direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: De Pauw, Graft-De Rijp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0365.BpDePauw2012-VSG4

Artikel 6 Wonen

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, - hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen - al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen, waarbij in de gegeven bestemming woningen in de categorieën vrijstaand, tweeaaneen, aaneengebouwde alsmede gestapeld, worden toegelaten met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen;
    2. 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen;
    3. 'twee-aan-een' uitsluitend twee-aan-een gebouwde woningen;
    4. 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen;
    worden toegelaten;

met de daarbij behorende:

  • b. bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • c. tuinen;
  • d. erven;
  • e. parkeervoorzieningen, waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', eveneens zijn bestemd voor parkeren ten behoeve van de maximaal te bouwen wooneenheden binnen de over het bouwperceel gelegde bestemming Wonen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen.
6.2 bouwregels
6.2.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd tot maximaal het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven wooneenheden;
  • b. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • c. goot- en bouwhoogte zijn maximaal de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens voor woningen met de aanduiding 'vrijstaand' en 'twee-aan-een' dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens voor de hoekwoningen van de woningen met de aanduiding 'aaneengebouwd' dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • f. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
6.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken buiten een bouwvlak geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer dan 50% van het bouwperceel mag bedragen.

6.2.3

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt:
    1.   bij bouwpercelen met een oppervlakte van minder dan 500 m2:  
      -   ten hoogste 75 m2 per bouwperceel;  
    2.   bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m2:  
      -   ten hoogste 100 m2 per bouwperceel;  
    met dien verstande dat niet meer dan 50% van het deel van het bouwperceel dat buiten een bouwvlak is gelegen, mag worden bebouwd;  
  • b. aan-, uit- en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel te worden gebouwd;
  • c. aan-, uit- en bijgebouwen dienen ten minste 2 meter uit de achterste perceelsgrens te worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.2.4

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 nadere eisen

Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 15.2 in acht genomen:

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan dat als bijlage 1 bij de regels is gevoegd, ter waarborging van de stedebouwkundige kwaliteit aan:

  • a. de goothoogte en hoogte van de gebouwen met dien verstande dat de goothoogte en hoogte van het hoofdgebouw minimaal 0,25 meter moet en maximaal 0,75 meter mag afwijken van de goothoogte en hoogte van het naastgelegen hoofdgebouw;
  • b. aan de voorgevelbreedte, de geleding, de gelaagdheid, de ritmiek en de nokrichting en de kapvorm van de bebouwing teneinde een stedebouwkundige samenhang te realiseren, zoals voorgestaan in de aanhef van dit artikel;
  • c. de situering van de bebouwing ten behoeve van de toegankelijkheid, de kwaliteit en de veiligheid van interne ontsluiting en langzaamverkeerroute;
  • d. situering en afmetingen van bebouwing ten behoeve van de doorgangen, de inrichting en de openbare toegankelijkheid van (binnen)terreinen en de aansluiting met de bestaande bebouwing;
  • e. de situering en afmetingen van nutsvoorzieningen.
6.4 afwijken van de bouwregels

Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 15.1 en artikel 15.3 in acht genomen, voor zover van toepassing.

  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder e voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.
6.5 specifieke gebruiksregels
6.5.1

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', moeten eveneens worden gebruikt voor parkeren ten behoeve van de maximaal te bouwen wooneenheden binnen de over het bouwperceel gelegde bestemming Wonen, waarbij geldt dat:

  • a. vrijstaande en twee-aaneen woningen, hebben minimaal 2 parkeerplaatsen per woning.
6.5.2

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning;
  • e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 45 m2;
  • f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van de opslag van goederen en materialen;
  • g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • h. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • i. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van huisvesting van seizoensarbeiders.
6.6 afwijken van de gebruiksregels
6.6.1

Bij de toepassing van de afwijking van de gebruiksregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 15.1 en artikel 15.3 in acht genomen, voor zover van toepassing.

6.6.2

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 6.1 a, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' ook vrijstaande woningen mogen worden gerealiseerd en ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' ook twee-aan-een woningen mogen worden gerealiseerd;
  • b. het bepaalde in artikel 6.1 onder a, waarbij de grenzen van de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aan-een' en 'vrijstaand' met maximaal 3 meter mogen worden verschoven;
  • c. het bepaalde in artikel 6.5.2c, voor het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend indien er sprake is van een zorgindicatie;
    en aanvullend:
    2. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend indien wordt voldaan aan het bepaalde in de 'Beleidsnotitie Mantelzorgwoningen, nieuw beleid voor mantelzorgwoningen', opgesteld in 2009 en vastgesteld in 2011.
  • d. het bepaalde in artikel 6.5.2 onder d voor het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning, met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast mag plaatsvinden in de bestaande woningen of in een daarbij behorend bestaand of nieuw op te richten bijgebouw, mits in overeenstemming met hetgeen bepaald in artikel 6.2.3;
    • 2. per perceel in de woning en/of een bijgebouw gezamenlijk aan maximaal vier personen een bed & breakfast voorziening mag worden aangeboden;
    • 3. de bed & breakfast voorziening dient te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit en de bouwverordening voor verblijf van personen;
    • 4. het parkeren ten behoeve van bed & breakfast plaats dient te vinden op eigen erf, dan wel er dient geen onevenredige toename van de verkeers- en parkeerdruk op de omgeving plaats te vinden.