Plan: | Uitwerkingsplan Verzetplein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0370.2013Verzetplein-VA01 |
In Zuidoostbeemster, aan het Verzetplein, stond het buurthuis "Zuidoost". Dit buurthuis is inmiddels verplaatst naar een locatie aan het Middenpad, waardoor de locatie aan het Verzetplein vrij is gekomen. Deze locatie heeft in het bestemmingsplan een uit te werken gemengde bestemming. Dit betekent dat een uitwerkingsplan dient te worden vastgesteld voordat ontwikkeling plaats kan vinden. Met het voorliggende uitwerkingsplan wordt het gebied verder uitgewerkt.
Het plangebied ligt in Zuidoostbeemster. Het gebied wordt begrensd door het Verzetplein aan de noordzijde en de Pieter Kramerstraat aan de westkant. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan het bedrijf 'Bax Chemicals', waarop in paragraaf 3.9 nader in wordt gegaan, en aan de oostzijde aan tuinen van woningen aan de Wouter Sluislaan. In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Locatie plangebied
Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I, vastgesteld door de gemeenteraad op 2 juni 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 december 2008. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Gemengd - Uit te werken. Binnen dit bestemmingsplan is vastgelegd dat het plangebied bestemd is voor wonen, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, tuinen en erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, groen en speelvoorzieningen, paden en open terreinen. Daarbij mag, na uitwerking, worden gebouwd volgens de randvoorwaarden van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I.
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan gegeven, waarbij in wordt gegaan op de nieuwe indeling van het plangebied. In hoofdstuk 3 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod, waarna in hoofdstuk 4 het juridische deel (verbeelding en regels) van het uitwerkingsplan wordt toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid van het plan en tot slot wordt in hoofdstuk 6 de procedure die het plan volgt beschreven.
Het voormalige buurthuis in het plangebied is verplaatst naar een locatie aan het Middenpad, waardoor een nieuwe invulling aan het gebied kan worden gegeven. Gezien de ligging van de locatie in een woongebied, is er voor gekozen om de locatie in te richten met een woonfunctie. Het plangebied is in 2008 in het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I opgenomen als uit te werken gemengd gebied. Op dat moment was het nog niet duidelijk welke invulling het plangebied precies zou krijgen en is dus gekozen voor een nader uit te werken bestemming.
Inmiddels is de toekomstige invulling van het plangebied bekend en wordt de locatie met het voorliggende plan uitgewerkt.
Het plangebied wordt ingericht voor een woonfunctie, in de vorm van 3 grondgebonden, vrijstaande woningen. De goot- en nokhoogte sluiten aan op de hoogten van bestaande, omliggende woningen. Ook wat betreft schaal, kapvorm en materialisatie zal worden aangesloten bij de omliggende bebouwing. De woningen zullen worden ontsloten door het Verzetplein. Parkeren zal op eigen terrein plaatsvinden. Hier wordt hieronder nader op ingegaan.
Het parkeren voor de woningen vindt op eigen terrein plaats, waardoor de parkeerdruk niet toeneemt.
De ontwikkeling van de nieuwe woningen heeft een verkeersaantrekkende werking als gevolg. Uitgaande van het kengetal van 6 verkeersbewegingen per woning per dag, zoals de C.R.O.W. hanteert, zullen de 3 woningen gemiddeld 18 verkeersbewegingen per dag genereren. Vanwege deze beperkte toename zal dit niet leiden tot knelpunten op de bestaande wegenstructuur.
De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieu- en omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. In deze paragraaf wordt per milieu- en omgevingsaspect beschreven wat de mogelijke effecten zijn.
Een van de milieu- en omgevingsaspecten is water en het watersysteem. Hieronder wordt dit toegelicht.
In de toekomstige situatie zal het plangebied aansluiten op het huidige watersysteem en de bestaande waterpeilen.
Wat betreft de waterkwantiteit is het van belang dat, indien extra verharding mogelijk wordt gemaakt, er nieuw water wordt aangelegd. Dit, om de versnelde afstroming van water vanaf het verhard oppervlak op te vangen. In het onderhavige geval is het plangebied geheel verhard. In de toekomstige situatie wordt het plangebied ook grotendeels verhard. Een versnelde afstroming van water is daarom niet aan de orde.
Het afvalwater wordt in de toekomstige situatie conform de huidige situatie op het gemengde stelsel geloosd.
Het plangebied bestaat momenteel uit braakliggend gebied. De directe omgeving bestaat uit bebouwd gebied. Doordat het gebied intensief voor bewoning wordt gebruikt en volledig is verhard zijn geen natuurwaarden in het plangebied te verwachten. Tevens maakt het plangebied geen onderdeel uit van een natuurbeschermingsgebied of ecologische hoofdstructuur. Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 2 kilometer afstand van het plangebied. Mogelijk negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen voor deze gebieden zijn dan ook niet aan de orde.
Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek1 uitgevoerd om de bodemkwaliteit ter plaatse vast te stellen. Geconcludeerd wordt dat de onderzoeksresultaten milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen vormen voor de beoogde woonbestemming.
In de beleidsnota archeologie van de gemeente Beemster geldt als regime voor het gebied 'Zuidoostbeemster' dat onderzoek dient te worden verricht in de volgende gevallen:
Het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan is niet opgenomen in de bijlage. Hier geldt dus dat dit 'overig gebied' is en dat geen onderzoek nodig is. Daarnaast is het plangebied in de huidige situatie bebouwd en wordt de grond in de toekomstige situatie niet dieper geroerd.
Wat betreft het aspect externe veiligheid wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Hierin is toegelicht dat in de Zuidoostbeemster geen sprake is van overschrijding van het plaatsgebonden en groepsrisico vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A7.
Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op de nieuwe woningen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. De enige geluidgezoneerde weg in de omgeving van het plangebied betreft de A7. Overige wegen in de nabijheid van het plangebied hebben een snelheidsregime van 30 km/h. Wegen met een 30 km/h regime kennen in de Wet geluidhinder geen geluidzone en hoeven niet te worden getoetst.
Uit uitgevoerd akoestisch onderzoek2 is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in het plangebied op de drie bouwvlakken wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt echter niet overschreden. De hoogst berekende waarde bedraagt 51 dB. Voor de woningen in het voorliggende uitwerkingsplan wordt ontheffing verleend van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Het ontheffingsbesluit ligt tegelijk met het voorliggende ontwerp uitwerkingsplan ter inzage.
Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.
Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat het uitwerkingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en onderzoek naar luchtkwaliteit voor de ontwikkelingen die met het voorliggende uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt niet nodig is.
De omgeving van het plangebied is in hoofdzaak een woongebied. Er zijn in de buurt van de beoogde woningen geen bedrijven in de buurt die hinder kunnen veroorzaken. Ten zuiden van het plangebied is het hoofdkantoor van Bax chemicals gevestigd. Het gaat hier enkel om een kantoorfunctie, aangezien de opslag- en distributie behorende bij dit bedrijf elders plaatsvindt. Dit kantoor heeft geen invloed op het woon- en leefklimaat van de nieuwe woningen en wordt door de reeds aanwezige woningen niet in zijn bedrijfsvoering beperkt.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkelingen die met het voorliggende uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt.
In het kader van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I bepaald dat delen van het plangebied nader uitgewerkt dienen te worden middels een uitwerkingsplan. Het onderhavige plangebied, met de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' is zo'n gebied. In het bestemmingsplan zijn kaderstellende regels gegeven waarbinnen die delen van het plangebied moet worden uitgewerkt. Met het voorliggende uitwerkingsplan wordt invulling gegeven aan de uitwerkingsplicht, binnen de gestelde regels in het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I.
Het juridisch bindende deel van het uitwerkingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het uitwerkingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn opgesteld op basis van de uitwerkingsregels in het moederplan bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden hieronder de diverse regels artikelsgewijs besproken.
In dit uitwerkingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is het artikel 1 'begripsbepalingen' opgenomen. De definities van plan en uitwerkingsplan zijn hierin beschreven. Voor overige in het uitwerkingsplan gehanteerde begrippen wordt verwezen naar het moederplan bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Dit wordt onder hoofdstuk 3 Algemene regels nader toegelicht.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels per bestemming opgenomen. De bestemmingen Tuin en Wonen vormen respectievelijk de artikelen 2 en 3 en corresponderen met de bestemmingen op de verbeelding. Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld en welke bouwmogelijkheden er bestaan.
Voor de voorgevel van de gebouwen is de bestemming Tuin opgenomen, om deze vrij te laten van bebouwing. Achter de voorgevels is de bestemming Wonen opgenomen. Hier mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een bepaalde omvang.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk is artikel 4 opgenomen waarin staat welke artikelen uit het moederplan bestemmingsplan Zuidoostbeemster I van toepassing zijn en blijven op dit uitwerkingsplan. Dit zijn onder andere de begripsbepalingen, de wijze van meten en de overgangsregels.
Hoofdstuk 4 Slotregel
In dit hoofdstuk is het laatste artikel, de slotregel, opgenomen. Hierin wordt de naam van het uitwerkingsplan en de datum van vaststelling gegeven.
Met handhaving wil de gemeente bereiken dat:
Een belangrijke voorwaarde voor adequaat handhavingsbeleid is dat de bedoeling van de regelgeving duidelijk uit het uitwerkingsplan blijkt. Dit vraagt om heldere, leesbare en eenduidig te interpreteren planregels. Ook moet het plan actueel zijn en gebaseerd op een goed gedocumenteerde uitgangssituatie. Alleen dan kunnen eventuele strijdige bebouwings- en gebruiksvormen worden geconstateerd en effectief worden bestreden.
Naast de eisen die handhaving stelt aan de juridische opzet van het bestemmingsplan, zullen maatregelen van financiële, organisatorische en communicatieve aard ertoe bijdragen dat handhaving van regelgeving een wezenlijke uitvoeringstaak van de gemeente is.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het uitwerkingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 6 toegelicht.
Voorliggend uitwerkingsplan betreft een uitwerking op basis van het moederplan, bestemmingsplan Zuidoostbeemster I.
Om de economische uitvoerbaarheid van het plan te beoordelen is bij het opstellen van het moederplan een globale exploitatieopzet gemaakt, waaruit is gebleken dat de gewenste ontwikkelingen economisch uitvoerbaar zijn.
Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (de uniforme openbare voorbereidingsprocedure) heeft het ontwerp uitwerkingsplan van 26 augustus tot en met 7 oktober 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden belanghebbenden zienswijzen indienen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Het uitwerkingsplan wordt daarom ongewijzigd vastgesteld door het college van B&W. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het uitwerkingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.