaal 48 goed zelfredzame personen binnen het plangebied die hier korte tijd verblijven en, met uitzondering van het woonhuis, niet in hun slaap verrast kunnen worden.
 
Er is een toename van 39 personen als gevolg van het plan dit is een toename van meer dan 10% van de dichtheid van het aantal personen in het invloedsgebied. Hierdoor neemt het groepsrisico toe. Deze toename zal niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Er zijn in beginsel geen extra veiligheidsmaatregelen nodig. Veiligheidsbevorderende maatregelen die eenvoudig en kosteneffectief kunnen worden getroffen, moeten wel worden uitgevoerd. Het groepsrisico vormt derhalve geen belemmering.
 
5.8.6 Zelfredzaamheid
Het is van belang om risicobronnen en risico-ontvangers afdoende van elkaar gescheiden te houden. De brandweer Kennemerland adviseert de volgende aanvullende maatregelen te realiseren teneinde de risico’s te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening tijdens een calamiteit te vergroten (zie bijlage 5, advies brandweer Kennemerland d.d. 24 okt 2013)
 
  1. Mechanische Ventilatie: De mechanische ventilatie van de lasergamehal moet centraalbediend kunnen worden, en ramen, deuren en andere ventilatie mogelijkheden moeten handmatig gesloten kunnen worden.
  2. Situering en (nood)uitgangen: De nooduitgangen dienen zodanig gesitueerd te worden dat aanwezigen bij een (dreigende) brand gelegenheid hebben te vluchten. Hierbij dient mini-maal één (nood)uitgang van de bron af gericht te zijn. Alle (nood)uitgangen dienen aan te sluiten op de infrastructuur binnen en buiten het plangebied.
  3. Noodplannen: Voor de lasergamehal moet een noodplan worden opgesteld, deze moet mede op basis van de genoemde externe veiligheidsrisico’s worden opgesteld. De sector Proactie & Preventie van de Brandweer Kennemerland kan ondersteuning leveren.
  4. Risicobewustzijn: Draag zorg voor een goede informatievoorziening aan de aanwezige personen, opdat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit.
  5. Bluswater: De benodigde bluswatervoorzieningen dienen, in overleg met de sector Proactie & Preventie van de Brandweer Kennemerland, te worden gerealiseerd.
5.8.7 Conclusie
De voorgenomen activiteiten op de Noorderweg 13a-b zullen niet zorgen voor een significante toename van het groepsrisico en voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
5.9 Duurzaamheid
Beverwijk streeft naar een duurzame ontwikkeling. Dit kan zich in verschillende vormen uiten. Een van de meest bekende begrippen is het duurzaam bouwen of het energiezuinig bouwen. Hierbij wordt bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen vooral gelet op de gebruikte materialen en het energieverbruik. Dit kan ook breder worden getrokken tot duurzame stedenbouw of duurzame ontwikkeling. Dan gaat ook de inrichting van de omgeving een rol spelen.
 
Momenteel worden er in het bouwbesluit 2012 hoge eisen gesteld omtrent de energieprestatie van nieuwe- en bestaande gebouwen, ook is er een heel hoofdstuk gewijd aan duurzaam materiaalgebruik. Indien er binnen de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling sprake is van renovatie/nieuwbouw zal worden voldaan aan de eisen zoals deze staan omschreven in het bouwbesluit. Daartoe zal initiatiefnemer een GPR gebouw berekening indienen, waarbij een 7.0 gescoord wordt voor energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteiten toekomstwaarde.
 
Wanneer blijkt dat op basis van het geïnstalleerd vermogen en het gebruik de normen van de jaarverbruik cijfers overschreden zullen worden (jaarverbruik van 50.000-200.000 kWh elektriciteit en/of 25.000-75.000 m³ gas) moeten de bedrijven op grond van artikel 2.15, eerste lid uit het Activiteitenbesluit aangeven op welke wijze zij gaan voldoen aan de Best Beschikbare Techniek. Voorwaarde hierbij is dat er een terugverdientijd van minder dan vijf jaar is. Bij renovatie en nieuwbouw van bedrijfspanden moeten duurzame technieken, onder andere op het gebied van energiezuinige verlichting en verwarming in overweging genomen worden. Hierbij moet worden aangesloten bij de branchegerichte check- en maatregellijsten op de website:
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
 
6.1.1 Vooroverleg
Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de Rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. 
In dit kader is een concept versie van het plan op 10 oktober 2013 voor advies toegezonden aan een aantal overleginstanties
 
De ontvangen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in het “Overzicht vooroverlegreacties” d.d. 25 oktober 2013, dat als bijlage 6 bij deze toelichting is opgenomen.
 
6.1.2 Inspraak
Gezien de zeer geringe omvang van het plangebied en de marginale ruimtelijke consequenties van het initiatief wordt geen inspraak geboden op het bestemmingsplan ingevolge de Inspraakverordening Beverwijk (2004), voorafgaand aan de formele terinzagelegging als bedoeld in artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening.
6.1.3 Ontwerpfase
Na afronding van het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgden uit de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 14 november 2013 zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingekomen.
6.1.4 Vaststellingsfase
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 13 maart 2014 vastgesteld. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
6.2 Economische uitvoerbaarheid
 
6.2.1 Economische uitvoerbaarheid
De ruimtelijke ontwikkeling wordt in opdracht van de locatie eigenaar uitgevoerd, de (achterliggende) initiatiefnemers beschikken over voldoende (eigen & ter beschikking gestelde) gelden. Met onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe werken of werkzaamheden voorzien die geheel of ten dele ten last komen van de gemeente Beverwijk, anders dan waartoe voorzien is door middel van leges. Het realiseren van een lasergame faciliteit in de bestaande bedrijfshal en het oprichten van enkele bijgebouwen t.b.v. deze activiteit komt geheel voor rekening van de betrokken ondernemer(s). De uitbreiding van de bestaande bebouwing betreft, gelet op artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, geen aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening waarvoor een verplicht exploitatieplan dient te worden vastgesteld. Verplicht kostenverhaal is derhalve niet aan de orde.
6.2.2 Eigendom situatie
Beide kadastrale percelen Noorderweg 13-A en 13-B zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Uit hoofde daarvan behoeft geen exploitatieovereenkomst te worden opgesteld en ook geen anterieure overeenkomst aan te worden gegaan.
6.2.3 Planschade
Planschade is niet te verwachten, gezien de aard (renovatie/aanpassen van een bestaande loods) alsmede gezien de ligging (grenzend aan een openbaar groen en de rijksweg A9) van onderhavig bouwplan. Eventuele planschade is voor rekening van PTW B.V., daartoe zal een planschadeovereenkomst aangegaan met initiatiefnemer.
7 Juridische planbeschrijving
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het perceel Noorderweg 13a-b juridisch is vertaald.
 
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
 
7.2 Planvorm
Het voorliggende bestemmingsplan bevat gedetailleerde eindbestemmingen. Binnen de regels is spraken van positieve bestemmingen. Een positieve bestemming laat rechtstreeks het gebruik toe. Bouwen is mogelijk nadat door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend, tenzij er sprake is van bouwwerken die vergunningsvrij mogen worden neergezet.
7.3 Opzet van de regeling
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.
 
De planregels zijn als volgt opgebouwd:
 
In hoofdstuk 1 komen de Inleidende bepalingen aan bod. Het betreft hier de Begripsbepalingen (artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2).
 
In hoofdstuk 2 Bestemmingen zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen. Per hoofdfunctie (wonen) is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit:
  1. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
  2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
  3. nadere eisen: de nadere eisen die aan het bouwen gesteld worden;
De situering van de toegelaten gebouwen is bepaald door bouwvlakken op de kaart en door bepalingen (soms in combinatie met aanduidingen) in de regels.
 
Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn (artikel 4 tot en met 7).
 
Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4
 
7.4 Bestemmingen
7.4.1 Wonen
De in het plangebied aanwezige woning is conform de bestaande situatie bestemd.
7.4.2 Recreatie
Deze bestemming is toegekend om het oprichten van een lasergamebedrijf met bijbehorende horeca activiteiten mogelijk te maken. Bij bedrijfsbeëindiging mogen alleen vergelijkbare activiteiten terug komen. Hiermee wordt eventuele extra hinder in de toekomst voorkomen.
 
Burgemeesters en Wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Recreatie’ onder voorwaarden te wijzigen in bestemming ‘Bedrijf’ ingevolge artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening. Dit is gedaan om alternatief gebruik in de toekomst mogelijk te maken.
 
7.4.3 Waarde - Archeologie (dubbelbestemmingen)
Voor het plangebied is de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen voor ‘archeologische relevante terreinen zonder hoge verwachtingswaarde’. Deze bestemming schrijft voor dat er alleen archeologisch onderzoek nodig is indien een groot oppervlak (2.500 m2) wordt geroerd met een diepte, groter dan 0,40 m beneden maaiveld.