direct naar inhoud van Regels
Plan: Noorder IJdijk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N1303BPSTD-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Schellingwoude, vastgesteld door de stadsdeelraad van stadsdeel Noord d.d. 30 mei 2012;

1.2 wijzigingsplan

het wijzigingsplan Noorder IJdijk van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Noord, zoals vervat in de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0363.N1303BPSTD-VG01 met de bijbehorende regels.
Op het wijzigingsplan zijn de regels behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.1 voor zover relevant, van toepassing;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.N0805BPSTD-OH01 met de bijbehorende regels;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding;

1.8 aan-huis-gebonden-beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner zelf wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 archeologisch rapport

rapport, zoals bedoelt in artikel 39, lid 2 Monumentenwet 1988, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur in voldoende mate is vastgesteld;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Bij het ontbreken van een percentage geldt een bebouwingspercentage van 100%;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bodemverstoring

elke vorm van grondverzet;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 brutovloeroppervlakte (bvo)

de totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.;

1.24 cultuurhistorische waarde

de waarde die kan worden toegekend aan een object, gebouw, terrein of structuur op basis van zijn sociaal-historische, geschiedkundige, architectuurhistorische, (steden)bouwhistorische, archeologische of historisch-geografische karakteristiek;

1.25 Dagelijks Bestuur

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Noord;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gevellijn

een op de verbeelding aangegeven lijn, waarin de gevel van de gebouwen aan de betreffende zijde moet worden opgericht;

1.28 groenvoorzieningen

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, taluds, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en bewegwijzering al dan niet in combinatie met reclame- en/of kunstobjecten als ook ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.29 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningsbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoud en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.31 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, zendmasten, oplaadpalen voor het elektrisch wagenpark, alsmede ondergrondse warmte- en koude infrastructuur met bijbehorende opslagputten en bovengrondse aftappunten;

1.32 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.34 peil

onder peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een woonschip: het waterpeil;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
1.35 planregels

de regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Noorder IJdijk;

1.36 short stay

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden;

1.37 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee hij in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.38 verbeelding

digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven;

1.39 verkeersvoorzieningen

voorzieningen die een ondersteunende functie hebben op en langs een weg of verblijfsgebied, en die tot doel hebben de verkeersveiligheid te verbeteren, de doorstroming te bevorderen en de verkeerssituatie te verduidelijken. Hieronder moeten in elk geval worden begrepen: rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, (ongebouwde) parkeervoorzieningen, bewegwijzering al dan niet in combinatie met reclame- en/of kunstobjecten, verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen;

1.40 verwijzing wettelijke regelingen

bij verwijzing in de regels naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

1.41 wonen

permanent verblijf, waarbij de mate van zelfstandigheid en samenlevingsverband niet relevant zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een antenne-installatie

tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 brutovloeroppervlakte van een gebouw

de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangeduide gronden zijn bestemd voor:

  • a. (voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. erven;
  • c. parkeren;

met de daarbij behorende

  • d. toegangspaden;
  • e. water;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden zijn slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde een overkapping) mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding' mogen de gronden niet bebouwd worden met uitzondering van erfafscheidingen zoals genoemd onder a.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksregel:

3.3.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden voor maximaal 2 parkeerplaatsen - al dan niet geheel binnen de bestemming Tuin - 1 dan wel tezamen of geheel binnen de bestemming Tuin - 2 - ten behoeve van het aanpalende bestemmingsvlak met de bestemming Wonen - 1.

3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van het plaatsen van een overkapping grenzend aan de bestemming 'Verkeer'.

Artikel 4 Tuin - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangeduide gronden zijn bestemd voor:

  • a. (achter)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • c. erven;

met de daarbij behorende

  • d. toegangspaden;
  • e. water;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding' mogen de gronden niet bebouwd worden met uitzondering van erfafscheidingen zoals genoemd onder a.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de in lid 4.1 sub b (in de zin van uitbouwen en/of aanbouwen) genoemde bebouwing gelden de volgende bepalingen:
    • 1. voor de gronden grenzend aan de bestemming 'Wonen - 1' geldt een maximale bouw- en goothoogte zoals op de verbeelding staat aangeven bij de aangrenzende bestemming 'Wonen - 1';
    • 2. de bouwdiepte mag niet meer bedragen dan de bouwdiepte zoals opgenomen in de artikel 5;
    • 3. uitbouw van een kap aan de achterzijde is alleen toegestaan in de vorm van een dwarskap;
    • 4. dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op bijbehorende bouwwerken (in de zin van uitbouwen) met een plat dak;
  • b. Voor de in lid 4.1 sub b genoemde bijbehorende bouwwerken (in de zin van bijgebouwen) gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer dan 30 m² bedragen;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksregel:

4.3.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden voor maximaal 2 parkeerplaatsen - al dan niet geheel binnen de bestemming Tuin - 2 dan wel tezamen of geheel binnen de bestemming Tuin - 1 - ten behoeve van het aanpalende bestemmingsvlak met de bestemming Wonen - 1.

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangeduide gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • c. toegangspaden;
  • d. water;
  • e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing moet binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- danwel bouwhoogte' is de aangegeven maximale goot- danwel bouwhoogte voor gebouwen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan;
  • d. de woningdiepte per woning niet meer dan 12 meter mag bedragen;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw moet georiënteerd zijn op de Noorder IJdijk.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

5.3.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De bestemming 'Waarde - Archeologie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

6.2 Bouwregels
  • a. Voor zover met betrekking tot de in lid 6.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Woningwet een archeologisch rapport te overleggen.
  • b. Het bepaalde in lid 6.2 sub a is niet van toepassing op een bodemverstoring indien de bodemverstoring betrekking heeft op:
    • 1. een gebied met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m² en een kleinere diepte dan 4,00 meter ÷ NAP;
    • 2. die het normale onderhoud betreft;
    • 3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Aan de bouwvergunning in lid 6.2 sub a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 6.1 aanwezig zijn, ter bescherming van de in lid 6.1 genoemde archeologische waarden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 6.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 4,00 meter ÷ NAP, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • 2. het aanbrengen van drainage;
  • 3. het aanleggen en verbreden van wateren;
  • 4. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
  • 5. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • b. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  • c. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 1 niet onevenredig schaden.
  • d. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • e. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:
  • 1. die betrekking heeft op een gebied met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m² of een kleinere diepte dan 4,00 meter ÷ NAP betreffen;
  • 2. die het normale onderhoud betreft;
  • 3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met de bestemming 'Waarde - Archeologie' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden.

De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen met betrekking tot te beschermen waarden:

  • a. de typerende lintbebouwingstructuur met enkele verbindingen naar het benedendijkse land;
  • b. het groene en waterrijke karakter dat gedragen wordt door het zicht op de water- en groenpartijen;
  • c. hoogteverschillen met het omringende land, met de typerende doorkijkjes tussen de dijkpanden.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en/of bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  • a. aanwijzingen voor de scheepvaart en scheepvaartverkeerstekens alsmede een walradarpost mits de overschrijding niet meer dan 12 meter bedraagt;
  • b. hijsinrichtingen en ander ondergeschikte delen van gebouwen mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
  • c. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • d. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een fietspad en 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit fietspad of voetpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 1,5 meter.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen gebruiksverbod

Tot gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken of in gebruik geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels;
  • b. de gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken of in gebruik geven ten dienste voor inrichtingen als aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 143);
  • c. automatenhal, prostitutiebedrijf, seksinrichting, geldwisselkantoor, smartshop; tranferwinkel; telefoneerinrichting, belhuis, detailhandel in volumineuze goederen, opslag en verkoop van motorbrandstoffen, opslag en verkoop van vuurwerk en/of gevaarlijke stoffen;
    • 1. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan;
    • 2. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - straalpad
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een daarboven gelegen straalverbindingstraject.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, dan kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken teneinde toe te staan:

  • a. gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter met een maximaal brutovloeroppervlak van 15 m²;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, bewegwijzeringsconstructies al dan niet in combinatie met reclameobjecten, geluidswerende voorzieningen, bruggen steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
  • c. geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen worden toegestaan, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde realisering van bestemmingen of bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • d. de in de planregels toegestane maximale bouwhoogten in geringe mate worden overschreden, doch de betrokken bouwhoogte met niet meer dan 3 meter wordt vergroot;
  • e. de in de planregels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld onder c, met maximaal
    • 1. 5 meter te overschrijden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en centrale verwarmingsinstallaties en bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie niet zijnde windturbines;
    • 2. 8 meter te overschrijden ten behoeve van ventilatie-inrichtingen en antennes.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het Dagelijks Bestuur kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Noorder IJdijk.

De volledige titel is de aanhaaltitel.