direct naar inhoud van Artikel 7 Woongebied - Uit te werken
Plan: De Pauw, Graft-De Rijp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0365.BpDePauw2012-VSG4

Artikel 7 Woongebied - Uit te werken

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. wegen, straten, pleintjes, wandel- en fietspaden;
  • d. parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
  • e. waterlopen en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

7.2 uitwerkingsregels
7.2.1 algemeen

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. binnen de gronden met de bestemming Woongebied - Uit te werken krijgt minimaal een oppervlakte van 16.359 m2 de bestemming Verkeer - Verblijf, het bepaalde in Artikel 4 is op deze gronden overeenkomstig van toepassing;
  • b. binnen de gronden met de bestemming Woongebied - Uit te werken krijgt minimaal een oppervlakte van 12.704 m2 de bestemming Water, het bepaalde in Artikel 5 is op deze gronden overeenkomstig van toepassing;
  • c. binnen de gronden met de bestemming Woongebied - Uit te werken krijgt maximaal een oppervlakte van 30.000 m2 de bestemming Wonen het bepaalde in Artikel 6 is op deze gronden overeenkomstig van toepassing;
  • d. watergangen rondom de woonbebouwing hebben een minimale breedte van 8 meter, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, die niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet;
  • e. met uitzondering van een aan de westzijde gelegen hoofdontsluiting zijn de straten waar de woningen zijn gesitueerd oost-west georiënteerd;
  • f. het profiel van de oost-west georiënteerde straten is minimaal 10.5 meter breed, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, die niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet;
  • g. het profiel van de noord-zuid georiënteerde verbindingsstraten is minimaal 14,5 meter breed, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, die niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet;
  • h. het aantal woningen binnen de bestemming bedraagt maximaal 111;
  • i. vrijstaande, twee-aan-een gebouwde woningen, aaneengebouwde woningen (tot maximaal 5 aaneen) alsmede gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • j. het aantal vrijstaande woningen en twee-aaneen woningen bedraagt gezamenlijk maximaal 44;
  • k. het aantal aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen bedraagt gezamenlijk minimaal 67;
  • l. vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen aan de oost-west georiënteerde woonstraten worden in de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder l mogen per oost-west georiënteerde woonstraat maximaal 3 vrijstaande woningen of twee-aaneen gebouwde woningen achter voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • n. gestapelde woningen aan de oostzijde van het plangebied springen minimaal 3 meter naar voren ten opzicht van de voorgevelrooilijn;
  • o. vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen aan de noord-zuid georiënteerde hoofdontsluiting mogen tot maximaal 5 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • p. met betrekking tot de minimale en maximale goot- en bouwhoogte gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van hoofdgebouwen voor vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen maximaal 6 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen voor vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen maximaal 10 m bedraagt;
    • 3. de goothoogte van hoofdgebouwen voor gestapelde woningen maximaal 7 m bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van hoofdgebouwen voor gestapelde woningen maximaal 12 m bedraagt;
  • q. de nokrichtingen van de meest oostelijk gelegen vrijstaande, twee-aaneen en aangebouwde woningen op de kop van de aan de oost-west georiënteerde woonstraten zijn evenwijdig aan de voorgevelrooilijn;
  • r. Ieder bouwvolume (tweekapper en vrijstaande woningen) varieert aan beide zijden van het volume t.o.v. minimaal twee aangrenzende volumes;
  • s. de ontsluiting van het gebied voor gemotoriseerd verkeer aan de noordzijde vindt plaats ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • t. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de woningen, waarbij een norm (inclusief bezoekersparkeren) wordt aangehouden voor:
    • 1. rijwoningen en appartementen in categorie 'goedkoop' (o.a. sociale huur en sociale koop) van minimaal 1,4 parkeerplaats per woning;
    • 2. rijwoningen en appartementen in categorie 'midden', van minimaal 1,8 parkeerplaats per woning;
    • 3. vrijstaande en twee-aaneen woningen en appartementen in categorie 'duur', van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning;
  • u. bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen dient minimaal een parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd, hiertoe dient bij deze woningen een aanduiding 'parkeerterrein' op het bouwperceel te worden gelegd waarbinnen de parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd.
7.2.2 afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking afwijkingsbevoegdheden op te nemen met betrekking tot:

  • a. een afwijking van maximaal 20% van de in artikel 7.2.1 onder j en k genoemde aantallen, met dien verstande dat het maximaal in artikel 7.2.1 onder h genoemde aantal van 111 woningen niet wordt overschreden;
7.2.3 nadere eisenregeling

Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 15.2 in acht genomen:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking een nadere eisenregeling op te nemen aangaande de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan dat als bijlage 1 bij de regels is gevoegd, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit met betrekking tot:

  • a. de goothoogte en hoogte van de gebouwen met dien verstande dat de goothoogte en hoogte van het hoofdgebouw minimaal 0,25 meter moet en maximaal 0,75 meter mag afwijken van de goothoogte en hoogte van het naastgelegen hoofdgebouw;
  • b. aan de voorgevelbreedte, de geleding, de gelaagdheid, de ritmiek en de nokrichting en de kapvorm van de bebouwing teneinde een stedenbouwkundige samenhang te realiseren, zoals voorgestaan in de aanhef van dit artikel;
  • c. de situering van de bebouwing ten behoeve van de toegankelijkheid, de kwaliteit en de veiligheid van interne ontsluiting en langzaamverkeerroute;
  • d. situering en afmetingen van bebouwing ten behoeve van de doorgangen, de inrichting en de openbare toegankelijkheid van (binnen)terreinen en de aansluiting met de bestaande bebouwing;
  • e. de situering en afmetingen van nutsvoorzieningen.
7.3 bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met het oog op de algehele inrichting van het gebied voor de in lid 1 genoemde doeleinden; uitwerking van gedeelte daarvan is daarbij mogelijk.
  • b. Omtrent de vaststelling van het uitwerkingsplan wordt de procedure gevolgd als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
  • c. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet in werking getreden is, mogen bouwwerken niet worden gebouwd.
  • d. Het onder c. opgenomen voorlopige bouwverbod geldt niet voor het bouwrijp maken van de gronden.