Plan: | Praktijkschool De Dreef |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.T1107BPSTD-VG01 |
Wet milieubeheer
In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen in bijlage 2 zijn minder kritisch.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
De 'Wet luchtkwaliteit' vormt de Nederlandse uitwerking van de Europese normen voor de luchtkwaliteit. De jaargemiddelde norm voor fijn stof moet uiterlijk in juni 2011 gehaald zijn en de daggemiddelde en jaargemiddelde norm voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Om deze normen te halen is een maatregelenpakket opgesteld, dat in een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de lagere overheden wordt uitgevoerd. Dit pakket wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) genoemd. Het NSL is op 1 augustus 2009 van kracht geworden en vormt de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het Rijk coƶrdineert het programma.
Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriƫle regelingen. Hiervan zijn de volgende besluiten van belang.
Besluit en regeling 'niet in betekenende mate'
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten die in betekenende mate bijdrage kunnen worden opgenomen in het NSL, als is aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. Met projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging is rekening gehouden in de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit.
Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevat criteria waarmee kan worden bepaald of een bepaald project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd.
NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.
Besluit gevoelige bestemmingen
Met dit besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide. Gevoelige bestemmingen zijn gedefinieerd als gebouwen met de bijbehorende terreinen van scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen en vergelijkbare functies. Woningen worden hier niet toe gerekend. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is, namelijk 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Wanneer in de onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van de gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10 % van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam
Het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam (20 april 2008) beschrijft waarom Amsterdam genoodzaakt is de luchtkwaliteit in de stad te verbeteren en hoe de stad dit nastreeft.
De luchtkwaliteit is in Amsterdam de afgelopen 15 jaar verbeterd, maar door strengere eisen die tegenwoordig gesteld worden en de toegenomen aandacht voor de relatie tussen gezondheid en luchtkwaliteit, is het noodzakelijk om aan de luchtkwaliteit te blijven werken.
Het karakter van de in het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam opgenomen maatregelen loopt uiteen. Er worden maatregelen genoemd die direct toepasbaar zijn op concrete gevallen, naast meer generiek beleid. De generieke maatregelen zullen leiden tot een verbetering van luchtkwaliteit in de gehele stad en hebben daarmee ook een positieve betekenis voor de luchtkwaliteit langs wegvakken waar sprake is van specifieke knelpunten.
Aangezien het gemotoriseerde verkeer in Amsterdam de belangrijkste veroorzaker is van de knelpunten in luchtkwaliteit, hebben de meeste maatregelen betrekking hierop. Toch is er ook aandacht voor andere bronnen van verontreiniging en voor andere doelgroepen. Dit blijkt onder meer uit de actiepunten die betrekking hebben op stadsverwarming (doelgroepen huishoudens en bedrijven) en de scheepvaart. Het Actieplan bevat bronmaatregelen die bijvoorbeeld gericht zijn op het schoner maken van het eigen wagenpark van de gemeente en van de vrachtwagens die in de stad rond rijden. Er zijn echter ook effectgerichte maatregelen opgenomen die dienen ter bescherming van de ontvangers van de luchtverontreiniging.
Onderhavig bestemmingsplan maakt nieuwbouw van een school mogelijk op een locatie waar reeds een school gevestigd is. Wel wordt de school qua oppervlakte groter dan de bestaande school. Deze verandering is echter dusdanig klein dat deze 'niet in betekenende mate' van invloed is op de luchtkwaliteit.
Het plangebied ligt evenmin binnen de invloedssfeer van een provinciale weg of een rijksweg. Nader luchtkwaliteitsonderzoek is derhalve niet nodig.