Plan: | Tweede partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwesterrein |
---|---|
Plannummer: | N1107PBPSTD |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.N1107PBPSTD-OH01 |
Het vigerende bestemmingsplan laat de vestiging van relatief "zware bedrijven" toe. In bepaalde delen van het plangebied is de vestiging van bedrijven toegestaan die in de "Lijst van bedrijfstypen" die onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan in categorie 4b vallen (zwaardere bedrijven). Een groot deel van het plangebied ligt echter braak. Tevens zijn er andere functies dan bedrijven in het plangebied gevestigd. De wel aanwezige bedrijven vallen overwegend in een lagere milieuhindercategorie.
Gezien de bestaande (feitelijke) situatie bestaat er in grote delen van het plangebied geen milieuhygiënisch bezwaar om woningen (door middel van het vaststellen van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning) toe te staan. Omdat echter het vigerend bestemmingsplan de vestiging van nieuwe zware bedrijven dan wel de uitbreiding van bestaande bedrijven naar zwaardere milieuhindercategorie toelaat, kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de toekomst in juridisch-planologische zin niet geborgd worden. Door de voorliggende herziening wordt bewerkstelligd dat in de toekomst zich slechts functies in het plangebied gaan vestigen die verenigbaar zijn met geluidgevoelige functies.
Bij het beperken van milieuhindercategorieën is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (versie 2009) als uitgangspunt genomen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft aan de hand van de SBI-codes een lijst gemaakt, waarbij per activiteit een milieuscore is toegekend met betrekking tot de milieuhinderaspecten geluid, gevaar, geur en stof. Deze lijst, de Staat van Inrichtingen, maakt als bijlage deel uit van de regels van dit bestemmingsplan.
Conform de VNG-methodiek zijn in een gemengd gebied functies toegestaan tot maximaal milieuhindercategorie 3.1. Categorie 3.1 is de lichtste subcategorie binnen categorie 3. Voor functies die vallen in deze subcategorie geldt als eerste extra voorwaarde dat zij niet hoger scoren dan functies uit categorie 2 op grond van de milieuaspecten geur, gevaar en stof.3 Gezien deze eerste voorwaarde zijn dus alleen functies toegestaan die op grond van geluid in categorie 3.1 vallen. Aanvullende voorwaarden zijn dan ook dat het niet om een continue bedrijfsvoering mag gaan (in de 'Staat van Inrichtingen' zijn deze functies indicatief aangegeven met een 'C'), het hoofdzakelijk inpandige activiteiten moet betreffen en niet direct mag grenzen aan (lees: een gedeeld plafond of een gedeelde muur hebben met) een geluidsgevoelige functie.
De reeds aanwezige functies die boven de gestelde maxima uitkomen krijgen een maatwerkbestemming. Zij worden toegestaan, maar de toegestane overschrijdingen gelden niet voor de opvolgende functies. Als een dergelijke functie verdwijnt worden slechts functies toegestaan die geen belemmering opleveren voor de transformatie naar een woon-werkgebied. Hiermee zijn de bestaande rechten van de bestaande milieuhinderlijke bedrijven zeker gesteld.
Het gaat om de volgende bedrijven:
Bij het toestaan van woningen (of andere milieugevoelige functies) door middel van het vaststellen van een bestemmingsplan of het verlening van een omgevingsvergunning wordt nog een extra onderzoek uitgevoerd naar de toelaatbaarheid van woningen op de concrete locaties. Bepalend hierbij is de vraag of bij de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd kan worden waarbij rekening wordt gehouden met de bestaande rechten van bedrijven. Hierbij wordt benadrukt dat het uitgangspunt voor de toekomstige transformatie van het gebied is dat de bestaande rechten van de in en rondom het plangebied aanwezige bedrijven voldoende wordt gerespecteerd. Woningbouw wordt niet te dichtbij zittende bedrijven toegestaan; dit om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen, maar ook om te voorkomen dat bestaande bedrijven verplicht zouden kunnen worden om milieubeperkende maatregelen te treffen.