direct naar inhoud van 4.10 Ecologie
Plan: De Voert 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG01007voert10-C001

4.10 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 2. Naar aanleiding van het bureauonderzoek is een uitgebreid onderzoek naar vleermuizen en broedvogels (bijlage 3) uitgevoerd. De resultaten van dit veldonderzoek zijn in deze paragraaf verwerkt.

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000, een beschermd natuurmonument of een beschermd landschapsgezicht en maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied is wel op 120 m afstand van het Natura 2000-gebied 'Noordhollands duinreservaat' gelegen. Gezien de tussenliggende buffers (wegen, bomen en water), aard van de ontwikkeling en de afstand is de verwachting dat de planontwikkeling binnen het plangebied geen negatieve effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied heeft. De natuurbeschermingswet 1998 vormt daarmee geen beletsel voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.

De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Het plangebied is marginaal foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis en daarnaast vliegt er af en toe een rosse vleermuis (zie bijlage 3). In en rond de reconstructielocatie ontbreekt het aan vogels met vaste nesten. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aangetroffen. Gedurende en na de ontwikkeling van het plangebied is het mogelijk dat vleermuizen op de locatie en in de directe omgeving blijven foerageren. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten.

Conclusie

De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.