direct naar inhoud van 7.3 Bodem
Plan: Bedrijventerrein Overamstel
Plannummer: U0808BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U0808BPGST-OH01

7.3 Bodem

7.3.1 Algemeen

De bodemkwaliteit van Overamstel is onderzocht om te beoordelen of eventueel aanwezige bodemverontreiniging een belemmering vormt voor de komende stedenbouwkundige ontwikkelingen. Door diverse onderzoeken is een goed beeld ontstaan van de bodemkwaliteit in het gebied.

7.3.2 Regelgeving

Wet bodembescherming
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wet bodembescherming worden een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem. De Wet bodembescherming kent nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (ontstaan na 1 januari 1986) waarbij er sprake is van een saneringsplicht die direct van kracht is. Voor oude gevallen van bodemverontreiniging is de start van de sanering met de nieuwe Wet bodembescherming afhankelijk van de ontoelaatbare risico's voor de mens, verspreiding of het milieu nu en in de toekomst.

De Wet bodembescherming is herzien op 1 januari 2006. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Nieuwe saneringscriterium en -doelstelling;
  • Saneringsplicht voor eigenaren of erfpachters van bedrijfsterreinen;
  • Uniforme procedure voor eenvoudige saneringen (zie Besluit Uniforme Saneringen);
  • Meer mogelijkheden voor deelsanering;
  • Versterking van de handhaving;
  • Formalisering van evaluatieverslag en nazorgplan middels beschikkingen;
  • Mogelijkheid om beheersmaatregelen op te leggen;
  • Wettelijke basis voor een subsidieregeling voor sanering van bedrijfsterreinen.

Met name de saneringsverplichtingen zijn voortaan gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het (toekomstig) gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen is meer flexibel geworden: het is niet altijd nodig het hele geval aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. De vernieuwde wet houdt daarnaast rekening met de (im)mobiliteit van de verontreiniging. Voortaan wordt de bodem geschikt gemaakt voor het voorgenomen gebruik, wordt de blootstelling en de verspreiding van de verontreiniging beperkt en worden de nodige beheersmaatregelen getroffen. Wanneer economische en maatschappelijke omstandigheden rond de verontreinigde locatie echter om uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat de risico's voldoende worden beheerst.

Besluit Uniforme saneringen (BUS)
Op 14 februari 2006 is het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) in werking getreden. Deze landelijke uniforme regeling maakt het mogelijk eenvoudige saneringen in korte tijd af te ronden. Een sanering wordt via een standaard meldingsformulier aangemeld en binnen vijf weken kan gestart worden met saneren. Het gebruik van BUS is wel gebonden aan voorwaarden. De belangrijkste zijn:

  • Het betreft saneringen met open ontgravingen;
  • In geval van mobiele verontreinigingen met minerale olieproducten worden alleen bewezen technieken gehanteerd;
  • Oppervlakte van de locatie mag niet groter zijn dan 5.000 m2;
  • Er mag niet meer dan 500 m3 grond worden afgevoerd.

Bouwstoffenbesluit
Voor hergebruik van grond wordt nu gebruik gemaakt van het Bouwstoffenbesluit. Het Bouwstoffenbesluit geeft een algemeen beschermingsniveau voor de bodem maar ook voor het oppervlaktewater. Hergebruik van (secundaire) bouwstoffen wordt hiermee gestimuleerd maar is aan beperkingen gebonden. Grond kan middels het Bouwstoffenbesluit in een werk terugneembaar worden toegepast. Als het werk zijn functie heeft vervuld dan moet de grond echter ook weer worden verwijderd. Als aanvulling op het Bouwstoffenbesluit is er de ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet gekomen. Deze vrijstellingsregeling maakt het mogelijk om middels een bodemkwaliteitskaart grond als bodem (zonder terugneembaarheid) toe te passen.

Amsterdams Uitvoeringskader Bodemsanering
Het beleidskader voor bodem van de gemeente Amsterdam is verwoordt in het Amsterdams Uitvoeringskader Bodemsanering 2004 (AUB). Hierin is het functiegericht en kosteneffectief saneren opgenomen en zijn de regels ten aanzien van het omgaan met asbest in de bodem toegevoegd.

Op landelijk niveau is het saneringsbeleid in beweging, waarbij duurzaam bodemgebruik meer centraal komt te staan. Het bodemsaneringsbeleid van het ministerie van VROM is op dit moment volledig opgenomen in het AUB. De belangrijkste aspecten in het saneringsbeleid van VROM en de gemeente Amsterdam zijn het functiegericht saneren, middels isolatie of door aanbrengen van een leeflaag met een minimale kwaliteit, en het saneren van mobiele verontreinigingen waarbij gebruik gemaakt kan worden van een stabiele eindsituatie te behalen binnen 30 jaar.

7.3.3 Resultaten onderzoek

In 2003 heeft de Dienst Milieu en Bouwtoezicht een historisch onderzoek verricht naar mogelijke bodemverontreiniging met betrekking tot het gebied Bedrijventerrein Overamstel. Het historisch onderzoek is uitgevoerd om in beeld te brengen wat mogelijk het gevolg is van het vroegere en huidige gebruik voor de milieuhygiënische bodemkwaliteit.
Bij dit historisch onderzoek is het archief van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht geraadpleegd op:

  • gegevens over bedrijfsterreinen;
  • gegevens over ondergrondse tanks;
  • het historisch bodembestand;
  • eventueel in de directe omgeving uitgevoerde bodemonderzoeken;
  • daarnaast is er een locatiebezoek verricht en is luchtfoto-onderzoek gedaan.

Uit dit onderzoek is gebleken dat het terrein sinds 1953 in gebruik is als industrieterrein. Voor die tijd had het een agrarische bestemming. In het gebied is hier en daar sprake van asbestverdachte locaties. De meeste locaties zijn volledig verhard waardoor er (nog) geen asbestonderzoek heeft plaatsgevonden.
Op het terrein van de voormalige trucklandvestiging (Johan Siegersstraat 2-8) is bij een onderzoek in 1995 aangetoond dat de grond en het grondwater op diverse punten vervuild zijn met petroleum- en dieselverontreiniging.
Op het terrein aan de Johan Siegersstraat 10 is in 1995 een tanksanering uitgevoerd. Aan de Willem Fenegastraat 6 is in 2002 een perceelsoverschrijdende verontreiniging door minerale olie in grond en grondwater aangetroffen. Op nummer 19-21 is in 1994 een sterke verontreiniging in grond en grondwater met minerale olie aangetoond. Op nummer 21-27 is in 1995 een tanksanering uitgevoerd waarbij een restverontreiniging onder het pand is achtergebleven.
Uit het onderzoek blijkt dat het hele blok tussen de Johan Siegersstraat en de Willem Fenegastraat verontreinigd is met minerale olie.
Aan de Daniël Goedkoopstraat zijn vanaf 1953 op diverse punten garagebedrijven gevestigd en is er op diverse plaatsen olie of benzine opgeslagen en verkocht.
Ten slotte kan nog worden vermeld dat ter plaatse van de 'Kauwgomballenfabriek' er sprake is van vijf (waarbij één bestaande uit twee vlekken) gevallen van ernstige bodemverontreiniging, met minerale olie en vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen in de grond en in het grondwater. Bij het weghalen van de verharding moet opnieuw worden beoordeeld of er risico's aanwezig zijn.

Uit bovengenoemd historisch onderzoek is gebleken dat op diverse plaatsen bodem- verontreiniging aanwezig is. Hiermee zal bij eventuele bouwwerkzaamheden in het gebied rekening moeten worden gehouden door het verrichten van nadere bodemonderzoeken. Als grond moet worden afgevoerd, moet de kwaliteit van de grond analytisch worden vastgesteld om de afvoerbestemming te bepalen, een en ander conform het hierboven beschreven (sanerings) beleid.