Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Noorderweg 13
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0375.BPNoorderweg13-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Noorderweg 13 van de gemeente Beverwijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0375.BPNoorderweg13-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aan huis verbonden bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner van de woning en behorende tot categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
1.4 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woon-functie kan worden uitgeoefend door de bewoner van de woning
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.10 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen;
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.13 bestaande bebouwing
de situatie ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet worden gewoond;
1.18 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 brutovloeroppervlak
het brutovloeroppervlak zoals bedoeld in de NEN-norm 2580 waaronder mede begrepen worden verkoopruimten in de buitenlucht en met uitzondering van parkeerplaatsen/parkeervoorzieningen;
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
1.26 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;
1.27 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de be-stemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;  
1.30 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.31 horecabedrijf
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;  
1.32 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.33 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak;
1.34 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.35 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;
1.36 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie;
1.37 recreatie
het verblijf buiten de woning voor recreatieve activiteiten;
1.38 recreatieve voorzieningen
activiteiten en voorzieningen die in hoofdzaak gericht zijn op het bedrijfsmatig vermaken van personen ten behoeve van de vrijetijdsbesteding c.q. ontspanning op het gebied van amusement, sport en spel, educatie, cultuur, historie of een daarmee gelijk te stellen activiteit;
1.39 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaar-tuig), waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf (waaronder begrepen een seksclub), een privéhuis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop als dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;
1.41 verbeelding
  1. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan “ Noorderweg 13 ”, bestaande uit één kaartblad met het nummer NL.IMRO.0375.BPNoorderweg13-VG01 .
  2. digitale verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan “ Noorderweg 13 ”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0375.BPNoorderweg13-VG01 .
1.42 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.43 wonen
permanente huisvesting van één of meerdere personen in een woning;
1.44 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 Inleidende regel
Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakkapel en goothoogte
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de (gezamenlijke) breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatieve voorzieningen met daaraan ondergeschikt:
    • horeca;
  2. tuinen en erven;
  3. parkeren;
met de daarbij behorende voorzieningen, erven, gebouwen en andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. voor de bedrijfsbebouwing de bestaande maatvoering als maximale maatvoering geldt;
  2. het bebouwingsvlak geheel mag worden bebouwd;
  3. voor de hoogte van de gebouwen de bestaande hoogte als maximale maatvoering geldt;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a. mag het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, het bestaande oppervlak bedragen vermeerderd met 10%;
  5. de hoogte van de overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan:
    • voor erfafscheidingen: 2 m;
    • voor overige bouwwerken 6 m;
  6. in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2 sub e mag de hoogte van de erfafscheiding t.p.v. de bestemming Recreatie maximaal 3 m bedragen.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de vestiging van een bedrijf in de bedrijfscategorie van maximaal 3.1 binnen de recreatieve bestemming toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de recreatieve bedrijfsvoering in zijn geheel is beeindigd;
  2. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;
  3. er geen onevenredige overlast ontstaat voor de directe omgeving; 
  4. het wijzigingsplan economisch en milieutechnisch uitvoerbaar is;
  5. de bepalingen van artikel 3 lid 2 blijven van toepassing.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen in de vorm van woningen al dan niet met garages;
  2. bergingen en andere nevenruimten;
  3. aan huis verbonden beroep;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Op de in artikel 4 lid 1  bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak;
  2. het bebouwingsvlak geheel mag worden bebouwd;
  3. voor de hoogte van de gebouwen de bestaande hoogte als maximale maatvoering geldt;
  4. de hoogte van de overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan:
    • voor erfafscheidingen: 2 m;
    • voor overige bouwwerken 6 m;
  5. in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub a mag het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, maximaal het bestaande oppervlak bedragen vermeerderd met 10%;  
  6. in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub d mag de hoogte van de erfafscheiding t.p.v. de bestemming Wonen maximaal 3 m bedragen.
     
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Aan huis verbonden beroepen
De in artikel 4 lid 1 sub c  bedoelde aan huis verbonden beroepen mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
  1. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan huis verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en aanbouwen, met een maximum van 50 m²;
  2. de woonfunctie dient als primaire functie te worden gehandhaafd;
  3. er is geen horeca toegestaan;
  4. er is geen detailhandel toegestaan, met uitzondering van de verkoop van aan huis vervaardigde producten;
  5. het aan huis verbonden beroep mag geen onevenredige milieuoverlast, parkeerdruk en/of verkeersbelasting met zich meebrengen.
 
4.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:
  1. bijgebouwen voor wonen;
  2. garages anders dan voor opslag ten behoeve van wonen en parkeren van auto's;
  3. vlaggenmasten ten behoeve van reclameuitingen;
  4. bouwwerken voor opslag of verkoop van consumenten vuurwerk;
  5. bouwwerken voor opslag of verkoop van motorbrandstoffen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Aan huis verbonden bedrijven
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 1  voor het kunnen toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
  1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  2. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en aanbouwen, met een maximum van 50 m²;
  3. de woonfunctie dient als primaire functie te worden gehandhaafd;
  4. er is geen horeca toegestaan;
  5. er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf.
 
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op de in artikel 5 lid 1  bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden, niet zijnde heiwerkzaamheden, dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,40 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 2.500 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
5.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
  1. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
  4. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 4  is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden op of boven de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen;
  5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. het aanleggen van geluidswallen;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
 
5.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 5 lid 4.1  is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 of artikel 5 lid 3 ;
  5. betrekking hebben op een grondoppervlakte van minder dan 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,40 m; en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
 
5.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 5 lid 4.1  genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.
5.4.4 Nadere voorwaarden
Voor zover de in artikel 5 lid 4.1  genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 4.3  de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bestaande bouwwerken
Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de bouwregels, zijn toegestaan en mogen worden herbouwd voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
7.2.1 Hoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen, zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.
7.2.2 Bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals:
  1. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
  2. luifels bij winkels waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt;
 buiten beschouwing gelaten.
7.2.3 Bestaande ondergeschikte bouwdelen
Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de artikel 7 lid 2.1  en artikel 7 lid 2.2  zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
7.3 Aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, voorzover in dit bestemmingsplan niet anders is bepaald;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en/of bouwwerken anders te gebruiken of te laten gebruiken dan in overeenstemming met de in het plan aan die gronden gegeven bestemming.
8.2
Onverminderd het bepaalde in artikel 8 lid 1 is het in ieder geval verboden:
  1. de gronden te gebruiken voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  2. de gronden te gebruiken voor het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, -werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. de gronden te gebruiken voor het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  4. de gronden te gebruiken voor het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  5. de gronden en/of bouwwerken te gebruiken voor seksinrichtingen.
8.3
Het bepaalde in artikel 8 lid 2  is niet van toepassing op:
  1. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  2. opslag in het kader van de normale bedrijfsuitoefening mits deze plaats vindt achter de (verlengde) voorgevel van de hoofdbebouwing;
  3. opslag in het kader van het normale onderhoud van gronden.
8.4
Het bepaalde in artikel 8 lid 1  is niet van toepassing op productie gebonden detailhandel van bedrijven.
8.5
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1  en artikel 8 lid 2  indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Geringe aanpassingen in maten en grenzen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen ten behoeve van het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding, een bebouwingsgrens indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze nadere bepaling of aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is waarbij de grenzen (niet zijnde bestemmingsgrenzen) met niet meer dan 2 m mogen wordenverschoven.
9.2 Geringe afwijkingen in maatvoeringen
Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning van de in het plan voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken af te wijken indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken.
9.3 Andere bouwwerken
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in dit plan voor het oprichten van andere bouwwerken, zoals antenne installaties en vlaggenmasten met een hoogte van ten hoogste 20 m.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Algemeen
Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  2. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
  3. het wijzigen van de met een aanduiding of in de regels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
10.2 Algemene randvoorwaarden voor wijziging van het plan
Het bevoegd gezag verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. het aantal parkeervoorzieningen;
    4. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    5. het milieu:
  2.  voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    1. luchtkwaliteit;
    2. parkeerbehoefte;
    3. geluid;
    4. bodemkwaliteit;
    5. watertoets;
    6. archeologie;
    7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
10.3 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder en, indien nodig, een andere deskundige instantie inzake de veiligheid van leidingen;
  2. het wijzigen en/of verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en/of 'Waarde - Archeologie 2', indien:
    1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
  3. het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en/of 'Waarde - Archeologie 2' aan één of meerdere bestemmingsvlakken, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
  4. het verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
11.2 Gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 12 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als "bestemmingsplan Noorderweg 13 ".