Plan: | MAG-complex |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG9006magcomplex-C001 |
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
In deze paragraaf zijn met betrekking tot de Flora- en faunawet de resultaten samengevat van het uitgebreide onderzoek zoals opgenomen in bijlage 2.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit bebouwing, opgaande beplanting en enkele watergangen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in het herontwikkelen van de locatie. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Rondom het plangebied liggen weidevogelleefgebieden. Ongeveer 1,1 km ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat.
Het Natura 2000-gebied Noord-Hollands duinreservaat kwalificeert zich vanwege de volgende kenmerken (bron: LNV, ontwerpbesluit Noord-Hollands duinreservaat):
Habitattype
2110 | embryonale wandelende duinen |
2120 | wandelende duinen op de strandwal met helm |
2130 | *vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie ('grijze duinen') |
2140 | *vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum |
2150 | *Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetea) |
2160 | duinen met duindoorn |
2170 | duinen met kruipwilg |
2180 | beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied |
2190 | vochtige duinvalleien |
6410 | grasland met Molinea op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) |
7210 | *kalkhoudende moerassen met Caldium mariscus en soorten van het Caricion davallianae |
Soorten
1014 | nauwe korfslak |
1042 | gevlekte witsnuitlibel, paapje en tapuit |
* Prioritaire soorten en/of habitattypen volgens de Habitatrichtlijn
Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. Van directe aantasting is dan ook geen sprake. Rondom het plangebied liggen op enige afstand weidevogelleefgebieden. Tijdens de gebruiksfase zal naar verwachting niet meer verstoring optreden dan nu het geval is. De werkzaamheden voorafgaand aan en in de bouwfase kunnen wel leiden tot verstoring. Door deze werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, wordt deze verstoring echter voorkomen.
Het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat ligt circa 1,1 km ten westen van het plangebied. Tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied liggen de N511 en woonbebouwing die een buffer vormen voor het geluid van de werkzaamheden in het plangebied. De ontwikkeling leidt in de gebruiksfase tot een zeer beperkte toename van de verkeersintensiteit. Het verkeer wordt daarbij via de oostelijke route (Hoeverweg-N9) geleid. De ontwikkeling leidt dan ook niet tot een toename van de stikstofdepositie of geluidsverstoring in het Natura 2000-gebied.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van de locatie. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Tijdens het veldonderzoek zijn jaarrond beschermde nesten van de sperwer en buizerd aangetroffen en een zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis. Tevens werden van de gewone en ruige dwergvleermuis foerageergebied en vliegroutes vastgesteld. De voorgenomen ontwikkeling leidt tot aantasting van in ieder geval het nest van de sperwer. Dat betekent dat mitigerende en compenserende maatregelen moeten worden uitgewerkt om overtreding van de Ffw te voorkomen. De loods waarin de zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aanwezig is, wordt niet gesloopt. Er zullen echter wel werkzaamheden plaatsvinden, zodat ook hier maatregelen moeten worden genomen om overtreding van de Ffw te voorkomen. De nieuwe inrichting van het terrein biedt wel voldoende foerageergebied voor vleermuizen. Doordat de ruimtelijke structuur grotendeels gelijk blijft, blijven ook de vliegroutes in stand.
Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het volgende:
Met inachtneming van de genoemde voorwaarden staat de Ffw de uitvoering van het plan niet in de weg.