direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Regeling milieuhinderlijke functies
Plan: NDSM-werf Oost
Plannummer: N1010BPSTD
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N1010BPSTD-VG01

Hoofdstuk 7 Regeling milieuhinderlijke functies

Goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten.

In de visie van de gemeente wordt de NDSM-werf gemengd woon-werkgebied. Woningbouw zal in de eerste fase (de periode 2012 - 2022) op het westelijke deel van de werf plaatsvinden. Na die periode, op de (midden)lange termijn worden ook in Werf Oost woningen gebouwd.

Hoewel in het plangebied tijdens deze bestemmingsplanperiode geen gevoelige functies worden toegelaten, wordt het vanwege de aanstaande transformatie van Werf West en de toekomstige transformatie van Werf Oost belangrijk geacht om potentiële milieuhinder van toekomstige nieuwe functies te voorkomen. Hieronder wordt de methodiek beschreven hoe de milieuhinder van nieuwe functies zo veel mogelijk wordt voorkomen dan wel tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt. In de hierna volgende hoofdstukken wordt beschreven in hoeverre de milieuhinder van bestaande bedrijven in en rondom het plangebied het woon- en leefklimaat van woningen kan beïnvloeden.

Onderdeel van dit bestemmingsplan is de regeling van milieuhinderlijke activiteiten. De regeling wordt veelal aangeduid met "bedrijvenregeling", hoewel ook de milieuhinder van andere functies dan bedrijven hiermee wordt geregeld. De methodiek is gebaseerd op de landelijke werkwijze zoals opgenomen in de brochure Bedrijven en milieuzonering, een uitgaven van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten). De regeling houdt kort samengevat het volgende in.

Bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan is de Staat van Inrichtingen, die gebaseerd is op de lijst die door de VNG is samengesteld aan de hand van SBI-codes. Voor de milieuaspecten geluid, geur, gevaar en stof wordt de potentiële milieuhinder van functies uitgedrukt in een milieuscore. De hoogste milieuscore bepaalt in welke milieuhindercategorie de betreffende functie valt. De categorieën lopen van 1 tot en met 6 op, waarbij de hoogste categorie de meeste milieuhinder veroorzaakt. In de regels worden vervolgens beperkingen gesteld ten aanzien van de toegelaten milieuhindercategorie van nog te vestigen functies (dan wel ten aanzien van de uitbreiding of reeds bestaande functies).

In de huidige situatie kunnen alle soorten bedrijven zich in het plangebied vestigen. Gelet op de transformatieopgave worden de vestigingsmogelijkheden voor de relatief milieuhinderlijke functies in dit bestemmingsplan beperkt tot maximaal milieuhindercategorie 3.1. Categorie 3.1 is de lichtste subcategorie binnen categorie 3. Deze functies zijn in de systematiek van de VNG (onderdeel "functiemenging") - onder voorwaarden - toelaatbaar in een gemengd gebied waar geen sprake is van fysieke scheiding van functies.

De ‘Staat van Inrichtingen’ geeft naast een algemene milieuhindercategorie per functie ook een indicatie voor de te verwachten verkeersaantrekkende werking, apart voor personen- als goederenverkeer. Naarmate een functie meer personen- respectievelijk goederenverkeer genereert scoort een functie hoger op een schaal van 1 tot en met 3 voor elk van deze factoren. Er wordt een maximale score van respectievelijk 1 en 2 voorgeschreven in het bestemmingsplan. Op deze wijze wordt voorkomen dat al te veel verkeersaantrekkende functies zich vestigen langs wegen die niet specifiek bedoeld zijn als ontsluitingsweg.

De te verwachten milieuhinder van nieuwe functies wordt indicatief getoetst via de Staat van Inrichtingen, waarbij de gemiddelde milieuhinder van het betreffende type wordt betrokken. Hiernaast kan toetsing ook plaatsvinden op basis van de werkelijke milieuhinder van een concreet bedrijf. Bezien kan dan worden of aanvullende eisen moeten worden gesteld en eventueel de afwijkingsregels kunnen worden toegepast op grond waarvan een functie voor wat betreft de milieuhindercategorie lager kan worden ingeschaald dan indicatief aangegeven. In de artikelen 16 en 17 is een regeling getroffen voor de afwijkingen c.q. aanvulling van de Staat van Inrichtingen.

De reeds aanwezige functies die boven de gestelde maxima uitkomen, beperken vooralsnog de mogelijkheden om woningbouw te realiseren. Deze functies krijgen een maatwerkbestemming; zij worden toegestaan, maar de toegestane overschrijdingen gelden niet voor de opvolgende functies. Als een dergelijke functie verdwijnt worden slechts functies toegestaan die geen belemmering opleveren voor de transformatie naar een werk-woongebied. De bestaande bedrijven, die een maatwerkbestemming krijgen zijn het volgende:

    • 1. jachthaven Anckerplaats op het adres MS Van Riemsdijkweg 5, SBI-code 932.G, milieuhindercategorie 3.1, maar hoofdzakelijk niet inpandige activiteiten;
    • 2. jachtbouwbedrijf Rhebergen op het adres MS Van Riemsdijkweg 7, SBI-codes 301,3315.3, 222.1,222.2, 222.3, 251,331, 932 milieuhindercategorie 4.2;
    • 3. autoschadebedrijf en spuiterij Le Mans op het adres TT Vasumweg 10, SBI-code 5020.4, milieuhindercategorie 3.1, waarbij het aspect geur bepalend is.