Plan: | Damkensvoetpad 2a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0365.1215071511100-0007 |
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Voor diercategorieën waarvoor geen geuremissie per dier zijn vastgesteld geldt een afstandseis tussen het emissiepunt en het geurgevoelige object. Deze afstand bedraagt op grond van artikel 4 Wgv 50 m als het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom ligt en 100 m als het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom ligt. Daarnaast moet op grond van artikel 5 van de Wgv een minimale afstand tussen het geurgevoelige object en de gevel van het dierenverblijf worden aangehouden. Deze afstand bedraagt ten minste 50 m voor objecten binnen de bebouwde kom en ten minste 25 m voor objecten buiten de bebouwde kom.
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk. Deze bedrijfswoning hoort bij een bestaand loonbedrijf (categorie 3.1 in de bovengenoemde VNG-publicatie).
Op het naastgelegen perceel bevindt zich op ongeveer 30 m van de te bouwen bedrijfswoning een paardenhouderij. De te realiseren bedrijfswoning dient te worden beschouwd als een geurgevoelig object. Hierdoor maakt het bestemmingsplan een geurgevoelig object binnen de geurcontour van een paardenhouderij mogelijk. Aan de absolute minimumafstand van 25 m uit de Wet geurhinder en veehouderij wordt echter wel voldaan.
Realisatie van dit bestemmingsplan leidt er echter niet toe dat deze paardenhouderij in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Ten westen van dit bedrijf ligt namelijk in de huidige situatie al een woning. Deze woning ligt op een kortere afstand van de paardenhouderij dan de beoogde woning. De bestaande woning ligt namelijk op 15 m van de paardenhouderij, terwijl de beoogde woning hier 30 m vanaf ligt. In zijn bedrijfsvoering moet de paardenhouderij al rekening houden met de geurbelasting op de bestaande woning. Realisatie van de beoogde woning leidt daarom niet tot extra beperkingen van de bedrijfsvoering van de paardenhouderij.
Ook zal er ter plaatse van de beoogde woning sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hiervoor is een aantal argumenten aan te voeren. Ten eerste liggen in de omgeving van de beoogde woning geen andere veehouderijen. De enige geurbelasting ter plaatse komt van de paardenhouderij. Er is dus geen sprake van een cumulatie van geur ter plaatse van de beoogde woning. Ten tweede zorgt de overheersende zuidwestelijke windrichting ervoor dat veel van de geur van de noordwestelijk gelegen beoogde woning weg zal worden gewaaid. Ten derde betreft het dichtstbijzijnde emissiepunt slechts een klein deel van de totale paardenhouderij (7 boxen, terwijl voor het hele bedrijf 68 paarden zijn vergund). Het grootste deel van de paardenhouderij, en daarmee ook het grootste deel van de geuremissie, ligt verder van de beoogde woning. Ook zijn er plannen om de paardenhouderij binnen nu en twee jaar her in te richten. Bij deze herinrichting zullen aan de zijde van de woning alleen dichte gevels, dus gevels zonder emissiepunten, worden gerealiseerd. In de toekomst zullen de emissiepunten dus verder van de beoogde woning af komen te liggen, waardoor ook de geurhinder ter plaatse van de beoogde woning af zal nemen. Tot slot wordt er nog op gewezen dat de beoogde woning verder van de paardenhouderij af komt te liggen dan de loods waar de toekomstige bewoners van de beoogde woning momenteel in wonen. De bewoners van de beoogde woning zullen na de realisatie van dit bestemmingsplan dus minder geurhinder ondervinden dan zij in de bestaande situatie ondervinden. Hierbij is het van belang dat er momenteel nog geen definitief bouwplan is. Bij het nader uitwerken van het bouwplan kan er bij de indeling van de woning voor worden gezorgd dat de minder geurgevoelige ruimten, zoals een berging en bijkeuken, het dichtst bij de paardenhouderij worden geprojecteerd. Op deze manier komen de meer gevoelige ruimten op een iets grotere afstand van de paardenhouderij te liggen. Overigens hebben de bewoners van de beoogde woning aangegeven in de huidige situatie nooit geurhinder van de paardenhouderij te ondervinden.
De Milieudienst Regio Alkmaar (MRA) heeft het onderzoek beoordeeld en oordeelt, voor wat betreft het aspect geurhinder, dat het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners voldoende is gewaarborgd en de ontwikkeling van de ernaast gelegen paardenhouderij niet zal benadelen.
Geconcludeerd wordt dat realisatie van het bestemmingsplan de bestaande paardenhouderij niet in zijn bedrijfsvoering beperkt. Tevens is ter plaatse van de beoogde woning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de realisatie van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.