direct naar inhoud van 5.1 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Banne Buiksloot II
Plannummer: N1203BPSTD
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N1203BPSTD-VG01

5.1 Archeologie en cultuurhistorie

5.1.1 Algemeen

Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat niet alleen om de erkende monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de karakteristiek van de cultuurhistorische elementen of gebieden, maar ook van de strategieën: instandhouding, aanpassing en vernieuwing. Van belang zijn de aspecten: (archeologische) rijksmonumenten, (toekomstige) gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden.

5.1.2 Regelgeving

Monumentenwet
De Monumentenwet 1988 biedt bescherming aan monumenten en stads- en dorpsgezichten. Per 1 september 2007 is de wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) in werking getreden. Daarin is bepaald dat de Gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten (art. 38a Monumentenwet 1988). Dat betekent dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet alleen rekening moet worden gehouden met bekende monumenten, maar ook met de omstandigheid dat in bepaalde terreinen nog archeologische resten in de bodem kunnen worden aangetroffen. Om zo tijdig mogelijk hierop te kunnen anticiperen is het nodig de archeologische verwachting van een gebied in kaart te brengen door middel van een archeologisch bureauonderzoek.
Op basis van het bureauonderzoek wordt beoordeeld of een beschermende regeling in het bestemmingsplan nodig is, en zo ja, op welke wijze dat dient te gebeuren. Indien het bureauonderzoek leidt tot een bepaalde archeologische verwachting, dan kan in het bestemmingsplan een regeling worden getroffen in die zin dat in aangegeven gevallen de aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het College van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld (art. 39 lid 2 Monumentenwet). Op grond van dat archeologisch rapport kunnen eventueel voorschriften aan de betreffende omgevingsvergunning worden gesteld (art. 39 lid 3 Monumentenwet 1988).

Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (21 juni 2010) is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen.

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie geeft aan welke kernkwaliteiten van landschap en cultuurhistorie van provinciaal belang zijn. Provinciale Staten willen dat deze kwaliteiten op een zorgvuldige wijze worden meegenomen bij nieuwe ontwikkelingen waar nut en noodzaak van zijn onderbouwd. Het betreft ontwikkelingen zoals woningbouw, bedrijfsontwikkeling, natuur- en recreatieprojecten, infrastructuur et cetera. Of veranderingen wel of niet plaatsvinden is eigenlijk geen discussiepunt, het gaat om de wijze waarop, de mate waarin en de vormgeving ervan. De provincie gebruikt deze leidraad bij de ontwikkeling van eigen ruimtelijke plannen en bij de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van gemeentelijke plannen.

De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland is een geografische uitwerking van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. De kaart geeft in zijn algemeenheid informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten/monumenten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als militaire structuren en historische dijken. Deze informatiekaart is voor wat betreft bovengrondse cultuurhistorische waarden vooral gericht op gemeenteoverschrijdende zaken en is daardoor minder geschikt voor het in kaart brengen van de lokale waarden.

Archeologiebeleid Amsterdam
In aansluiting op het rijks- en provinciaal beleid besteedt de gemeente specifieke aandacht aan vroegtijdige inpassing van archeologie in de ruimtelijke ordeningsprocessen. Uitgangspunt hierbij is een kwalitatief adequaat beheer van het cultureel erfgoed met aandacht voor een efficiënte voortgang van bouwprocessen en kostenbeheersing.
De wetgeving schrijft voor dat bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan altijd een nadere waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek wordt in Amsterdam uitgevoerd door Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) en behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid en/of te nemen maatregelen. Bij de formulering van het beleid staat altijd een realistische balans tussen het archeologische belang ten opzichte van de voortgang van het ruimtelijke ontwikkelingsproces in de stad centraal.
Ondanks de getroffen maatregelen om vooraf archeologisch onderzoek in te plannen kunnen toevalsvondsten bij bouwprojecten worden aangetroffen. Hiervoor blijft de meldingsplicht van kracht (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze houdt in dat, ondanks getroffen maatregelen om vooraf archeologisch onderzoek in te plannen, bij toevalsvondsten BMA per ommegaande dient te worden geïnformeerd door de uitvoerder of opdrachtgever.

5.1.3 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
5.1.3.1 Archeologie

Bureau Monumenten & Archeologie heeft in opdracht van stadsdeel Noord een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplangebied De Banne Buiksloot II. Het onderzoek is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.
Het onderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van de ondergrondse cultuurhistorische waarden die in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Een dergelijk bureauonderzoek past binnen de verplichting van gemeenten om conform de Monumentenwet beleid te ontwikkelen ten aanzien van het behoud c.q. documentatie van die overblijfselen bij bouwontwikkeling.

Het bureauonderzoek gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van het plangebied. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijke topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.N1203BPSTD-VG01_0012.png"

archeologische verwachtingszones op basis van historisch-topografische inventarisatie

Op basis van de inventarisatie zijn binnen het plangebied De Banne Buiksloot II materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met ontginning, bewoning en landgebruik vanaf de 10de eeuw. In de voormalige Buikslotermeerpolder (deels binnen plangebied De Banne Buiksloot II gelegen) zijn met name sporen als ophogingslagen, bebouwingsresten of afval vanaf de 17de eeuw te verwachten. Daarnaast moet ten aanzien van de archeologische kwaliteit van de ondergrond van het plangebied met 20ste eeuwse verstoringen rekening worden gehouden. De kans bestaat dat bij de aanleg van de huidige bebouwing op diverse plekken het oorspronkelijke polderpeil is vergraven.

  afbeelding "i_NL.IMRO.0363.N1203BPSTD-VG01_0013.png"

archeologische beleidszones op basis van de archeologische verwachtingen

De archeologische beleidskaart van het plangebied De Banne Buiksloot II is bedoeld als een ruimtelijk schema van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen. De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart met daarop drie zones met bijbehorende specifieke beleidsmaatregelen.
Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit aan Bureau Monumenten en Archeologie gemeld wordt zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen kunnen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

5.1.3.2 Cultuurhistorie

Naar aanleiding van de Modernisering van de Monumentenwet en de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Bro d.d.17 juni 2011, staatsblad 5 juli 2011, nr 339) dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden.

Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

Bureau Monumenten & Archeologie heeft in opdracht van stadsdeel Noord een cultuurhistorische verkenning en advies uitgevoerd voor het bestemmingsplangebied Banne Buiksloot II. Het onderzoek is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

BMA adviseert ten aanzien van diverse cultuurhistorisch betekenisvolle objecten, elementen en structuren het volgende:

  • 1. de beschermde kerk, molen en molenhuis:
    • a. de status zichtbaar te maken op de kaart (of een aparte kaartbijlage met cultuurhistorische waarden);
    • b. de rooilijnen, nok- en goothoogtes vast te leggen;
    • c. de bijbehorende groen- en wateromgeving / molenbiotoop vast te leggen;

  • 2. Beoogde rijks beschermd stadsgezicht en provinciaal monument:
    • a. het beoogde rijks beschermde stadsgezicht Amsterdam Noord aan te geven op de verbeelding (of een aparte kaart bijlage met cultuurhistorische waarden);
    • b. de status en de begrenzing van het provinciaal monument de Waterlandse Zeedijk aan te geven op de verbeelding (of een aparte kaart bijlage met cultuurhistorische waarden).

  • 3. Cultuurhistorisch betekenisvolle elementen en structuren:
    • a. ook voor de overige, niet beschermde, cultuurhistorisch betekenisvolle elementen en structuren die in hoofdstuk 3 genoemd zijn, op de verbeelding (of een aparte kaartbijlage met cultuurhistorische waarden) aan te geven.

  • 4. De Waterlandse Zeedijk, Het Noordhollandsch Kanaal en Zijkanaal I:
    • a. de kanalen, Buiksloterbreek en waterlopen als water te bestemmen;
    • b. de groene kanten van de dijklichamen als groenstructuur te bestemmen;
    • c. de kenmerkende hoogteverschillen voor de Waterlandse Zee-/Buiksloterdijk, Noordhollandschkanaal- en Buikslotermeerdijk op te nemen in de regels.

  • 5. De Noorderbegraafplaats:
    • a. voor de oorspronkelijke bebouwing van de Noorderbegraafplaats: rooilijnen, nok- en goothoogtes vast te leggen;
    • b. voor de Noorderbegraafplaats de aanleg van het paden- en gravenstelsel vast te leggen.

  • 6. De Banne Buiksloot:
    • a. voor de waardering van de bebouwing in De Banne Zuid te verwijzen naar AUP-waarderingskaarten en deze als bijlage van het bestemmingsplan op te nemen;
    • b. de openbare groen- en waterelementen, zoals parkstroken, plantsoenen, perken, tuinen en waterlopen als groen, danwel water vast te leggen;
    • c. de openbare, semi- openbare en privé-groenvoorzieningen als zodanig te bestemmen;
    • d. in de Buiksloterbanne het groene karakter en de functie van de sportvelden als zodanig te bestemmen en op te nemen in de regels.

  • 7. Daarnaast adviseert BMA om speciaal beleid op de omgang met het groen te ontwikkelen. De groenstructuur is immers van belang en kan worden gezien als contravorm van de bebouwing. Het vervult vanuit stedenbouwkundig perspectief een structurerende rol. Daarbij valt onder meer te denken aan de wijze waarop eigenaren privé danwel gemeenschappelijk tuinen die grenzen aan de openbare ruimte kunnen afschermen. Immers, zodra dit aan de hand van allerhande schuttingen gebeurt, leidt dat niet alleen tot een sterk verlies van de groene kwaliteit van De Banne, maar ook tot een verloederde openbare ruimte. Hierbij spelen ook zichtlijnen binnen de wijken een belangrijke rol, maar ook de beplantingskeuze en het onderhoud van het openbare groen.


Reactie
Ten aanzien van bovenstaande adviezen van BMA wordt het volgende opgemerkt. Op de verbeelding worden de bestemmingsvlakken, bouwhoogtes en daar waar relevant goot-/bouwhoogtes c.q. bebouwingspercentages opgenomen. Het opnemen van deze maatvoeringsbepalingen bieden voldoende houvast voor het respecteren van de cultuurhistorische waarden in het gebied.
Te beschermen monumenten zijn in paragraaf 5.1.3.3 opgesomd. Zij worden niet nader aangeduid op de kaart omdat deze objecten/structuren hun bescherming vinden in andere wetgeving. Het bestemmingsplan is primair niet bedoeld om deze bescherming te regelen en daarom worden zij niet nader aangeduid op de verbeelding. Het beoogde beschermde stadsgezicht van rijkswege is wel aangeduid op de kaart aangezien deze ruimtelijke relevantie heeft als ook op grond van het bestemmingsplan waarin het aangewezen beschermde stadsgezicht is gelegen moet voorzien in de te beschermen waarde. Daarom is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie in dit bestemmingsplan opgenomen.
Ten aanzien van het voorzien in bescherming van benodigde windvang van de molen is een molenbiotoop in de regels opgenomen. Deze molenbiotoop wordt aangeduid met de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop.
Daarnaast is het groen en water in het plangebied zorgvuldig vast gelegd in diverse bestemmingen als ook zijn verschillende groentypen nader aangeduid. Het ontwikkelen van groenbeleid is in het kader van het bestemmingsplan niet aan de orde. Overigens is het groenbeleid zoals vastgelegd in de Hoofdgroenstructuur hetgeen onderdeel uitmaakt van de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch Sterk en Duurzaam' in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt.
In het bestemmingsplan worden bruggen en viaducten nader aangeduid. Hoogteverschillen worden per definitie niet opgenomen in het bestemmingsplan en zal ook in dit bestemmingsplan niet worden opgenomen.

5.1.3.3 Monumenten

In het plangebied bevinden zich de volgende rijksmonumenten:

  • Buiksloterkerkpad 10 - Buiksloterkerk;
  • Noordhollandschkanaaldijk 21 - krijtmolen d'Admiraal en
  • Noordhollandschkanaaldijk 22 - molenhuis.

De Buiksloterdijk (het dijklichaam) en de Buiksloterbreek (onderdeel van de Noorder IJ- en zeedijken) zijn provinciale monumenten.

Op de Noorder begraafplaats staan geen beschermde monumenten. Wel heeft een deel van de (oorspronkelijke) bebouwing als ensemble waarde, maar dat heeft juridisch gezien geen (gemeentelijke) monumentale status.

5.1.4 Conclusie

De monumenten in het plangebied behoeven geen bescherming in het bestemmingsplan, omdat ze worden beschermd door de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening Amsterdam-Noord en de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Er is voor de gebieden, waar een archeologische verwachting geldt, een dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen naast de hoofdbestemming. De bescherming van (verwachte) archeologische waarden wordt in dit bestemmingsplan geregeld met een omgevingsgunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Aan een omgevingsvergunning zijn bouwregels verbonden die bepalen dat in het belang van de archeologische monumentenzorg de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport met selectiebesluit dient te overleggen. Daarnaast wordt opgenomen dat een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor het uitvoeren van aanlegwerkzaamheden.

In het kader van archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg zijn geen belemmeringen te constateren voor het bestemmingsplan Banne Buiksloot II.