direct naar inhoud van 4.4 Externe veiligheid
Plan: Kagerweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0375.BPKagerweg-VG01

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Toetsingskader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag van en/of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.

Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het beleid voor transportmodaliteiten (weg, water en spoor) staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRnvgs). Het beleid met betrekking tot buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het PR geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.

Groepsrisico (GR)

Het GR is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en is afhankelijk van het aantal aanwezige personen en de afstand tot de risicobron. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

4.4.2 Onderzoek en conclusie

Referentiesituatie

Inrichtingen

In het plangebied zijn in de huidige situatie drie inrichtingen aanwezig die vallen onder de werking van het Bevi. Het betreft ten eerste de inrichting Boudesteijn/Hoekloos, gelegen aan de Flevoland 1, waar op- en overslag van brandbare gassen plaatsvindt. Het bedrijf heeft in het kader van de omgevingsvergunning een QRA uitgevoerd waaruit specifieke risicocontouren volgen. De PR 10-6-contour is aan de zuidzijde juist buiten de grens van de inrichting gelegen, maar reikt niet tot nabijgelegen bouwgrenzen.

De tweede Bevi-inrichting betreft de inrichting van Temati, gelegen aan de Rijnland 2. Binnen de inrichting vindt opslag van chemische stoffen plaats op een oppervlakte van circa 300-400 m. Op deze activiteit zijn generieke veiligheidsafstanden van toepassing die volgen uit de PGS-15 richtlijn.

Ten derde valt de inrichting van Etos aan de Rijnland 4, vanwege de omvang van de opslag van gevaarlijke stoffen, onder de werking van het Bevi.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over het tracé van de A9 ter hoogte van het plangebied is slechts beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen toegestaan vanwege de aanwezigheid van de Wijkertunnel. De Wijkertunnel is getypeerd als een categorie C-tunnel, zodat het vervoer van brandbare gassen en toxische stoffen niet is toegestaan. Voor het wegvak is daarom geen sprake van een veiligheidszone, de PR 10-6-contour ligt niet buiten de weg. Er is tevens geen plasbrand aandachtsgebied. Het GR bedraagt minder dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Op een aantal andere wegen rond het plangebied vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat om de Kanaalweg en de Noorderweg tot aan de oprit A9 die deel uitmaken van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er is geen sprake van knelpunten of aandachtspunten ten aanzien van het PR of het GR rond deze wegen.

Transport door buisleidingen

In het plangebied zijn twee aardgastransportleidingen aanwezig. In onderstaande tabel zijn de kenmerken van de leidingen weergegeven.

Tabel 4.2 Kenmerken leidingen

naam   maximale werkdruk   uitwendige diameter   PR 10-6 
risicocontour  
invloeds- gebied   afstand tot plangebied  
Aardgasleiding N.V. Nederlandse Gasunie A-550   66 bar   36 inch   0 m   430 m   ligt in plangebied  
Aardgasleiding N.V. Nederlandse Gasunie A-564   66 bar   18 inch   0 m   250 m   ligt in plangebied  

afbeelding "i_NL.IMRO.0375.BPKagerweg-VG01_0006.png"

Figuur 4.5 Ligging aardgastransportleidingen in plangebied en omgeving

Voor deze leidingen is door Gasunie (Kwantitatieve risicoanalyse Blok J13) een risicoberekening uitgevoerd voor het PR en GR. Hieruit blijkt het volgende:

  • genoemde leidingen hebben geen 10-6/jaar PR-contour.

In de huidige situatie wordt overal aan de grenswaarde voor het PR voldaan.

  • Het GR van beide leidingen bedraagt minder dan 0,1 x oriënterende waarde (OW) en de OW.

Plansituatie

Inrichtingen

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen uitgesloten om het ontstaan van knelpunten te voorkomen. Indien zich ontwikkelingen voordoen waarbij sprake is van de oprichting van een Bevi-inrichting moet een procedure voor afwijking van het bestemmingsplan worden doorlopen waarbij onderzoek moet worden gedaan naar de externe veiligheidsrisico's. Voor de bestaande Bevi-inrichtingen is de aanduiding 'risicovolle inrichting (r.i.)' opgenomen waarmee de bedrijfsactiviteiten die vallen onder het Bevi, met het nieuwe bestemmingsplan kunnen worden gecontinueerd.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan is er geen sprake van een toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de weg.

Buisleidingen

Binnen het invloedsgebied van de aanwezige buisleidingen worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In de GR-berekening is rekening gehouden met de reeds aanwezige bedrijfsbestemmingen. Er is daarom geen sprake van een toename van het GR als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan. De leidingen worden met een dubbelbestemming, inclusief belemmerende strook van 5 m aan weerszijden van de leiding, opgenomen op de verbeelding en in de regels. Hiermee wordt een ongestoorde ligging van de leidingen zeker gesteld en worden ongewenste ontwikkelingen binnen de belemmerende strook van de leidingen voorkomen.

Structuurvisie buisleidingen

Op grond van de Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 van het Rijk, moet ter plaatse van het plangebied rekening worden gehouden met de toekomstige ontwikkeling van nieuwe buisleidingen. Ter hoogte van de Beveland is in de Structuurvisie een buisleidingstrook voorzien voor nieuwe buisleidingen. Deze strook heeft ter plaatse een breedte van 45 m. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het mogelijk toekomstige gebruik van de strook. Ter plaatse van de strook is de ontwikkeling van nieuwe bebouwing uitgesloten, dit zou het gebruik van de leidingstrook beperken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0375.BPKagerweg-VG01_0007.png"

Figuur 4.6 Buisleidingenstrook uit structuurvisie buisleidingen 2012-2035

(bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Verantwoording groepsrisico

Omdat een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor een gronden waar Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, dient op grond van het Bevi het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt tevens ingegaan op de overige relevante risicobronnen. Voor een uitgebreide beschrijving van effecten en mogelijkheden tot vergroting van de zelfredzaamheid en hulpverlening, wordt verwezen naar het asvies van de Veiligheidsregio Kennemerland dat is opgenomen in bijlage 2.

Groepsrisico

Uit bovenstaande beschrijving en uit het advies van de Veiligheidsregio blijkt dat voor geen van de risicobronnen in het plangebied en omgeving sprake is van een relevant groepsrisico. Er wordt daarom niet nader ingegaan op de kwantificering van het groepsrisico. Dat neemt niet weg dat er mogelijkheden zijn om de omvang van incidenten re reduceren zodat de beheersbaarheid voor hulpverleningsdiensten wordt vergroot.

Incidentscenario's en effecten

Het advies van de Veiligheidsregio Kennemerland bevat een uitgebreide beschrijving van de volgende incidentscenario's:

  • 1. Inrichting Boudesteijn/Hoekloos: verhoogd brand- en explosiegevaar bij opslag van zuurstof
  • 2. Inrichting Tamati: toxisch scenario opslag gevaarlijke stoffen
  • 3. Vervoer gevaarlijke stoffen A9: plasbrandscenario
  • 4. Vervoer gevaarlijke stoffen Noorderweg/kanaalweg: BLEVE-scenario (Boiling Liquid expanding vapor explosion hetgeen staat voor een wolkbrand en explosie scenario) en toxisch scenario
  • 5. Vervoer gevaarlijke stoffen Noordzeekanaal: gaswolontbrandings-scenario en toxisch scenario
  • 6. Hogedruk aardgastransportleidingen: fakkelbrandscenario

Maatregelen voor beperking van effecten, verhoging van de zelfredzaamheid en verhoding bestrijdbaarheid

Uit het advies van de Veiligheidsregio blijkt dat enkele maatregelen mogelijk zijn waarmee risico's kunnen worden beperkt, de zelfredzaamheid kan worden verhoogd en de beheersbaarheid van incidenten kan worden vergroot:

  • Opstellen van noodplannen
  • Risicocommunicatie en voorlichting zodat aanwezige personen weten hoe te handelen in geval van een calamiteit.
  • In het zuidelijk deel van het plangebied is mogelijk geen sirenedekking van het WAS, het advies is om een WAS-paal bij te plaatsen
  • Het Risicoregister Gevaarlijke Stoffen moet worden geactualiseerd voor wat betreft de gewijzigde effect- en risicoafstanden van Etos.

Afweging

De bovengenoemde maatregelen dragen bij aan de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De uitvoering van deze maatregelen kan echter niet worden zeker gesteld met de vaststelling van het bestemmingsplan. Dit gebeurt door middel van de uitvoefening van overige bevoegdheden. Na uitvoering van de maatregelen resteert een restrisico. Voor de aanwezige buidleidingen geldt dat incidenten grotendeels kunnen worden voorkomen door de leidingen ongestoord te laten liggen. Als gevolg van de gekozen bestemmingsregeling wordt de veiligheidssituatie in het plangebied, mede op basis van het advies van de Veiligheidsregio, aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Om knelpunten ten aanzien van het PR in de omgeving van Bevi-inrichtingen te voorkomen, is de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen uitgesloten. Nieuwe inrichtingen zijn pas mogelijk, door middel van een zelfstandige ruimtelijke procedure, nadat vooraf onderzoek is gedaan naar de externe veiligheidsrisico's. Voor de relevante risicobronnen geldt dat het groepsrisico is verantwoord. Geconcludeerd wordt dat in het plangebied sprake is van een aanvaardbare risicosotuatie. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.