direct naar inhoud van Artikel 21 Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied
Plan: Groene Staart 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1101BPSTD-OH01

Artikel 21 Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van het weidevogelleefgebied, met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

21.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het weidevogelleefgebied en de aldaar genoemde medebestemming.

21.3 Nadere eisen

Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het weidevogelleefgebied.

21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Verbod

Als verboden gebruik als bedoeld in 26.1 van deze regels wordt in ieder geval aangemerkt een dusdanig gebruik van de in 21.1 genoemde gronden dat leidt tot een significante verstoring van aanwezige weidevogels.

21.5 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het Dagelijks Bestuur (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    • 2. het vellen van bomen of opruimen van houtwallen;
    • 3. het bebossen en beplanten van gronden;
    • 4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    • 5. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • 7. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    • 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van het leefgebied van weidevogels.
  • d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor het leefgebied van de weidevogels heeft plaatsgevonden.
  • e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van het leefgebied van weidevogels de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bescherming van het leefgebied van de weidevogels zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
    • 2. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van het leefgebied van weidevogels leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van flora en fauna, die voldoet aan door het Dagelijks Bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.