Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Ouderkerkerdijk 225
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0363.M1003BPSTD-OH01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
In september 2006 heeft de Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland besloten één structuurvisie op te stellen voor de gehele provincie. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is de provincie verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen.
Op 16 februari 2010 is door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland de structuurvisie Noord-Holland 2040: kwaliteit door veelzijdigheid vastgesteld en op 21 juni is deze door de Provinciale Staten aangenomen. De provincie legt in de structuurvisie vast op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. Hierbij zet de provincie vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen.
 
In de structuurvisie stelt de provincie een toekomstbeeld vast, te weten: een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie. Dit is te bereiken door in te zetten op de drie hoofdbelangen klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.
De drie hoofdbelangen vormen gezamelijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit twaalf onderliggende provinciale ruimtelijke belangen.
 
Onderstaande afbeeldingen toont een uitsnede van de totaalkaart van de provinciale structuurvisie. Uit raadpleging van de kaart volgt dat onderhavig plangebied is aangewezen als een Metropolitaan landschap.
 
Uitsnede totaalkaart structuurvisie Noord-Holland 2040
 
Het aanwijzen van deze gebieden is gewenst vanwege de extra ambitie voor de ontwikkeling van recreatiemogelijkheden en het gebruik van het landschap voor stedelijke functies. Het behoud, de versterking en de ontwikkeling van de groenblauwe structuur is van belang voor de totstandkoming, kwaliteit en uitstraling van het metropolitane landschap.
Binnen de metropolitane landschappen vallen vier Rijksbufferzones, de gebieden van het programma Recreatie om de Stad en de grote bestaande recreatiegebieden. De ontwikkeling van een metropolitaan landschap dient te worden afgestemd met de ontwikkeling van de nabijgelegen metropool, waarbij gedifferentieerde ontwikkelingen mogelijk  zijn. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de metropolitane landschappen is de identiteit van de diverse landschappen. De landbouw is hierbij een belangrijke 'drager' van het landschap.
Onderhavig plan voorziet in een stadslandgoed in het buitengebied van de gemeente Amsterdam. De beoogde activiteiten die hoofdzakelijk gericht zijn op de functie van de omgeving, te weten landbouw, sluiten aan bij het uitgangspunt ten aanzien van de metropolitane gebieden vanuit de structuurvisie. Het plan draagt bij aan een gedifferentieerd landschap en de recreatieve functie van het metropolitaan gebied.
 
Conclusie
Onderhavig plan is in overeenstemming met de uitgangspunten van de structuurvisie Noord-Holland 2040. De beoogde activiteiten dragen bij aan de ontwikkeling  van een Metropolitaan gebied, waarbij de ontwikkeling is afgestemd op de naastgelegen metropool.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Op 21 juni 2010 hebben de Provinciale Staten de Provinciale ruimtelijke verordening  vastgesteld. Het uitgangspunt van de verordening is om de provinciale belangen uit zowel het Ontwikkelingsbeeld (streekplan) Noord-Holland Noord als het streekplan Noord-Holland Zuid zoveel als mogelijk eenduidig te regelen.
 
De verordening richt zich op de inhoud van bestemmingsplannen en daarmee op gemeenteraden die het bestemmingsplan vaststellen. De regels van de verordening richten zich niet alleen op de inhoud van de bestemmingsplannen in strikt juridische zin, maar gaat tevens om het stellen van eisen aan de toelichting van het bestemmingsplan. Indien een bestemmingsplan niet past binnen de regels van de verordening is een termijn van een jaar gesteld om het bestemmingsplan aan te passen aan de verordening.
 
Onderhavig plan voorziet in de herontwikkeling van een agrarisch perceel in het buitengebied van de gemeente Amsterdam. De bestaande monumentale bebouwing wordt gerestaureerd. Niet monumentale schuren worden gesaneerd. Hiervoor komt een bouwmogelijkheid terug om verblijfs- en werkruimten te creeren voor de dagbesteding.
 
Artikel 17 van de Verordening ziet op deze ontwikkeling. Verbreding of functiewijziging van agrarische bouwpercelen is mogelijk mits::
  1. de nieuwe functie(s) de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet wordt beperkt;
  2. de mogelijkheid van buitenopslag in relatie tot niet-agrarisch gebruik wordt geregeld in het bestemmingsplan.
  3. de nieuwe functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en dat er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie;
  4. eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen bouwperceel worden gerealiseerd.
Conclusie
Met de beoogde ontwikkeling wordt voldaan aan de bovenstaande randvoorwaarden. Het plan is daarmee in overeenstemming met de Provinciale verordening.
 
3.2.3 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013
Het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) stelt de milieudoelen van de provincie vast. Het PMP geeft aan hoe deze doelen te realiseren en binnen welke termijn. Het biedt een kader voor het beleid van gemeenten en waterschappen en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Voor de provincie zelf biedt het de basis voor vergunningverlening en handhaving.
Het doel van het nieuwe Milieubeleidsplan is het bereiken van de Europese en nationale milieunormen eind 2013. Daarbij wordt vooral ingezet op het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zonder afwenteling van milieubelasting. Het uitgangspunt is het leven in een gezonde, schone en veilige omgeving.
In het PMP zijn twee overkoepelende doelen opgenomen:
  • het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant;
  • het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.
Om deze doelen te bereiken worden in acht thema's activiteiten uitgevoerd:
  1. Afval;
  2. Bodem;
  3. Externe Veiligheid;
  4. Geluid;
  5. Geur;
  6. Licht en donkerte;
  7. Lucht;
  8. Klimaat en energie.
De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma’s op (2010-2011 en 2012-2013) waarin de uitvoering van dit het nieuwe Milieubeleidsplan meer in detail wordt vastgelegd.
 
Conclusie
Gelet op de geringe omvang van het project en de geringe wijzigingen in activiteiten kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de doelstellingen uit het Milieubeleidsplan. Het plan draagt bij aan het in stand houden van de basiskwaliteit en zal niet zorgen voor een aantasting van aanwezige natuurwaarden.
3.2.4 Ecologische Hoofdstructuur
Centraal in het provinciale beleid voor natuur en landschap staat het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een landelijk samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden. Hij omvat die delen van de provincie waar de meeste waarden aanwezig zijn en waar behoud en ontwikkeling daarvan de meeste kansen hebben. In Noord-Holland zijn de volgende elementen in de EHS opgenomen:
  • bestaande natuurgebieden, inclusief bossen, landgoederen en gebieden met mede een recreatiefunctie.
  • gebieden die in de Gebiedsplannen Programma Beheer zijn begrensd als (toekomstige) natuurgebieden.
  • gebieden die in de gebiedsplannen Programma Beheer concreet (1:1) zijn begrensd als beheergebieden.
Het is van belang dat de samenhang van de EHS niet door verstedelijking (en andere bebouwing) en infrastructuur wordt verbroken. Verder wordt er vanuit gegaan dat in de EHS alleen nieuwe vormen van ruimte- en bodemgebruik een plaats kunnen vinden, die de functie van de EHS ondersteunen en zo mogelijk versterken. Een beoordeling daarvan is uiteraard afhankelijk van de aard van het gebruik en de plaats binnen de EHS. De gehele EHS is daartoe planologisch beschermd door middel van het ‘nee, tenzij’ regime uit de Nota Ruimte. Dit houdt in dat ingrepen die de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS aantasten niet zijn toegestaan, tenzij er redenen zijn van groot openbaar belang en er geen alternatieven zijn.
 
Ecologische verbindingszones (evz’s) zijn verbindingen tussen natuurgebieden, die bestaan uit een natuurstrook met stapstenen (rust- en fourageergebieden), waardoor diersoorten van het ene naar het andere gebied kunnen migreren. Ecologische verbindingszones zijn (oevers van) wateren of agrarische gebieden die op termijn zullen worden ingericht als verbindingszone. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de begrensde natuurgebieden; bestemmingsplannen kunnen daarop vooruitlopen door het gebied te bestemmen als "Agrarisch gebied" met een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is alleen aan de orde wanneer met zekerheid is te verwachten dat de desbetreffende gronden op wat langere termijn (maar binnen de planperiode) zullen worden aangekocht. Met name dient te worden voorkomen dat deze zones door ruimtelijke ontwikkelingen ongeschikt worden voor toekomstige functies. Daarbij valt te denken aan de ontwikkeling van bebouwing, infrastructuur of zeer intensieve landbouw. Daarom is het nee, tenzij regime dat voor de EHS geldt, ook van toepassing op de evz’s.
 
Als een ingreep in de EHS of een evz toch doorgaat, dienen mitigerende maatregelen te worden genomen om de effecten te minimaliseren. Op de resterende –onvermijdelijke- effecten, is de provinciale Beleidsregel compensatie van toepassing. In de ‘ handreiking ruimtelijke bescherming en compensatie natuur en recreatie’ staan o.a. handvatten voor het maken van de ‘nee, tenzij’ afweging.
 
De EHS en de evz’s staat aangegeven op de ‘globale kaart ruimtelijke bescherming en compensatie natuur en recreatie’ die bij de partiële herziening in beide streekplannen is opgenomen.
 
Uitsnede EHS
 
Volgens de kaart van de EHS is een groot deel van het plangebied gelegen binnen een Weidevogelgebied. In de uitsnede is tevens te zien dat een deel van de omliggende gronden onderdeel uitmaakt van de de zone 'EHS-land' en een 'Weidevogelgebied'. In de nabije omgeving zijn echter geen evz's te vinden.
 
Conclusie
De locatie Klarenbeek is niet binnen de EHS gelegen, maar maakt echter wel onderdeel uit van een weidevogelgebied. Het betreft hier agrarisch gebied met bijzondere natuurwaarden en kleine natuurreservaten, landgoederen en recreatiegebieden. De gewenste ontwikkeling, kan aangemerkt worden als een stadlandgoed en kan worden aangeduid als een vorm van verbrede landbouw. Dergelijke functies passen in het gebied en doen in die zin geen afbreuk aan de ecologische waarden. Daarbij is middels een selectieve ontsluiting en een selectief begrazings- en maaibeheer voldoende rekening gehouden met de ligging in een weidevogelgebied. In de eindsituatie wordt er bebouwing gesaneerd en nieuw gebouwd. Vooruitlopend hierop vindt nader ecologisch onderzoek plaats.
3.2.5 Ontwikkelingsstrategie voor de Amstelscheg: Amstel tussen stad en land
De Provincie heeft in samenwerking met het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, de gemeenten Diemen, Ouderamstel, Amstelveen en Amsterdam en de (voormalige) stadsdelen Oost-Watergraafsmeer, Zuideramstel, Oud-Zuid en Zuidoost een ontwikkelingsstrategie voor de Amstelscheg opgesteld (d.d. februari 2010).
 
De wens is om de toenemende verrommeling van het plangebied tot staan te brengen en te zorgen voor een opwaardering van het hele gebied tot een metropolitaan landschap. De inhoudelijke opgave voor de Amstelscheg laat zich daarom kenschetsen door de volgende doelstellingen:
  • het veenweide landschap beschermen en verfraaien, met strenge bescherming van zichtlijnen;
  • een robuuste rood/groen/blauwe structuur creëren, met meer samenhang tussen gebieden;
  • meer ruimte bieden voor recreatie en zorgfaciliteiten;
  • bijzondere cultuurhistorische waarden behouden;
  • agrarische functies behouden en versterken;
  • klimaatbestendig maken van het watersysteem;
  • voorkomen van grootschalige industriële (agrarische) ontwikkelingen;
  • biodiversiteit ontwikkelen en stimuleren, met name gericht op weidevogels;
  • creëren van groenere, openbare en beter bereikbare oevers langs de Amstel;
  • nieuwe woningbouwlocaties weren;
  • autoverkeer langs de oevers beperken en nieuwe recreatieve routes aanleggen voor langzaam verkeer;
  • de diversiteit binnen de Amstelscheg verder aanmoedigen in de uitvoeringsplannen voor de deelgebieden.
Deze ontwikkelingen zullen het vestigingsklimaat en de leefkwaliteit rond de Amstelscheg aanzienlijk verbeteren. Er wordt daarmee nauw ingespeeld op trends in de behoeften van stedelingen. Lokale boeren zijn daarin essentiële partners. Agrarische ondernemingen moeten dus de kans krijgen voor schaalvergroting en verbreding tot nieuwe vormen van stads- of zorglandbouw. Voor industriële landbouw (intensieve vormen van veeteelt en akkerbouw met grote gebouwen en installaties) is pertinent geen plaats.
 
In de Ontwikkelingsstrategie is onderscheid gemaakt in een aantal deelgebieden. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is het deelgebied “Landschap van Rembrandt” relevant.
 
Landschap van Rembrandt
De beide oevers van de Amstel bieden hier een agrarisch cultuurlandschap in miniformaat. Het landschap is heel divers en door de meanders van de rivier verandert het perspectief voor de bezoeker voortdurend. Tegelijk laten de stadsranden zich hier nadrukkelijk zien met hoogbouw en de Arena in het zicht.
 
Het middeleeuws veenlandschap - in zekere zin het 'landschap van Rembrandt' - is een rijp en gedifferentieerd landschap dat in essentie behouden moet blijven. Maar een voorwaarde voor die instandhouding is ook een vitale boerenstand. Door verbreding van de landbouw blijft er perspectief voor vitale agrarische ondernemingen. Ook het karakter van de melkveehouderijen moet in stand blijven want koeien in de wei horen bij dit landschap en de beleving ervan. Boerderijen kunnen soms ook een bredere functie krijgen; de ideeën voor Stadslandgoed Klarenbeek zijn daarvan een voorbeeld. Er zijn plannen om dit rijksmonument als zorgboerderij in te richten met ondermeer een kleinschalige zorgkwekerij, diverse vormen van natuurrecreatie, een educatiecentrum, verkoop van boerderijproducten en horeca. Om dit project te realiseren zullen verschillende partijen samen moeten werken om zodoende zorg te bieden aan kwetsbare groepen. Zulke functieveranderingen zijnwelkom,maar het 'landschap van Rembrandt' is wel kwetsbaar voor verrommeling en daarom passen in dit gebied geen verdere uitplaatsingen vanuit de stad, zoals volkstuinen en sportvelden. Integendeel, voor reeds uitgeplaatste functieswordt verkend of zij alsnog een nieuwe plek buiten dit gebied kunnen vinden.
    
Aan de oostkant van het gebied ontbreekt een goede toegang vanuit Duivendrecht en Amsterdam Zuidoost. Het is daarom wenselijk om een directe fietsverbinding te maken tussen Diemen, via de kern van Duivendrecht, naar de Amstelscheg. Op deze wijze wordt de van oudsher aanwezige relatie van Duivendrecht met het buitengebied opnieuw gelegd. In de Duivendrechtse polder moeten voor stadsbewoners meer mogelijkheden komen voor recreatie en voor nieuwe zorgfuncties. Of dat ook moet leiden tot nieuwe bebouwing is de vraag, want de polder is al dichter bebouwd dan de naburige Ronde Hoep. Een goede beheerstrategie is dus noodzakelijk om het specifieke karakter van deze polder te behouden. Het is van oudsher een veenweidegebied zonder opgaande begroeiing. Tegen die achtergrond ligt een combinatie met kleinschalige recreatie voor de hand. De grondwaterstand biedt bovendien ecologische mogelijkheden, die nog meer variatie aanbrengen in het historisch cultuurlandschap.
  
Conclusie
Onderhavig plangebied is volgens de Ontwikkelingsstrategie voor de Amstelscheg gelegen in het deelgebied "Landschap van Rembrandt". Binnen dit deelgebied wordt het plan voor de locatie Klarenbeek expliciet genoemd. Het plan is derhalve in overeenstemming met de Ontwikkelingsstrategie.