Plan: | Van Blaaderenweg 8 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.WZP1000Blaadweg08-C001 |
behorende bij het wijzigingsplan Van Blaaderenweg 8
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan 'Bergen - Dorpskern Zuid' met identificatienummer NL.IMRO.03730000BPG01dorpskernz- van de gemeente Bergen (NH), zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 24 maart 2009.
het wijzigingsplan Van Blaaderenweg 8 met identificatienummer NL.IMRO.0373.WZP1000Blaadweg08-C001 van de gemeente Bergen (NH.).
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0373.WZP1000Blaadweg08-C001 met de bijbehorende regels en bijlagen.
Op het wijzigingsplan zijn verder de begrippen behorende bij het bestemmingsplan, zoals genoemd in lid 1.1 van toepassing.
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten conform de regels in artikel 2 van het bestemmingsplan, zoals genoemd in lid 1.1.
De regels in artikel 20 van het bestemmingsplan, zoals genoemd in lid 1.1, zijn onverkort van toepassing.
De regels in artikel 24 van het bestemmingsplan, zoals genoemd in lid 1.1, zijn onverkort van toepassing, met dien verstande dat:
Sub f als volgt wordt gewijzigd:
f. de breedte van een hoofdgebouw, gemeten in het verlengde van de voorgevel tot het meest zijwaarts gelegen gedeelte van het hoofdgebouw, mag ten hoogste 15 m bedragen;
Verder is de verwijzing naar aanduiding (a) op de verbeelding is vervangen door een matrix conform de aanwijzingen van de SVBP2012 en dat voor de aanduiding van de goot- en bouwhoogte eveneens conform de SVBP2012 een aangepaste matrix is aangegeven.
Artikel 28 van het bestemmingsplan, zoals genoemd in lid 1.1, is van toepassing, met dien verstande dat in verband met de SVBP 2012 de regels als volgt worden gewijzigd:
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
De omgevingsvergunning, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
De omgevingsvergunning, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, wordt voorts verleend, indien:
Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de bestemming Waarde - Archeologie 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of werkzaamheden met een grotere omvang dan 500 m² uit te voeren:
Het verbod van 5.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie 3 wijzigen in een andere bestemming Waarde - Archeologie teneinde grotere of kleine oppervlaktes en/of dieptes toe te staan zoals genoemd onder 5.2 en 5.4.1 teneinde de archeologische waarden op een andere wijze te beschermen en veiligstellen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn.
Op het wijzigingsplan zijn de algemene regels uit hoofdstuk 3 behorende bij het bestemmingsplan, zoals genoemd in lid 1.1, onverkort van toepassing, met dien verstande dat de volgende twee artikelen worden toegevoegd in verband met het feit dat de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking hebben verloren:
Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen 2020 Gemeente Bergen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde regels.
Indien sprake is van een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende mate in ruimte voor het laden of lossen van goederen is voorzien. Of sprake is van voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen wordt bepaald aan de hand van de normen, zoals opgenomen in het ASVV 2012 (uitgave van het CROW), met inbegrip van eventuele wijzigingen van het ASVV gedurende de planperiode.
onder de voorwaarde dat dit mogelijk is indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en de verkeerssituatie ter plaatse.
onder de voorwaarde dat dit mogelijk is indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en de verkeerssituatie ter plaatse.
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen 2020 Gemeente Bergen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde regels.
Indien sprake is van een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van een functie van een bouwwerk slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende mate in ruimte voor het laden of lossen van goederen is voorzien. Of sprake is van voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen wordt bepaald aan de hand van de normen, zoals opgenomen in het ASVV 2012 (uitgave van het CROW), met inbegrip van eventuele wijzigingen van het ASVV gedurende de planperiode.
onder de voorwaarde dat dit mogelijk is indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en de verkeerssituatie ter plaatse.
onder de voorwaarde dat dit mogelijk is indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en de verkeerssituatie ter plaatse.
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid en/of ruimte voor laad- en losvoorzieningen die is vereist en aangelegd op grond van artikel 6.1, 6.2, 7.1 of 7.2 niet in stand wordt gelaten. Deze bepaling geldt niet voor:
Op het wijzigingsplan zijn de overgangsregels uit hoofdstuk 4 behorende bij het bestemmingsplan, zoals genoemd in lid 1.1, onverkort van toepassing.
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Van Blaaderenweg 8.