direct naar inhoud van Artikel 14 Waarde - archeologie
Plan: Bedrijventerrein Overamstel
Plannummer: U0808BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U0808BPGST-OH01

Artikel 14 Waarde - archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en behoud van archeologische .

  • a. De bestemming Waarde-archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, tenzij anders bepaald in lid 14.3.
  • b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    - in de eerste plaats de bepalingen van artikel 15.
14.1.2 Voorrangsregeling

a. De bestemming Waarde-archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, tenzij anders bepaald in lid 14.3.
b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
- in de eerste plaats de bepalingen van artikel 15.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Voorwaarde

Voor zover met betrekking tot de in lid 14.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring geldt dat de aanvrager van een bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een archeologisch rapport moet overleggen.

14.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 14.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de bodemverstoring van een archeologische waarden - of verwachtingsgebied als aangegeven op de archeologische verwachtingskaart in het gebied 'Archeologische waarden gebied 3, indien de bodemverstoring betrekking heeft op een gebied met een kleiner oppervlak dan 500 m2;
  • b. de bodemverstoring het normale onderhoud betreft;
  • c. de bodemverstoring reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.2.3 Voorschriften

Aan de bouwvergunning als bedoeld in lid 14.2.1 worden de volgende voorschriften verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.3 Aanlegvergunning

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • b. het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanleggen of verbreden van wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
14.3.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 14.3 is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. de bodemverstoring van een archeologische waarden- of verwachtingsgebied als aangegeven op de archeologische verwachtingskaart in het gebied 'Archeologische waarden gebied 3, indien de bodemverstoring betrekking heeft op een gebied met een kleiner oppervlak dan 500 m2;
  • b. het normale onderhoud;
  • c. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.3.2 Weigeringsgronden

De in lid 14.3, genoemde vergunning wordt geweigerd, indien door de werken of werkzaamheden het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

14.3.3 Voorwaarde

De in lid 14.3, genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de aanvrager van een aanlegvergunning een archeologisch rapport overlegt.

14.3.4 Voorschrift

Aan de in lid 14.3, genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.