Plan: | Bestemmingsplan Stationsgebied CAN |
---|---|
Plannummer: | N0904BPSTD |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.N0904BPSTD-OH01 |
Aanleiding tot m.e.r.-plicht en soort MER
Bij de ontwikkeling van Centrum Amsterdam Noord is sprake van de volgende activiteiten die leiden tot een m.e.r. plicht:
ver/nieuwbouw van een winkelcentrum;
aanleg van parkeerterreinen;
realisatie van meer dan 200.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak voor kantoren en detailhandel;
de ontwikkeling van een vrijetijdsvoorziening met een publieksaantrekkende werking van meer dan 500.000 bezoekers per jaar;
de ontwikkeling van een mega-bioscoop met een publieksaantrekkende werking van meer dan 500.000 bezoekers per jaar;
bovengenoemde activiteiten vormen als geheel een "stadsproject", zoals bepaald in het Besluit m.e.r.
Voor woningen is een MER verplicht als er in de bebouwde kom meer dan 4.000 woningen worden gerealiseerd. Voor het CAN-gebied zijn 3.400 woningen beoogd. Dit aantal is dus niet m.e.r.-plichtig. Echter, het dagelijks bestuur van Stadsdeel Noord heeft begin 2003 besloten om alle beoogde ontwikkelingen die binnen het herstructureringsprogramma van het CAN vallen in dit MER te betrekken en dus niet alleen de m.e.r.-plichtige activiteiten. Daarmee worden ook de beoogde maatschappelijke voorzieningen (de scholen) bij het MER betrokken. Alle beoogde ontwikkelingen maken deel uit van het voornemen, omdat zij ruimtelijk en soms ook functioneel met elkaar samenhangen.
Het MER is vastgelegd in de rapportage "SMB/Milieueffectrapport Centrum Amsterdam Noord". Het MER is in relatie tot het voorliggende bestemmingsplan een besluit-m.e.r., omdat op basis van het voorliggende plan direct vergunningen kunnen worden verleend.
Doorlopen procedure
De m.e.r.-procedure voor Centrum Amsterdam Noord is op 17 september 2003 van start gegaan met de publicatie van de startnotitie. Op basis van deze startnotitie, inspraakreacties en adviezen zijn door het bevoegd gezag richtlijnen voor de inhoud van het milieueffectrapport vastgesteld op 16 februari 2004. Het MER is op 17 mei 2005 door het bevoegd gezag "aanvaard". In de periode van 25 mei 2005 tot en met 22 juni 2005 is het rapport ter inzage gelegd. De Commissie voor de m.e.r. heeft op 21 juli 2005 het vereiste toetsingsadvies uitgebracht. Daarmee is de m.e.r.-procedure afgerond.
De Commissie voor de m.e.r. vat in bijlage 3 van het toetsingsadvies hetzelfde toetsingsadvies als volgt samen: het MER bevat alle essentiële informatie. Ten aanzien van de informatie over de toekomstige luchtkwaliteit zal op eigen initiatief een herberekening plaatsvinden die door de Commissie zal worden getoetst.
Aandachtspunten
In het MER zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkelingen vergeleken met de effecten van de autonome ontwikkeling (de situatie in het gebied, zonder uitvoering van de voorgenomen ontwikkelingen). Hieronder worden de uit het MER voortvloeiende aandachtspunten en de genomen, dan wel beoogde maatregelen opgesomd:
1. Verkeersafwikkeling
Op de volgende locaties kunnen zonder specifieke maatregelen door de voorgenomen ontwikkeling knelpunten ontstaan:
- A10, de wegvakken
- 8 (Nieuwe Leeuwarderweg),
- 13 (IJdoornlaan), 9 (Nieuwe Leeuwarderweg), en
- 30 (Nieuwe Purmerweg).
Aangezien de meeste wegvakken nog niet hun maximale capaciteit hebben bereikt, zal de inrichting van de kruispunten maatgevend zijn voor de uiteindelijke doorstroming en afwikkeling, zie de onderstaande figuur (i/c is de verhouding tussen de wegintensiteit en de wegcapaciteit; hoe groter de i/c is, des te groter de kans op congestie is).
De Commissie voor de m.e.r. geeft in haar toetsingsadvies aan dat maatregelen ten bate van de doorstroming in dit voorliggende plan opgenomen moeten worden. Ook geeft de Commissie aan, dat de ordening en regulering van het parkeren in het voorliggende plan nader vormgegeven moet worden.
Naar aanleiding van het bovenstaande is in juni 2006 een (vervolg)onderzoek naar de verkeersafwikkeling uitgevoerd (Rapportage CAN, Verkeerscijfers Centrumgebied Amsterdam Noord, DIVV, 2006). In dat onderzoek wordt uitgegaan van het gereedkomen van de ontwikkeling van Centrum Amsterdam Noord in 2020. Voor dit bestemmingsplan betekent dit dat het plangebied in samenhang met de hele ontwikkeling van Centrum Amsterdam Noord is bekeken. In het onderzoek is uitgegaan van een zogenaamd "dynamisch verkeersmodel", waarmee knelpunten in de verkeersafwikkeling worden gesignaleerd. Uit dat rapport blijkt dat met een beperkt aantal aanpassingen de voorgestelde infrastructuur voldoet bij de ruimtelijke ontwikkelingen zoals deze nu zijn voorzien. Deze aanpassingen betreffen een optimalisering van de VRI's (verkeersregelinstallaties).
In overleg met betrokkenen zijn afspraken gemaakt over het aantal te realiseren parkeerplaatsen en het parkeerregime dat wordt ingevoerd (zie ook paragraaf 7.6).
Aanvullend aan het MER is in 2011 een verkeersonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 7.5.1). De conclusies uit dat onderzoek zijn te vinden in paragraaf 7.5.4.
2. Ecologie
Het verminderde oppervlak foerageergebied voor vleermuizen kan voor een deel worden gemitigeerd door de kwaliteit van het overblijvende foerageergebied te verhogen. Dit kan door aanleg van natuurvriendelijke oevers (zie hierna), wat leidt tot het vóórkomen van meer insecten. In het bijzonder de nieuw aan te leggen singel kan bij een voldoende groene invulling mogelijkerwijs functioneren als onderdeel van het foerageergebied.
Daarnaast kunnen voor vleermuizen technische maatregelen worden genomen. Bijvoorbeeld kunnen in de nieuwe gebouwen door eenvoudige maatregelen verblijven voor Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger gecreëerd worden. In de parkzone kunnen vleermuiskasten worden opgehangen. Deze kasten worden door vleermuizen in de herfst tijdens de parings- en baltstijd gebruikt.
Het negatieve effect op de ecologische verbindingszone kan worden gemitigeerd door de passeerbaarheid van de IJdoornlaan en de A10 te verhogen.
De ecologische kwaliteit van de oevers is beperkt, omdat de nieuwe oevers in een rechte lijn worden aangelegd. De ecologische kwaliteit kan worden verbeterd door de oeverlengte te verlengen (door een "golfvormig" verloop) en de oevers natuurvriendelijk in te richten en te beheren.
Er kunnen eenvoudige maatregelen worden genomen om de kwaliteit voor algemene stadssoorten te vergroten. Te denken valt aan dakpannen voor gierzwaluwen, nestkasten, compost- of takkenhopen voor egels en natuurvriendelijk beheer van bermen.
De hierboven genoemde maatregelen zijn uitvoeringstechnisch van aard en zijn aan te merken als aanbevolen maatregelen. Bovendien zijn deze opmerkingen meer van toepassing op de westelijk geplande woongebieden (buiten het plangebied) en de singel. Zowel in Elzenhagen Noord (buiten het plangebied) als de verdere uitwerking van de singel zijn en worden bovengenoemde maatregelen meegenomen. Verder kunnen in de overeenkomsten met de uitvoerende partijen (de bouwenveloppen) bovengenoemde maatregelen als voorwaarde worden geformuleerd.
3. Water
Om de waterkwaliteit verder te verbeteren zullen de mogelijkheden onderzocht kunnen worden voor het aanleggen van helofytenfilters.
De hierboven genoemde maatregel is uitvoeringstechnisch van aard en is aan te merken als aanbevolen maatregel. In de zomer van 2011 is langs de A10 een helofytenveld aangelegd en geopend. Dit helofytenveld maakt onderdeel uit van het watersysteem in Centrum Amsterdam Noord.
4. Geluid
Een mitigerende maatregel is het plaatsen van een geluidsscherm langs de Nieuwe Leeuwarderweg tussen de Van Heekweg en IJdoornlaan, dan wel afschermende bebouwing langs de A10 te situeren of hier het geluidsscherm door te trekken; de afschermende bebouwing dient dan langs het zuidelijke deel van de Nieuwe Leeuwarderweg te komen.
Ten behoeve van de bouw van Elzenhagen-Noord zijn er langs de A10 en de Nieuwe Leeuwarderweg (tot aan het Van Heekwegviaduct) geluidsschermen gerealiseerd. Ook aan beide zijden van het stationsviaduct zijn schermen gerealiseerd. Aanvullend aan het MER is voor het Stationsgebied een geluidsonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 8.3 ). De conclusies uit dat onderzoek zijn te vinden in paragraaf 8.5 . Deze maken inzichtelijk of vanwege de bebouwing en nieuwe functies extra schermen noodzakelijk zijn.
5. Luchtkwaliteit
In aanvulling op de mitigerende maatregelen op stedelijk niveau kan gedacht worden aan het minder intensief en/of minder dicht op de weg bouwen langs de A-10, de Nieuwe Leeuwarderweg en de IJdoornlaan.
Vanuit het oogpunt van de luchtkwaliteit is het eveneens van belang om aandacht te besteden aan de inrichting van kruispunten die van belang zijn voor de doorstroming en afwikkeling van het verkeer.
Aan het eerstgenoemde punt kan met het voorliggende plan nauwelijks tegemoet gekomen worden, omdat dit plan juist een concentratie van functies langs de Nieuwe Leeuwarderweg beoogt. Deze concentratie van bebouwing is echter niet voorgenomen op grond van de aanwezigheid van de Nieuwe Leeuwarderweg, maar op grond van het station van de Noord/Zuidlijn en het regionale busstation. Deze wijze van stedenbouwkundig ontwerpen beoogt dus, dat nieuwe voorzieningen niet meer autoverkeer aantrekken, maar juist gekoppeld worden aan OV-netwerken. Dit ontwerp is daarom in relatie tot de luchtkwaliteit de meest gunstige. Al in de eerste fase van planvorming van het stationsgebied is gekeken hoe het bouwvolume en de locaties van de functies stedenbouwkundig zo optimaal mogelijk kunnen worden ingepast en ingedeeld, om rekening te houden met luchtkwaliteit en geluid.
Met betrekking tot het tweede punt wordt verwezen naar hoofdpunt 1 (verkeersafwikkeling) van deze opsomming. Daar staat reeds vermeld dat de VRI's bij de kruispunten geoptimaliseerd gaan worden, om de doorstroming van het verkeer te bevorderen.
6. Externe veiligheid
Een maatregel buiten het plangebied is het opheffen van de LPG-verkooppunten aan de Meeuwenlaan en Hamerstraat of bevoorrading van deze stations via een andere route met minder intensieve bebouwing dicht op de weg.
De LPG-verkooppunten aan de Nieuwe Leeuwarderweg zijn planologisch "wegbestemd" en zijn inmiddels gesloten. Dit heeft een positief effect op de externe veiligheid in het plangebied. In de onderzoeken is uitgegaan van een voortzetting van de LPG-verkooppunten aan de Meeuwenlaan en de Hamerstraat, alhoewel deze laatstgenoemde punten mogelijk worden gesaneerd met betrekking tot de verkoop van LPG.
Aanvullend aan het MER is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd (zie paragraaf 10.3). De conclusies uit dat onderzoek zijn te vinden in paragraaf 10.5.
7. Verkeersveiligheid
In de verdere planuitwerking kan aandacht worden besteed aan de inrichting van de voetgangersoversteekplaatsen, snelheidsremmende maatregelen en voorzieningen voor minder validen.
De hierboven genoemde maatregel is uitvoeringstechnisch van aard en is aan te merken als aanbevolen maatregel. Deze zal ten tijde van de uitvoeringsfase nader worden vormgegeven. In de overeenkomsten met de uitvoerende partijen (de bouwenveloppen) kan de bovengenoemde maatregel als voorwaarde worden geformuleerd.
In het MER zijn in paragraaf 10.3 tenslotte de effecten van de bouwwerkzaamheden opgesomd, met daarbij de mitigerende maatregelen om verkeers- en geluidhinder zoveel mogelijk te beperken en om aan de gedragsregels van de Flora- & Faunawet te voldoen. Al deze maatregelen gelden als aanbevolen maatregelen.