direct naar inhoud van Regels
Plan: Tennispark Jaagpad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1602BPGST-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Tennispark Jaagpad met identificatienummer NL.IMRO.0363.K1602BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bebouwingspercentage

Een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat het gedeelte van een bestemming(svlak) of bouwvlak aangeeft dat mag of ten minste moet worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend.

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 automatenhal

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 belwinkel

een gelegenheid waar één van de voornaamste activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

het bevoegd gezag op grond van de Wet ruimtelijke ordening of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bijzondere bouwlaag

kelders, souterrains en kappen.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:

  • waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  • waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 geluidsgevoelige objecten

geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.21 kelder

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.22 maatschappelijke voorzieningen

aan sport gelieerde onderwijs-, sociale, culturele en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen.

1.23 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarbinnen maatvoeringsaanduidingen gelden.

1.24 nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding / riolering, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.

1.25 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.26 omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 ondersteunende horeca

Niet zelfstandige horeca zoals een kantine, die binnen een gebouw met een andere hoofdfunctie is gevestigd waarbij:

  • het betreffende gebouw in overwegende mate zijn hoofdfunctie behoudt;
  • de ondersteunende horeca een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
1.28 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.31 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, seksautomatenhal en sekswinkel.

1.32 smartshop

een smartshop is een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

1.33 souterrain

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2,0 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.34 verhardingspercentage

een in de in de regels aangegeven percentage, dat de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak aangeeft dat verhard mag worden. Conform de structuurvisie Amsterdam vallen kunstgras en verharding ten behoeve van sportuitoefening hier niet onder het verhardingspercentage.

1.35 verkeersareaal

gronden die als verkeersruimte worden gebruikt, bestaande uit rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.36 waterkering

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 bruto vloeroppervlakte

de oppervlakte van een bouwwerk van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen, met inbegrip van bijbehorende kleedruimten, medische ruimten, bergruimten, sportgerelateerde kantoor- en vergaderruimten en kantines;
  • b. ondersteunende horeca, met inachtneming van het bepaalde in 3.3.1;
  • c. verkeersareaal;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. kunstwerken;
  • g. werken van beeldende kunst;
  • h. terrassen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken en nutsvoorzieningen. Hierbij mag het maximum bebouwings- en verhardingspercentage van het bestemmingsvlak niet meer dan 20% bedragen.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor hoofdgebouwen geldt:
  • b. voor bijbehorende bouwwerken geldt:
    • 1. maximale bouwhoogte: 3,5 meter;
    • 2. maximum oppervlak: 108 m2;
  • c. voor nutsvoorzieningen geldt:
    • 1. maximale bouwhoogte: 3 meter;
    • 2. maximum oppervlak van een gebouw: 15 m2.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximale bouwhoogte hekwerken en vergelijkbare bouwwerken: 5 meter;
  • b. maximale bouwhoogte sportvoorzieningen: 5 meter;
  • c. maximale bouwhoogte lichtmasten: 15 meter;
  • d. maximale bouwhoogte seizoensgebonden overkapping: 10 meter;
  • e. situering seizoensgebonden overkapping: ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkapping', uitsluitend in de periode van 1 oktober tot en met 31 maart;
  • f. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

3.3.1 Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan op maximaal 20% van het bruto vloeroppervlakte zoals bedoeld in lid 3.2.2.

3.3.2 Gronden buiten bouwvlak

Voor gronden buiten het bouwvlak geldt dat het gebruik ten dienste van het in 3.1 onder b genoemde gebruik niet is toegestaan.

Artikel 4 Waarde - Hoofdgroenstructuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Hoofdgroenstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de Hoofdgroenstructuur.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Het is niet toegestaan om op of in de in 4.1 genoemde gronden gebouwen op te richten, te verplaatsen of uit te breiden, tenzij hiervoor een advies van de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur is verkregen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat deze, conform de aan de overige in 4.1 genoemde gronden toegekende bestemmingen opgericht mogen worden, nadat hiervoor een advies van de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur is verkregen.

4.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten, verplaatsen of uitbreiden van een gebouw, nadat hiervoor een advies van de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur is verkregen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Op de in 4.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, bestaande uit het vergroten van het totaaloppervlak verharding en bebouwing.

4.4.2 Nadere eisen
  • a. Voordat een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wordt verleend, vraagt het bevoegd gezag de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur om advies;
  • b. De onder 4.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 4.1 genoemde bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan wijzigen:

  • a. door een of meerdere vlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Hoofdgroenstructuur' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits de betreffende gronden niet langer zijn aangewezen als Hoofdgroenstructuur en de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur hierover heeft geadviseerd;
  • b. door aan een of meerdere bestemmingsvlakken geheel of gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Hoofdgroenstructuur' toe te kennen indien de betreffende gronden worden aangewezen als Hoofdgroenstructuur.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van een waterkering.

5.2 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen:

  • a. door een of meerdere vlakken met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits de betreffende gronden niet langer zijn aangewezen als waterkering en de betreffende waterbeheerder hierover heeft geadviseerd;
  • b. door aan een of meerdere bestemmingsvlakken geheel of gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toe te kennen indien de betreffende gronden worden aangewezen als waterkering en de waterbeheerder hierover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Toegestane overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen te overschrijden:

  • a. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • b. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

8.2 Verbodsregels

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 8.1 wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en bebouwing:

  • a. ten dienste van bedrijven die worden begrepen onder bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden;
  • d. als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop;
  • e. ten behoeve van seksinrichtingen, prostitutiebedrijven, belwinkels, smartshops en automatenhallen.
8.3 Doelmatigheidsbepaling

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in lid 8.1 wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Geluidszone industrie
9.1.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone industrie' zijn, behalve voor de bestemmingen waarin deze gebiedsaanduiding is gelegen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten en het beschermen en instandhouden van de geluidsruimte van de bedrijven op het industrieterrein.

9.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen die in deze gebiedsaanduiding zijn gelegen mogen, met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaand geluidsgevoelig object, geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd.

9.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening in afwijking van het bepaalde in 9.1.2 een omgevingsvergunning verlenen ten aanzien van het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de andere bestemmingen mits:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige objecten hoger is dan de maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde, maar het betreffende deel van de gevel wordt uitgevoerd als een dove gevel wordt gerealiseerd, onder de voorwaarde dat het object ten minste aan één zijde geluidsluw is.
9.1.4 Gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen waarin deze gebiedsaanduiding is gelegen mag geen omzetting naar een nieuw geluidsgevoelig object plaatsvinden.

9.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening in afwijking van het bepaalde in 9.1.4 een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het omzetten van het gebruik naar een geluidsgevoelig object overeenkomstig de andere bestemmingen mits:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten hoger is dan de maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde, maar het betreffende deel van de gevel wordt uitgevoerd als een dove gevel wordt gerealiseerd, onder de voorwaarde dat het pand ten minste aan één zijde geluidsluw is.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het bevoegd gezag bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van:

  • a. het bouwen van de volgende bebouwing:
    • 1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 25 m², alsmede;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
  • b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • c. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten waarbij de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter worden vergroot;
  • d. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld in c, waarbij de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan:
    • 1. 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen en windmolens;
    • 2. 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aarde en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen, de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingplan Tennispark Jaagpad.